Maak kennis met de grootste uitvinder aller tijden
Ze heeft de meeste patenten op haar naam. Bijna alle grote innovaties van de afgelopen eeuw komen bij haar vandaan. Alleen: ze krijgt nooit de erkenning die ze verdient. Tijd om daar iets aan te doen.
Ze is de grootste uitvinder in de geschiedenis van de mensheid. Ze heeft meer patenten op haar naam dan wie ook. Ze publiceert in de meest vooraanstaande tijdschriften en staat bovenaan alle academische ranglijstjes. Ze is een grotere nerd dan Bill Gates, Steve Jobs en Mark Zuckerberg bij elkaar. Sterker nog, ze heeft aan de basis gestaan van vrijwel alle doorbraaktechnologieën die de wereld op zijn kop hebben gezet in de afgelopen honderd jaar.
Het enige wat ze mist, is een beetje erkenning.
Haar naam?
De overheid.
De echte revolutionairen
Als het bovenstaande absurd klinkt, dan heeft dat alles te maken met het beeld van innovatie dat we bijna dagelijks krijgen toegediend via de televisie, trendwatchers en Alexander Klöppings van deze wereld. We leven in een tijd waarin de wereld sneller verandert dan ooit, zo luidt het cliché, en de aanjagers van die vooruitgang zijn de nerds, de hippies en de ‘crazy ones’ die maling hebben aan de regeltjes van Vadertje Staat.
‘Innovatie is het onderscheid tussen leiders en volgers,’ merkte wijlen Steve Jobs eens op. En als er één volger is, dan moet dat wel die logge overheid zijn. Waarom komen bijna alle innovatieve bedrijven anders uit de Verenigde Staten? Natuurlijk, als het om de hoogte van de uitkeringen gaat dan hebben we de zaken hier in Europa iets beter voor elkaar. Maar ondertussen mogen we de Amerikanen wel dankbaar zijn voor het internet, de iPhone en de mogelijkheid om onze virtuele akkers op onze Facebookboerderijen te bemesten.
De vrije markt verdeelt de welvaart misschien niet helemaal eerlijk, maar de private sector is duizendmaal dynamischer dan de overheid.
Respectabele media als The Economist en The Financial Times hameren er voortdurend op dat de staat alleen de juiste randvoorwaarden hoeft te creëren: goed onderwijs, degelijke infrastructuur en leuke belastingkortingen voor innovatieve bedrijven. Maar meer ook niet: het is een illusie dat ambtenaren kunnen voorzien wat ‘the next big thing’ zal zijn. Laat dat maar over aan de pizza-etende en Red Bull-drinkende revolutionairen in hun garages.
Het probleem met durfkapitalisten
Enter: Mariana Mazzucato.
Anderhalf jaar geleden publiceerde deze Italiaanse econoom een fascinerend boek waarin ze de vloer aanveegt met de ene na de andere mythe over innovatie. Titel: The Entrepreneurial State (De ondernemende staat).
Radicale innovatie, zo laat Mazzucato zien, komt bijna altijd bij de overheid vandaan. Neem de iPhone, hét symbool van technologische vooruitgang in onze tijd. Werkelijk ieder stukje technologie dat de iPhone een smartphone maakt in plaats van een stupidphone (internet, gps, touchscreen, batterij, harde schijf, stemherkenningssysteem) is ontwikkeld door onderzoekers die op de loonlijst stonden van de overheid.
Dus, waarom komen de meest innovatieve bedrijven uit de Verenigde Staten? Het antwoord is simpel: omdat de grootste durfkapitalist ter wereld daar ook is gevestigd - de Amerikaanse overheid. Bijna alle innovaties die het kapitalisme in de afgelopen honderd jaar hebben voortgestuwd, zijn te herleiden tot overheidsinvesteringen. Van de trein tot de ruimtevaart, van nanotechnologie tot biotechnologie – keer op keer komen de echte doorbraken bij de staat vandaan.
