Zo ziet het einde van Amerika’s langste oorlog ooit eruit
Media staan vooraan om verslag te doen van het begin van een oorlog. Maar hoe ziet het einde eruit? Ik zocht uit hoe het Amerikaanse leger eind vorig jaar uit Afghanistan trok. Het verhaal van een verhuizing die drie jaar en 28 miljard dollar heeft gekost.
Het konvooi van legertrucks, kranen en diepladers kruipt in de duisternis door het woeste gebergte van Oost-Afghanistan, al urenlang. Nu, een paar kilometer van de bestemming (een buitenpost in de stad Chamkani vlakbij de Pakistaanse grens), legt de zon de stoet langzaam bloot. Schutters draaien heen en weer bovenop de pantserwagens - ze speuren de steile berghellingen af naar een mogelijke hinderlaag. Op het zandweggetje voor het konvooi zoeken de bommenvegers naar bermbommen. De soldaten weten vrij zeker dat er een aanval komt. Ze weten alleen niet wanneer.
Niemand in dit konvooi is uit op een gevecht. De meesten zijn logistiek personeel van het Amerikaanse leger. Hun missie is het laatste Amerikaanse materieel in Combat Outpost Chamkani ophalen, zodat die post aan het Afghaanse leger kan worden overgedragen. De langste oorlog die Amerika ooit heeft gevoerd, is voor de Amerikaanse soldaten zo goed als voorbij. Deze jongens willen vooral zo snel mogelijk wegwezen.
Maar daar heeft hun vijand geen boodschap aan. Zo lang er Amerikanen in Afghanistan zijn, blijven ze jagen. Toen de Sovjets in de jaren tachtig probeerden te vertrekken, overvielen de moedjahedien de Sovjet-troepen op smalle bergweggetjes als deze en joegen ze over de kling. De huidige strijders hebben nog meer reden om aan te vallen. Ze moeten pr-punten scoren: iedere succesvolle aanval op de Amerikanen doet hen stijgen op de mondiale jihadistenranglijst.
De bommenvegers laten het konvooi halthouden. Ze willen een deel van de weg te voet verkennen. De soldaten zijn op hun hoede. Ze zijn gewaarschuwd dat hier een strijder rondloopt die konvooien kan raken vanaf de berghellingen. Een paar maanden geleden schoot hij zijn magazijn leeg op een vrachtwagen van een andere eenheid, waarbij een soldaat in tweeën werd gereten. Nu ze niet meer bewegen zijn zijn ze een makkelijk doelwit.
De bommenvegers vinden niets, en klimmen terug in hun trucks. De hele colonne slaakt een collectieve zucht van verlichting als de vrachtwagens zich weer in beweging zetten.
En dat is het moment waarop ze worden geraakt.
Een van de moeilijkste operaties ooit
Het vertrek uit Afghanistan is een van de moeilijkste operaties die het Amerikaanse leger ooit heeft ondernomen. ‘Zeker voor onze generatie is het een van de grootste, zo niet de grootste operatie in termen van complexiteit, omvang en kosten,’ aldus luitenant-generaal Raymond Mason, hoofd van de logistiekafdeling, tot hij vorig jaar met pensioen ging. Een Pentagonfunctionaris noemde de missie een ‘nachtmerrie,’ en de kolonel die vorig jaar was belast met het ontruimen van Afghanistan noemde het ‘een logistieke Super Bowl.’
Het opruimen van oorlogsmaterieel is nooit makkelijk. Iedereen die weleens is verhuisd kan erover meepraten. Er komt onvermijdelijk een moment waarop je naar al je spullen staart en je afvraagt: ‘Wat is al deze rommel?’ Dat proces – besluiten wat je mee wilt nemen, wat je op Marktplaats wilt zetten en wat je bij het vuilnis zet – kan zelfs de meest geharnaste zielen overweldigen. Zo ook het Amerikaanse leger.
Wij, de media, doen graag verslag van het begin van een oorlog en van het bloedige midden, maar laten zelden zien wat erbij komt kijken als je een oorlog wilt beëindigen. Dit verhaal wil dat veranderen.
