Scheidsrechters zijn racistische, nationalistische thuisfluiters (en toch beter in hun vak dan ooit)
Scheidsrechters krijgen altijd de schuld. Ze bevoordelen grote clubs of spelers en zijn vaak op de hand van het thuispubliek, hoor je vaak. De data laten zien dat die verwijten kloppen. Nieuw wetenschappelijk onderzoek maakt het zelfs nóg erger: ze bevoordelen ook systematisch hun landgenoten. En toch zijn ze beter in hun vak dan ooit.
Heb medelijden met de scheidsrechter, want hij is een tragisch figuur. Wat ze goed doen, blijft grotendeels onopgemerkt. Wat ze fout doen, wordt genadeloos blootgelegd.
De scheids die een fout maakt, krijgt scheldkanonnades te verwerken, collectieve beweringen over het beroep van zijn moeder, en soms – als de fout een wedstrijd beslist – een doodsbedreiging.
Bovendien wordt er in de voetbalpraatprogramma’s ellenlang over hun fouten doorgekletst. Nadat analytici vijf keer de herhaling hebben gezien, weten ze zeker dat ze die fout zelf nooit gemaakt hadden.
Maar helaas voor de scheidsrechters zijn ze dan nog niet van het gezeik af. Wetenschappers leggen hun prestaties namelijk ook nog eens onder de loep. Daaruit blijkt dat ze nog veel meer fouten maken – fouten waarvan de scheidsrechters zelf vermoedelijk geen idee hebben.
En dat is weer aardig materiaal voor vervelende media om over te schrijven.
De racisme-resistente pitch
In het artikel Referee Bias, dat dit najaar verschijnt in het Journal of Economic Surveys, zetten economen Thomas Dohmen en Jan Sauermann zo’n beetje al het onderzoek naar de fouten van scheidsrechters op een rij.
Scheidsrechters blijken bijvoorbeeld structureel racistisch.
Amerikaanse onderzoekers stelden dat witte basketbalscheidsrechters structureel meer overtredingen zien van zwarte basketballers en vice versa. En honkbalscheidsrechters (umpires) geven meer wijdballen (fouten) aan werpers van een ander ras. De data wezen zelfs uit dat werpers in het honkbal dit racisme intuïtief vermoeden en daarom in die gevallen vaker kiezen voor een ‘fastball,’ een worp die minder snel verkeerd te interpreteren is door de racistische umpire.
Ook blijken scheidsrechters stiekem fan van bepaalde spelers. Bekende honkballers krijgen structureel meer beslissingen in hun voordeel dan minder bekende spelers, blijkt uit recent onderzoek van Brian Mills van de Universiteit van Florida, Social Pressure at the Plate.
De sociale druk om aan de wens van het thuispubliek te voldoen is groter dan de druk om de juiste beslissing te nemen
Het wordt nog erger. Uit tientallen studies blijkt dat scheidsrechters behaagziek zijn. Daarkrijgen thuisploegen meer strafschoppen, overtredingen en dubieuze doelpunten mee, en minder gele kaarten, strafschoppen en dubieuze doelpunten tegen. En als ze achterstaan, kennen scheidsrechters veel meer blessuretijd toe. Onderzoek uit de Spaanse Primera Division toonde aan dat scheidsen in wedstrijden waarin de thuisploeg 1-0 achterstaat, gemiddeld 112 seconden blessuretijd meer bijtrekken dan wanneer de thuisploeg voorstaat.
De verklaring? Het thuispubliek.
De supporters van thuisploegen zijn vrijwel altijd in de ruime meerderheid en schreeuwen hard bij elke gelegenheid waarbij ze vermoeden dat hun favorieten onrecht wordt aangedaan (spelers doen daar overigens enthousiast aan mee). De sociale druk op de scheidsrechter om aan de wens van het thuispubliek te voldoen – een strafschop, een goal, extra blessuretijd – is groter dan de druk om de juiste beslissing te nemen.
De economen Garicano, Prendergast en Palacios-Huerta laten zien dat scheidsrechters de thuisploeg meer bevoordelen, naarmate het aantal toeschouwers groter is. Maar de samenstelling van het publiek speelt ook een rol: hoe meer supporters van de uitploeg meekomen, hoe minder de scheids een thuisfluiter blijkt.