Veel politici denken dat de staat pas moet optreden als er sprake is van ‘marktfalen.’ Maar Mazzucato toont overtuigend aan dat de overheid heel nieuwe markten kan scheppen. Zo begon Silicon Valley als een regelrecht subsidieparadijs. De Amerikaanse overheid nam al in de jaren zestig en zeventig de risico’s die private investeerders niet durfden te nemen, simpelweg omdat het te lang duurde voordat de investeringen werden terugverdiend. ‘Het echte geheim van het succes van Silicon Valley, of van de biotech- en nanotechsector,’ merkt Mazzucato op, ‘is dat durfinvesteerders mee surfden op een grote golf van overheidsinvesteringen.’
Het grootste probleem met durfkapitalisten is dat ze niet genoeg durven
En alsof dat nog niet indrukwekkend genoeg is: de farmaceutische industrie is een nóg beter voorbeeld van hoe ondernemend de overheid werkelijk is. Al decennia komen de grootste medische doorbraken uit publieke laboratoria. Private labs produceren vooral medicijnen die eigenlijk al bestaan, maar die toch net iets anders zijn dan het origineel (waardoor er met minimale onderzoekskosten en een fikse dosis marketing weer veel geld kan worden verdiend). De farmaceutische industrie besteedt het meeste geld aan het terugkopen van de eigen aandelen (waardoor de aandelenprijs stijgt, wat weer goed is voor de portemonnees van de CEO’s).
Wezenlijke innovatie kost minstens tien tot vijftien jaar, schrijft Mazzucato, maar de spanningsboog van private durfkapitalisten is hoogstens een jaar of vijf. Zij gaan pas een rol spelen als de grootste risico’s al zijn genomen door de staat. In het geval van de biotechnologie, nanotechnologie en het internet gingen durfkapitalisten pas vijftien tot twintig jaar na de overheid meedoen. De chemicus en Nobelprijswinnaar Paul Berg vroeg het zich al in 1984 af: ‘Waar waren jullie [de durfkapitalisten, RB] in de jaren vijftig en zestig toen er geld nodig was voor het fundamentele onderzoek?’
Het grootste probleem met durfkapitalisten, zo wist Berg toen al, is dat ze niet genoeg durven.
De gekkies uit Veldhoven
In een houten noodgebouwtje op een afgelegen terrein bij Eindhoven zag op 1 april 1984 een kleine start-up het levenslicht. Het bedrijfje van enkele tientallen techneuten was een samenwerking tussen Philips en ASM International. Het moest ‘hightech lithografiesystemen’ gaan produceren. Lees: machines waarmee de minuscule lijntjes op een chip worden aangebracht.
Van het begin af aan leek het project gedoemd te mislukken. ‘Het voelde nog het meest als uitgesteld ontslag, toen 45 Philips-werknemers in 1984 te horen kregen dat zij de overstap zouden maken naar ASML,’ zou een redacteur van het Eindhovens Dagblad later schrijven. Het had weinig gescheeld of het bedrijf was in die eerste jaren ten onder gegaan. In 1986 werd de markt voor chipmachines door een zware crisis getroffen. In 1988 stapte ASM International uit het project omdat het allemaal te duur werd. En aan het begin van de jaren negentig stond ASML zelfs op de rand van een faillissement.
Een van de pioniers bij het toen nog jonge bedrijf, Martin van den Brink, zou later trots vertellen over die hectische tijd. Of om precies te zijn: over een vrijdag in februari 1991. De kas was op dat moment bijna leeg. Met een maand of twee zou er niet eens genoeg geld zijn om de salarissen van het personeel te betalen. En de maandag erop zou de laatste overgebleven klant, IBM, langskomen om de nieuwe chipmachine te inspecteren: de PAS5500. Op die vrijdag, zo herinnerde Van den Brink zich, ‘werkte er nog niets.’
De telefoon ging - IBM aan de lijn. Ze kwamen niet. De Golfoorlog was net uitgebroken en het bedrijf had een reisverbod uitgevaardigd voor de veiligheid van haar personeel.
In Veldhoven sloeg de paniek toe. ‘Als we die order niet krijgen, hebben we het momentum niet,’ zei Van den Brink tegen zijn baas. ‘En als je het momentum niet hebt, heb je de markt niet.’ Het voortbestaan van ASML stond op het spel. Van den Brink belde de echtgenotes van al zijn collega’s met de vraag of zij dat weekend, dag en nacht, mochten doorwerken. De machine werd afgemaakt, er werd een video opgenomen en die dinsdag vloog de top naar het hoofdkantoor van IBM in New York.