Hoe het begon en hoe het eruitzag
Wat in 2001 begon als een speciale missie om achter Al-Qaeda aan te gaan, ontwikkelde zich gestaag tot een regelrechte oorlog. Het Amerikaanse leger verspreidde zich over Afghanistan en richtte ruim vijfhonderd bases en buitenposten in – geen krakkemikkige tentenkampen, maar kleine dorpen. En de centrale bases, dat werden steden. Die hadden straten en woningblokken, houten en betonnen gebouwen, trailers en drie verdiepingen hoge industriële hangars. Er waren eetgelegenheden met grill bars, salad bars en sandwich bars; ze hadden koelkasten vol met frisdranken, sportdrankjes en gearomatiseerde sojamelk. De fitnesscentra stonden vol gewichten, loopbanden en hometrainers. Op de grotere bases kon je winkelen, popcorn eten in een bioscoop, en naar schoonheidssalons waar mannen van 150 kilo een manicure kregen.
Als je alle Amerikaanse legervoertuigen in Afghanistan achter elkaar zou zetten, strekt het konvooi zich uit van de Amerikaanse oostkust tot de westkust
En dan was er natuurlijk nog het militaire materieel. Commandocentra vol stoelen, videoconferentiesystemen en enorme schermen voor het volgen van de oorlog. Eerstehulpposten en ziekenhuizen, uitgerust met operatiezalen, ct-scanners en mri-machines. En kilometers generatoren om alles van stroom te voorzien.
Naast traditioneel wapentuig als houwitsers, mortieren en Apache-helikopters, stuurden de Amerikanen miniatuurrobots, thermografische apparatuur en elektronische afluistersystemen om de bases te bewaken. En drones – grote, die door piloten in de VS werden gevlogen, en kleine, die zo makkelijk te besturen waren dat jonge cadetten ze in hun eentje konden lanceren op afgelegen buitenposten.
Ze brachten ook voertuigen binnen. Ze verscheepten lichte Humvees en materiaal om ze mee te bepantseren. Toen die geen partij bleken voor de bermbommen, stuurden ze nieuwe pantserwagens: MRAPs (‘mine-resistant, ambush protected,’ ofwel ‘bestand tegen mijnen, beschermd tegen hinderlagen’). Ze kwamen met graafmachines, kranen en grondverplaatsers, SUV’s en John Deere Gators, vorkheftrucks met manshoge wielen en enorme grijpers die scheepscontainers konden verplaatsen. 52.000 voertuigen in totaal. Als je die in de VS allemaal achter elkaar zou zetten, zou je een konvooi krijgen dat zich uitstrekt van Boston aan de oostkust tot Los Angeles aan de westkust.
Drie jaar om alles weg te krijgen
Alles hoopte zich maar op. ‘We hebben dertien jaar lang materieel naar Afghanistan gebracht en maar heel weinig weggehaald,’ aldus generaal Dennis Via, commandant van de materieelafdeling. Nu moesten ze de spreekwoordelijke kelder in en bedenken wat het allemaal was en wat ze ermee gingen doen.
En ze hadden een deadline. De NAVO en Afghanistan hadden afgesproken dat het grootste deel van de buitenlandse gevechtsgroepen – en hun materieel – op 31 december 2014 het land uit zouden zijn. De Amerikanen begonnen in 2011 over het probleem na te denken. Drie jaar lijkt misschien meer dan genoeg tijd om het allemaal voor elkaar te krijgen – totdat je bedenkt welke hindernissen je te wachten staan: de slechte wegen, de strenge winters, het tekort aan diepladers die kunnen worden gehuurd en het ontbreken van vluchtroutes.
Het terugtrekken begon in het najaar van 2013, toen bases in het hele land werden ontmanteld en overgedragen aan de Afghanen. Konvooien verplaatsten materieel van buitenposten in de uithoeken van het land naar centraler gelegen bases, en daarvandaan naar de luchthaven Bagram, vanwaar het Afghanistan werd uitgevlogen.