Cruciaal is ook de fysieke afstand van het publiek tot het veld en de spelers. In sommige stadions ligt er nog een atletiekbaan rond het veld, wat de afstand van het publiek tot het veld vergroot. Uit onderzoek van Dohmen blijkt dat in stadions met zo’n atletiekbaan het thuisvoordeel kleiner is –de schreeuwende toeschouwers maken dan minder indruk op de scheids.
Bij wedstrijden in de Italiaanse competitie die zonder publiek werden gespeeld, als straf voor clubs na hooligangeweld, bleken scheidsrechters volgens Zweedse onderzoekers veel minder voordeel te geven aan thuisploegen. In een Brits experiment kregen scheidsrechters beelden te zien van overtredingen; de ene groep met geluid van het publiek, de andere groep zonder geluid. De scheidsrechters die geluid te horen kregen, gaven 15,5 procent minder overtredingen aan de thuisploeg.
De scheids ziet dus minder overtredingen van de thuisploeg, door de dreiging van boos geschreeuw. Vaak werkt het andersom, zegt Dohmen. Als het thuispubliek verontwaardigt schreeuwt - bij een vermeende overtreding van de uitploeg - gaat de scheidsrechter anders kijken. ‘Het is een signaal: hier is iets ergs gebeurd. Ook als er helemaal geen overtreding was. En scheidsrechters zijn daar gevoelig voor.’
Deze ‘bias’ van scheidsrechters voor de thuisploeg – onbewust, zo nemen wetenschappers aan – geldt inmiddels als de belangrijkste verklaring voor het fenomeen thuisvoordeel, het feit dat ploegen thuis beter presteren dan uit. Eerder werd gedacht dat thuisspelende ploegen voordeel hebben omdat de toeschouwers de spelers opzwepen. Maar vrijwel al het voordeel valt te verklaren vanuit de scheidsrechter, laten Tobias Moskowitz en Jon Wertheim zien in het boek Scorecasting.
Blinde, pleasende nationalisten
Scheidsrechters zijn, kortom blinde, racistische pleasers. En uit een binnenkort te verschijnen onderzoek , Own-Nationality Bias: Evidence from UEFA Champions League Football Referees, blijkt dat voetbalscheidsrechters ook nog eens nationalisten zijn. Iets wat al bekend was van rugbyscheidsrechters, van juryleden bij het schansspringen en ook bij het kunstrijden op de schaats.
De economiebroers Nolan en Bryson Pope keken naar alle scheidsrechterlijke beslissingen uit twaalf seizoenen Champions League-wedstrijden en zagen een duidelijk patroon: als een scheidsrechter een speler uit hetzelfde land tegenkomt, fluit hij gemiddeld zo’n tien procent vaker in diens voordeel.
Dat voordeel loopt op als de speler international is – een bekende speler dus – en als de wedstrijd laat in het toernooi is, een kwartfinale bijvoorbeeld. In totaal kan het voordeel 25 procent zijn. Vorig seizoen leidde de Portugees Pedro Proença bijvoorbeeld een wedstrijd tussen het Duitse Bayern München en het Spaanse Real Madrid, terwijl bij Real drie Portugezen in het veld stonden.
De verklaring van de gebroeders Pope is dat scheidsrechters zich sterker identificeren met spelers die international zijn. Die spelers vertegenwoordigen namelijk ook hun land. Nederlandse scheidsrechters zouden dus vaker in het voordeel van Arjen Robben fluiten, dan voor een onbekendere Nederlander zoals Hedwiges Maduro. En hoe belangrijker de wedstrijd, hoe gevoeliger ze daarvoor zijn.
Drie hoeraatjes voor het cameratoezicht
Bevoordelen scheidsrechters hun landgenoten in alle situaties? Nee, zeggen Pope en Pope. Scheidsrechters gaven bijvoorbeeld evenveel gele en rode kaarten aan landgenoten als andere spelers. En ook bij buitenspelsituaties kregen landgenoten geen voordeel.
De verklaring? Camera’s.
Daar waar de situatie op meer dan een manier uit te leggen is, kiest de scheidsrechter partij voor zijn landgenoot
Pope en Pope halen studies uit de Major League Baseball aan, waaruit blijkt dat scheidsrechters in wedstrijden zonder camera veel partijdiger zijn dan in wedstrijden met camera’s. Ze weten dat de camera onverbiddelijk is: de tv-kijkers pikken een partijdige scheidsrechter er zo uit.