‘Die mensen waren half emotioneel,’ herinnerde Van den Brink zich later. ‘Je moet je voorstellen: de Amerikanen was verboden om te vliegen en die gekke Hollanders vliegen dan gewoon.’ De top van IBM had ‘tranen in de ogen’ en hoefde niet lang na te denken: de order voor de eerste acht PAS5500 apparaten werd getekend. Het was deze chipmachine, de beste van zijn tijd, die de basis legde voor het latere succes van ASML. ‘Alle lichten staan op groen,’ lezen we in het jaarverslag van 1991. ‘Nu moeten we leveren.’
En zo geschiedde. De omzet knalde de lucht in, van 198 miljoen gulden in 1992 naar 335 miljoen in het jaar erop, 917 miljoen in 1995 en 6,5 miljard in 2000. ASML was langs het randje van de afgrond gescheerd, maar die ene vrijdag in februari bleek het keerpunt te zijn geweest. Of zoals Martin van de Brink jaren later verklaarde, in authentiek steenkolenengels:
‘It was a moment when you have nearly lost everything, but you can still succeed.’
Een alternatieve geschiedenis van ASML
Veldhoven, 25 jaar later.
ASML heeft inmiddels meer dan 13.000 technici in dienst op zeventig locaties in zestien landen. Met een omzet van 5,9 miljard euro en een winst van 1,2 miljard is het een van de meest succesvolle Nederlandse bedrijven ooit. Het heeft meer dan 80 procent van de markt voor chipmachines in handen - van de wereldmarkt welteverstaan. Het bedrijf houdt bijna in zijn eentje de Wet van Moore in stand, die luidt dat iedere twee jaar de rekenkracht van chips verdubbelt. De iPhone, de zoekmachine van Google, die app waarmee je de virtuele akker van je Facebookboerderij kunt bemesten - het zou allemaal ondenkbaar zijn zonder de gekke Brabanders uit Veldhoven.
Eén vraag nog: wie stond er eigenlijk aan de basis van dit succes?
Het verhaal dat pioniers als Martin van den Brink vertellen, past helemaal in het standaardbeeld: een handjevol revolutionairen zette de wereld op zijn kop. En natuurlijk, zo is het ook gegaan. Aanvankelijk geloofde bijna niemand in ASML, maar dankzij het doorzettingsvermogen en technische vernuft van zijn medewerkers is het nu een van de mooiste bedrijven van Nederland. ‘Het was een kwestie van hard werken, zweten en pure vastberadenheid tegenover bijna onoverkomelijke barrières,’ zo lezen we in de bedrijfsgeschiedenis van ASML. ‘Het is een verhaal van individuen die samen grootsheid bereikten.’
Maar één woord komt niet voor in dit soort verhalen: overheid.
Daarvoor moeten we de krantenarchieven en jaarverslagen van begin jaren negentig induiken. En dan blijkt: ook ASML was een subsidieklant van het eerste uur. En niet zo’n beetje ook. De PAS5500 zou er nooit gekomen zijn zonder grootschalige steun van de Nederlandse Staat en de Europese Unie. Al in 1986 deed een crisis in de mondiale chipindustrie ASML bijna de das om. Maar terwijl enkele grote concurrenten omvielen, werd de Brabantse chipmachinemaker overeind gehouden door de overheid.
‘De concurrenten die de crisis hadden overleefd,’ zo lezen we in de bedrijfsgeschiedenis, ‘hadden niet genoeg geld voor de ontwikkeling van the next big thing.’ Dus terwijl de concurrentie op zijn gat lag, bouwde ASML zijn voorsprong uit. ‘Het belangrijkste was dat de investeerders hun zenuwen in bedwang hielden.’
Eén keer raden wie de moedigste investeerder was.
Maar liefst tweederde van alle uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling die ASML tussen 1988 en 1990 deed, kwam van Vadertje Staat.