De reis begint
Maar nu zijn we nog bij de buitenpost. Combat Outpost Chamkani moet zo’n beetje het mooiste uitzicht hebben gehad van heel Afghanistan: een smaragdgroene vallei, met aan weerzijden spectaculaire bergtoppen. Net als veel buitenposten langs de grens begon het kamp als uitvalsbasis voor eenheden die moesten voorkomen dat strijders stiekem het land binnenkwamen. Later groeide de post uit tot een operationele basis met soldaten die moesten proberen de lokale bevolking voor zich te winnen, en instructeurs die Afghaanse leger- en politie-eenheden moesten opleiden.
Tegen het najaar van 2013 was het grootste deel van het materieel al weggehaald door konvooien en helikopters. Nu wachtte Able Company, een eenheid van bataljon 1-506 van de 101e Airborne-divisie, op de laatste missie om de rest van hun spullen aan mee te geven, zodat ze naar huis konden.
In de lucht speurden drones naar hinderlagen. Apache-helikopters stonden klaar om iedereen te beschieten die het konvooi zou lastigvallen
Die missie kwam hen ophalen vanuit legerbasis Goode, het hoofdkwartier van bataljon 1-506, zo’n 60 kilometer westelijker. De middag voor het vertrek verzamelden zich zo’n dertig soldaten buiten het commandocentrum. In het zand was een plattegrond getekend. Hopen aarde gaven aan waar de bergen zich bevonden. De route die het konvooi zou afleggen, liep daar dwars doorheen. De paar plekken waar helikopters konden landen om gewonde soldaten te evacueren waren duidelijk gemarkeerd.
In de nadagen van de oorlog ging niemand er meer in zijn eentje op uit. De generaals wilden zo laat in de oorlog niet nog meer levens verliezen. En dus zaten er bommenvegers vooraan in het konvooi en ging er een infanterie-eenheid mee. De logistieke eenheid kwam daar achteraan, met een half dozijn Afghaanse diepladers die van plaatselijke vervoersbedrijven waren gehuurd. En dan waren er nog de The Hurt Locker-jongens, om bommen onschadelijk te maken.
In de lucht speurden drones naar hinderlagen. Apache-helikopters stonden klaar om iedereen te beschieten die het konvooi zou lastigvallen. Gevechtsvliegtuigen cirkelden rond voor het geval er ergens een bom moest worden gedropt. Op een basis in de buurt werden Medevac-helikopters in gereedheid gehouden.
Gefluit. BOEM
Ondanks de korte afstand van zestig kilometer – het equivalent van een autorit van Amsterdam naar Den Haag – zouden de trucks er door de belabberde wegen minstens zeven uur over doen.
Een uur vanaf Chamkani hadden de bommenvegers nog steeds geen explosieven gevonden. Ze klommen weer in hun trucks om verder te rijden. En toen hoorden ze gefluit. BOEM.
Een salvo raakte een van de voorste trucks. Terwijl de drones en de helikopters hun best deden om de schutter te lokaliseren, maakten de soldaten in het konvooi zich op voor een gevecht. Eén soldaat had granaatscherven in zijn nek en arm. De schutters speurden de berghellingen af naar nog meer inkomend vuur, maar dat bleef uit. De schutter was weer opgegaan in het landschap.
De beschadigde truck werd vastgehaakt aan een onbeschadigde en het konvooi reed zo snel mogelijk door naar Chamkani. Daar arriveerden helikopters om de manschappen uit de geraakte truck te evacueren – ze moesten worden gecontroleerd op hersenschuddingen.
Intussen gingen de logistieke eenheden met het materieel aan de slag: de scheepscontainers, de koelwagens, de generatoren en de andere spullen. Afghaanse soldaten van de nabijgelegen basis keken toe hoe de soldaten de apparatuur op de diepladers takelden, en hoe de Afghaanse chauffeurs de lading vastbonden op hun krakkemikkige trucks. Drie uur later was het konvooi klaar voor vertrek. Kort na het invallen van de duisternis kwam het veilig en wel terug in Goode.