Zo gaat het ook met voetbal. Buitenspelsituaties zijn (met behulp van een camera) simpel te interpreteren – iets is wel of geen buitenspel – en dubieuze gevallen worden altijd in herhaling op televisie getoond. Dat weten de scheidsrechters. Hetzelfde principe gaat volgens Pope en Pope op voor gele en rode kaarten: dat zijn zware beslissingen en een eventueel gegeven voordeel zou er te dik bovenop liggen.
Het nationalisme uitte zich meer in de kleine overtredingen; situaties die meer een kwestie van interpretatie zijn - schouderduwtjes, handsballen, of obstructies . Daar waar de situatie op meer dan één manier uit te leggen is, kiest de scheidsrechter partij voor zijn landgenoot.
Scheidsrechters maken heel weinig (en steeds minder) fouten
Dit alles betekent niet dat scheidsrechters niet goed zijn – integendeel zelfs. Nolan Pope vindt de scheidsrechters in de Champions League ongelooflijk goed. En Dohmen vindt dat scheidsrechters juist heel weinig fouten maken – ze hebben alleen de pech dat die fouten vaak breed worden uitgemeten.
Scheidsrechters maken heel weinig fouten – ze hebben alleen de pech dat die fouten vaak breed worden uitgemeten
Lullig is het dus wel een beetje, dat wetenschappers daar nog eens dieper op ingaan. Maar scheidsrechters hebben simpelweg de pech dat ze perfecte studieobjecten zijn voor economen, die dol zijn op irrationaliteit. Waarom nemen mensen – onbewust – structureel verkeerde beslissingen, die hen zelfs hun baan kunnen kosten? Scheidsrechters leveren hiervoor schone data aan. Managers (die moeten kiezen wie binnen een bedrijf promotie maakt en wie niet) en rechters kunnen volgens Dohmen lering trekken uit de fouten van scheidsrechters.
Uiteindelijk helpt het wetenschappelijk onderzoek ook de scheidsrechters zelf. De racistische beslissingen in het honkbal verdwenen bijvoorbeeld, nadat het onderzoek ernaar bekend was geworden. Sterker, over de hele linie neemt thuisvoordeel af, wat volgens Britse onderzoekers komt door de professionalisering van het scheidsrechtersvak – hoe beter betaald, hoe beter bestand tegen de sociale druk.
Blijft overeind dat scheidsrechters – ondanks hard trainen –een ongelijke strijd voeren. En één fout kan het verschil zijn tussen winst en verlies, titel of geen titel, WK of geen WK. Zoals ook blijkt uit de documentaire The Referee over de Zweedse scheidsrechter Martin Hansson. Hansson miste een handsbal, waardoor Frankrijk ten koste van Ierland naar het WK 2010 ging.
Niet alleen voor Ierland dramatisch, ook voor Hansson – hij wijdde zijn leven aan zijn vak, maar besefte dat hij voor altijd de man zou blijven die Ierland een WK onthield.
Moeten scheidsrechters daarom niet worden geholpen door een ‘videoref’ – een collega die moeilijk zichtbare situaties op beeld bekijkt en daarna uitsluitsel geeft? Scheidsrechter Bas Nijhuis ziet er de voordelen van in, nadat hij achteraf concludeerde dat hij bij AZ-PSV een belangrijke foute beslissing had genomen. De Nederlandse voetbalbond KNVB is ook voor, en zocht dit weekend bij de internationale spelregelcommissie IFAB toestemming voor een experiment met videoscheidsrechters. Maar zonder succes .
Voor Dohmen en voor de broers Pope hoeft het trouwens ook niet. Doellijntechnologie, waarmee je kunt zien of de bal over de doellijn is, dat vinden ze een goed idee. Maar andere situaties zijn nu eenmaal een kwestie van interpretatie, die ook voor een videoscheidsrechter niet eenvoudig zijn. En om daarvoor de wedstrijd zo vaak te onderbreken?
En stel dat een speler al dan niet een overtreding maakt, en dertig seconden later scoort zijn ploeg: wanneer leg je dan het spel stil? En doe je dat ook als die ploeg een of twee minuten later scoort? Dohmen voorziet eindeloze discussies.
‘Erg storend en niet de moeite,’ zegt Dohmen, ‘omdat scheidsrechters zeer goed zijn geworden en maar heel, heel weinig grote fouten maken.’