Megaflops en megasuccessen
Als het verhaal van ASML ons één ding leert, dan is het dat de overheid en de markt elkaar nodig hebben. Mariana Mazzucato moet niets hebben van ouderwetse discussies over ‘de overheid versus de markt.’ Apple mag dan niet het internet, gps, het touchscreen, de batterij, de harde schijf en het stemherkenningssysteem hebben uitgevonden; de overheid maakt weer geen iPhone. Radicale innovaties moeten ook worden omgezet in een product.
Maar toch: als je de staat voortdurend wegzet als logge sukkel, dan kom je nooit ergens. Aanvankelijk is het niet de onzichtbare hand van de markt, maar de zichtbare hand van de staat die de weg wijst. De overheid is er niet alleen om het falen van de markt te voorkomen. Zonder de staat zou er in veel gevallen niet eens een markt zijn.
Juist de staat zou het motto van Steve Jobs in de oren moeten knopen: stay hungry, stay foolish
‘In Europa denken we nog steeds dat als er iemand op zijn bek valt (...) dat je dan voor het leven een stempel op je voorhoofd moet hebben,’ zei Neelie Kroes (toen nog eurocommissaris ‘Digitale Agenda’) een tijdje geleden in De Wereld Draait Door. ‘Maar in Amerika is het juist een pré.’ Daar wordt een faillissement als een opstapje naar succes beschouwd. We hebben die Amerikaanse ‘mindset’ ook hier nodig, zei Kroes. Naast haar zat Alexander Klöpping hevig te knikken.
Maar de belangrijkste conclusie trokken deze innovatie-experts niet: we moeten vooral minder bang zijn voor het falen van de staat.
Want als de overheid de grootste durfkapitalist is, dan is het onvermijdelijk dat zij de ene na de andere blunder begaat. De geschiedenis van innovatie is een geschiedenis van mislukkingen. Zo ging er in 1984 ook 250 miljoen gulden van de Nederlandse belastingbetaler naar het MEGACHIP-project van Philips, voor de productie van een geheugenchip van, jawel, 128 kilobyte. Het werd een fiasco. ‘Er is door Philips en het ministerie van Economische Zaken heel wat uit te leggen aan de Nederlandse belastingbetaler,’ sneerde NRC Handelsblad in 1990 in een hoofdredactioneel commentaar. Titel van het stuk: ‘Megaflop.’
De hoofdredactie kon niet weten dat uit de as van MEGACHIP een megasuccesvol bedrijf zou verrijzen: ASML uit Veldhoven. Zie hier de bron van ons verwrongen beeld van de overheid: als er iets mislukt - MEGACHIP, Concorde, Fyra - dan staan de kranten er vol mee, maar als een gesponsord bedrijf jaren later de wereld verovert, dan is de rol van de staat al lang de geschiedenis uit geschreven.
Stay hungry, stay foolish
De grootste uitdagingen van onze tijd, van klimaatverandering tot vergrijzing, vragen om een ondernemende staat die niet bang is om op zijn bek te gaan. De overheid moet niet wachten op de markt, maar zelf een richting kiezen. Niet door lukraak belastingkortingen te geven aan rijke bedrijven zoals ASML. En al helemaal niet door suffe start-ups te pamperen die je hoogstens helpen om je Facebookboerderij te onderhouden.
De overheid moet gericht de innovatie stimuleren waar private investeerders hun vingers niet aan durven te branden. Juist de staat zou het motto van Steve Jobs in de oren moeten knopen: stay hungry, stay foolish.
‘Die windmolens in Nederland die draaien niet op wind, die draaien op subsidie,’ sneerde premier Rutte een paar jaar geleden. Maar dat is ook precies de bedoeling.
Jaren geleden besloot een president dat er een man op de maan moest komen - met subsidie. In diezelfde tijd besloot een land dat er gigantische Deltawerken moesten worden gebouwd - met subsidie. Beide projecten leverden talloze doorbraken op (van de anti-aanbaklaag tot de stormvloedkering) waar miljarden mensen nog iedere dag van profiteren. Zo kunnen we ook nu beslissen dat we over een paar decennia het medicijn tegen kanker willen hebben, of een volledig duurzame energievoorziening.