Een bom van Amerikaanse kabels
Able Company, het begeleidende bataljon, bleef de daaropvolgende dagen in Chamkani om de rest van de buitenpost te ontmantelen. Op de laatste dag waren er nog maar een paar spullen over: een ventilator, een of andere machine die was gebruikt om aan vrachtwagens te werken, een paar kabels en een scheepscontainer vol kant-en-klaarmaaltijden. Soldaten van de nabijgelegen Afghaanse basis kwamen langs om dozen met medische spullen – verband, zalf, een paar krukken – op te halen.
Er zijn dingen die ze niet voor het Afghaanse leger konden achterlaten: alles met een motor, alles wat cilindervormig was, alles met bedrading
Twee Afghaanse werkers kregen de opdracht de ventilator te slopen. Daarna werden de restanten, de kabels en nog wat spullen verbrand. De Afghaanse commandant van de nabijgelegen basis had om de kabels gevraagd, maar de commandant van Able had de vraag ontweken. De soldaten vertelden dat er dingen waren die ze niet voor het Afghaanse leger konden achterlaten: alles met een motor, alles wat cilindervormig was, alles met bedrading erin. ‘Als we dat aan ze geven,’ zei een van de soldaten over de kabels, ‘verkopen ze die in de bazaar, en worden ze voor bermbommen gebruikt.’
Die nacht stapten de soldaten voor het laatst de buitenpost uit. Twee enorme Chinook-helikopters waren onderweg om ze op te pikken. Terwijl ze daar in het donker stonden te wachten, betrad een aantal Afghaanse officieren de buitenpost, die nu van hen was. Algauw bereikten chaotische geluiden de landingsplaats. De mannen van Able Company konden horen hoe de Afghanen de gebouwen uitkamden, terwijl ze naar elkaar schreeuwden en dingen omvertrokken, om te kijken of de Amerikanen nog iets hadden achtergelaten. Dat zou niet zo moeten zijn; alles is al naar de noordelijke luchtbasis Bagram gebracht, waar het naar Amerika wordt gevlogen.
Uniek: wegtrekken terwijl de oorlog nog bezig is
Iedere andere oorlog die de VS hebben gevoerd was al afgelopen toen de militairen en het materieel werden weggehaald. De logistieke eenheden konden hun werk doen en zich bewegen zonder bang te hoeven zijn te worden aangevallen. En veel oorlogen hadden tenminste nog zoiets als een frontlinie. Die in Afghanistan niet. Volgens kolonel Ken Dyer, die de terugtrekking in 2014 heeft geleid, ‘werd ieder afzonderlijk transport aangepakt als een gevechtsoperatie.’
Intussen werkten Amerikaanse functionarissen in Kabul en Bagram met de Afghaanse regering om te bedenken wie de bases zou gaan gebruiken nadat ze waren ontruimd. Ze moesten de nieuwe huurders aanwijzen – het leger, de politie of een andere dienst, zoals een ministerie – om de basis vervolgens op een geschikte manier te kunnen herinrichten. Zomaar overnemen kon niet: een Afghaanse legereenheid bezat noch het geld noch de vaardigheden om de basis en de apparatuur te hanteren en te onderhouden. De eenheid zou totaal overbelast raken, zodat er geen tijd meer zou overblijven om te patrouilleren. Erger nog: de basis zou afgestoten kunnen worden, waardoor de Taliban een fort in handen zou krijgen. Opstandelingen hadden al een kleine buitenpost overgenomen die de Amerikanen in een vroeg stadium hadden ontruimd – en een video over de ‘bevrijde’ basis op het internet gezet. Het leger wilde niet dat dat nog eens zou gebeuren.