Wat het ook zal zijn: the next big thing begint bij de staat. Met subsidie dus.
Een beetje meer erkenning
‘... en dan kom ik bij de belangrijkste implicatie van mijn verhaal.’
Mariana Mazzucato haalt even adem voor ze verdergaat.
‘Als de staat al deze immense risico’s neemt, wat is er dan met de winst gebeurd?’
Als de staat al deze immense risico’s neemt, wat is er dan met de winst gebeurd?
Het is een vraag die veel te weinig wordt gesteld. De meeste economen denken dat de overheid haar investeringen wel terugkrijgt in de vorm van belastingen. Maar een bedrijf als Apple betaalt nauwelijks belasting. Van de overzeese winst wordt vrijwel alles weggesluisd via belastingparadijzen zoals Nederland. En voor de Amerikaanse winst heeft Apple zich in Nevada gevestigd, zodat de staat Californië (die miljarden in Silicon Valley heeft geïnvesteerd) met lege handen achterblijft. De openbare scholen en wegen in de buurt van Facebook, Google en Apple verkeren dan ook in een belabberde toestand. Californië zelf is bijna failliet.
De crazy ones, rebels en misfits uit Veldhoven hoeven ondertussen niet eens moeite te doen om de belasting te ontwijken. De tarieven in Nederland zijn toch al extreem laag. Normaliter zou ASML een kwart van de winst moeten afdragen, maar mede dankzij de ‘innovatiebox’ betaalde ASML slechts 2,7 procent winstbelasting in 2012 en 5 procent in 2013.
‘Een vreselijk slecht idee,’ noemt Mazzucato dit belastingvoordeel voor winst uit patenten. ‘Waarom? Omdat je je niet richt op het onderzoek dat tot die patenten leidt. Je versterkt alleen het monopolie dat een bedrijf dankzij een patent toch al heeft.’
Maar het is steeds hetzelfde liedje: de winsten van innovatie worden geprivatiseerd terwijl de risico’s worden gesocialiseerd. Na de financiële crisis van 2008 en de massale overheidssteun aan banken was er veel ophef over deze gang van zaken, maar in de wereld van innovatie gebeurt precies hetzelfde. Al jaren. De belastingbetaler draait op voor de grootste risico’s en de private investeerder gaat er met de grootste winsten vandoor.
Dat kan anders. Er zou een regeling moeten komen die ervoor zorgt dat ook de belastingbetaler geld verdient aan het technologisch vernuft van een schitterend bedrijf - want dat is het - als ASML. De staat zou moeten delen in de winst van bedrijven die het zelf heeft geholpen. Hij zou ook een aantal onafhankelijke fondsen kunnen opzetten die gericht investeren in nieuwe technologie. Met de winst van de ene revolutie (het internet bijvoorbeeld) zou de volgende revolutie in gang kunnen worden gezet (de Groene Revolutie).
De grootste uitdagingen van onze tijd vragen om een moedige, ondernemende en tikje gestoorde overheid
Een deel van de winst zou bovendien rechtstreeks kunnen terugvloeien naar de burger, als een dividend van vooruitgang. Op die manier zal de groei van de toekomst niet alleen duurzaam, maar ook inclusief zijn. Op dit moment brengt technologische innovatie alleen maar meer ongelijkheid - economen spreken ook wel van een ‘winner-take-all’-economie. Zo voorspelde de durfkapitalist John Doerr in de jaren negentig dat het internet tot de ‘grootste legale schepping van welvaart in de geschiedenis van de planeet’ zou leiden. Dat was een prima voorspelling, maar het Amerikaanse huishouden is er sinds 1988 geen cent op vooruitgegaan.
Als de grootste durfkapitalist aller tijden eindelijk eens een eerlijk rendement krijgt, dan zou dat weleens kunnen veranderen. De drie grootste uitdagingen van onze tijd - het gebrek aan innovatie, de groeiende ongelijkheid en de opwarming van de aarde - vragen alle drie om een moedige, ondernemende en tikje gestoorde overheid. En wat zij nu vooral nodig heeft om die moed weer op te brengen, is de erkenning dat ze al decennialang de grootste uitvinder ter wereld is.