Zo voelt een ontmantelde basis
De luchtbasis Bagram, eindpunt van de Afghaanse reis van materieel en soldaten, voelde als een industriestad vol laagbouw. Geplaveide straten doorsneden buurten van houten barakken, uit gestapelde containers opgebouwde woonblokken en enorme terreinen vol scheepscontainers en voertuigen. Het kon je een halfuur kosten om van de ene kant van de basis naar de andere te komen, vooral omdat je om de gigantische internationale landingsbaan moest heen rijden, die het centrum van de basis domineerde. Er woonden hier tienduizenden mensen – soldaten uit talloze NAVO-landen en civiele contractarbeiders. Er waren koffieshops en fastfood-restaurants, filmavonden, salsa-dansfeesten en karaokecompetities.
Tijdens het grootste deel van de oorlog moest de bevoorrading via deze basis het land worden binnengebracht. Nu was de goederenstroom omgekeerd. In een werkplaats op een heuvel ontmantelden civiele contractarbeiders de legertrucks. Of ze nu het land uit gingen of op de sloperij zouden belanden, ze moesten helemaal gestript worden. De camouflagenetten en antennes kwamen eraf, de radio’s eruit. Vorkheftrucks verwijderden de geschutkoepels. Het maken van foto’s was streng verboden – ze wilden niet dat de vijand erachter zou komen waar de zwakke plekken in de voertuigen zaten.
Enorme machines met dinosaurusachtige kaken hakten metalen voorwerpen in kleine stukjes. Arbeiders sneden geduldig grote rechthoekige gaten in blusapparaten. Fluorescerende lampen en ander overtollig materieel verdween in industriële shredders. Het afval ging naar Afghaanse schroothandelaren.
De containers zijn goed
Los van de enorme hoeveelheid materiaal, was er nog een ander probleem: gebrekkig geadministreerd voorraadbeheer. Neem de scheepscontainers. Het leger gebruikte die voor het vervoer van materieel. Maar in een land met zo’n slechte infrastructuur worden ze al snel voor allerlei andere doeleinden ingezet. Een scheepscontainer kon een opslagruimte worden, een kantoor, of een slaapzaal. Ze werden gebruikt als muren, als toegangspoorten en als de fundamenten voor wachttorens. In theorie moesten de eenheden hun containers registreren in een centrale database. Maar het systeem werd niet goed opgelegd, en velen hielden zich er niet aan.
Veel containers waren niet eens van het leger, maar van commerciële vervoersbedrijven die het materieel naar Afghanistan verscheepten. Toen het leger ze niet terugstuurde, begonnen die bedrijven boetes in rekening te brengen. Tegen 2013 had het leger al 610 miljoen dollar betaald voor verloren containers.
En het waren niet alleen containers die kwijtraakten. Het leger kreeg herhaaldelijk op zijn kop van inspecteurs van het Pentagon, omdat het zijn materieel niet goed in de gaten hield. Op een gegeven moment waren de opslagplaatsen in Afghanistan volgens de inspecteur-generaal van het ministerie van Defensie voor 420 miljoen dollar aan materieel kwijtgeraakt. De opslagplaatsen meldden dat de spullen niet per se zoek waren. Ze wisten dat ze ze hadden, ze wisten alleen niet waar. De instroom van materieel was enorm geweest en ze hadden niet genoeg personeel gehad om het papierwerk bij te houden.
Door de lucht
Ten slotte bleef de hamvraag over: hoe al dat materieel het land uit te krijgen? Afghanistan is aan alle kanten door land omsloten en de buurstaten onderhouden stuk voor stuk gecompliceerde betrekkingen met de VS. Ondanks alle plannen en inspanningen, bleken de goedkopere routes over land uiteindelijk onmogelijk. In 2014, toen een groot deel van het resterende materieel het land verliet, ging 85 procent door de lucht.
Eind december vorig jaar maakte president Barack Obama bekend dat Operation Enduring Freedom, de Amerikaanse gevechtsmissie in Afghanistan, eindelijk was afgesloten. De volgende dag streken NAVO-functionarissen in Kabul de groen-witte vlag van de organisatie.
Tegen die tijd had bijna al het belangrijke materieel van de VS het land verlaten. Er bleven zo’n 10.800 soldaten in het land achter om het Afghaanse leger te trainen als onderdeel van een nieuwe missie, Operation Freedom’s Sentinel, die naar verwachting tot eind 2016 zal duren.
Wat kost dit nu eigenlijk?
Het leger doet haar boekhouding niet op dezelfde manier als een bedrijf. Louter externe kosten – zoals de betalingen aan commerciële vervoerders of de transitvergoedingen aan Pakistan – worden geregistreerd. Op grond daarvan heeft het Pentagon berekend dat de terugtrekking in totaal zes miljard dollar kostte.
Maar daarin zijn alle kosten buiten beschouwing gelaten die het leger zelf in Afghanistan heeft gemaakt – het sturen en begeleiden van de konvooien, het managen van de opslagplaatsen en het vernietigen van het materieel. Om een idee te krijgen van de totale kosten, al was het maar een grove schatting, maakten we de optelsom op een manier die een bedrijf zou hanteren. De beste maatstaf die we konden vinden waren de dagelijkse kosten van de gemiddelde Amerikaanse soldaat in Afghanistan – 3.562 dollar, exclusief salaris. Het zijn de kosten van al wat nodig is om de soldaten in het land te ondersteunen – het voedsel, de barakken, de voertuigen, de brandstof, de latrines, zelfs de bioscopen en de recreatiecentra. Dit houdt in dat een konvooi zoals dat naar Chamkani – met naar schatting 113 manschappen – ongeveer 403.000 dollar heeft gekost.
En de missie naar Chamkani was een van de duizenden die het Amerikaanse leger de afgelopen drie jaar heeft moeten uitvoeren om het land leeg te halen. Als slechts één vijfde van de inspanningen en kosten van de Amerikaanse operaties in Afghanistan in 2013 en 2014 gemoeid waren met de terugtrekking – wat een conservatie schatting is – zou het totaal 28 miljard dollar bedragen.
De toekomst van de terugtrekking
Het leger wil een volgende terugtrekking efficiënter en goedkoper laten verlopen. Het heeft een speciale basiskampuitrusting ontwikkeld, die moet garanderen dat eenheden niet meer materieel meenemen dan zij nodig hebben. Er worden online-instrumenten ontwikkeld voor een beter beheer van de voorraden. Zowel het leger als het korps mariniers doen onderzoek naar zonne-energiesystemen die het benodigde aantal generatoren in het veld zouden kunnen verminderen.
Het leger onderzoekt ook hoeveel materieel echt nodig is in een oorlog. Amerikaanse militairen zijn gewend aan het idee dat ze – ook als ze worden ingezet – een zekere levensstandaard zullen blijven genieten. ‘Iedereen wil vier warme maaltijden per dag, biefstuk, sportzalen en wat niet meer,’ aldus Mason van de logistiekafdeling. ‘Maar wat kost dat allemaal?’
Het Army Logistics Innovation Agency heeft een instrument ontwikkeld om commandanten in het veld te helpen de logistieke kosten in te schatten van allerlei zaken die de ‘levenskwaliteit’ moeten bevorderen, van douches tot fastfood-restaurants. Een ander onderzoek moet uitwijzen hoe deze zaken van invloed zijn op de feitelijke prestaties van de militairen. Moeten soldaten iedere dag hun was kunnen doen, of slechts eenmaal per week? Hoe snel moet de internetverbinding voor recreatieve doeleinden zijn?
Uiteraard kies je zelden of nooit voor een lange oorlog. ‘De politici zullen zeggen: ‘We zullen snel de overwinning behalen en dan huiswaarts keren,’ aldus Mason. Dat kan het enthousiasme beperken om strategische investeringen te doen in nieuwe systemen.
En dat is jammer. Want alleen als we op dezelfde manier naar het einde van een oorlog leren kijken als naar het begin ervan, zullen we de les van 28 miljard dollar van het einde van de oorlog in Afghanistan hebben geleerd.
Dit is een bewerking van het artikel ‘Getting out of Afghanistan’ van Liza Boyd, dat verscheen in de online publicatie Fast Company. Manno Grootveld vertaalde het uit het Engels.