Wat zijn toch die waterschappen die je op je stembiljet aantreft?
Geborgde zetels? Heemraden? Ingelanden? De wereld van de waterschappen zit vol geheimen. Toch mogen we achttien maart weer nieuwe bestuurders kiezen voor dit orgaan. Wat zijn die waterschappen eigenlijk? Ik schreef een boek over dit onderwerp en beantwoord de belangrijkste vragen.
Geen idee wat een waterschap doet of waarom je dat belangrijk zou moeten vinden? Je bent niet de enige. Uit een peiling in opdracht van RTL Nieuws, bleek dat maar een kwart van de stemgerechtigden zegt te weten wat een waterschap doet. Slechts 18 procent verdiept zich in de kandidaten.
De eerste gelukkige vaststelling: er is wat dat betreft eigenlijk niets nieuws onder de zon. Bij de vorige waterschapsverkiezingen, in 2008, stuurde minder dan een kwart van de kiezers een stembiljet op. Vier jaar daarvoor was de opkomst nog iets lager.
De wereld van het waterschapsbestuur is voor velen kortom een onbegrijpelijk gebeuren. Geborgde zetels? Heemraden? Ingelanden? Het maakt het begrijpen van het werk van waterschappen er niet makkelijker op én is weinig uitnodigend om daadwerkelijk te gaan stemmen.
Voor “we” 18 maart naar de stembus gaan dus een explainer: dit is wat je moet weten over de waterschappen.
Hoe is een waterschap georganiseerd?
Een waterschap houdt zich bezig met de kwaliteit, kwantiteit en veiligheid van het water. Beter gezegd: dijken, waterzuivering en beheer van de waterstand. Met het water uit de kraan heeft een waterschap niets van doen. Dat wordt geleverd door het waterbedrijf.
Dit is geen recent fenomeen. Het Nederlandse waterschapsbestuur gaat al zo’n zeven eeuwen terug. Het is zelfs de oudste vorm van openbaar bestuur.
Een waterschap houdt zich bezig met de kwaliteit, kwantiteit van en veiligheid voor water
En hoe is het georganiseerd? Voor een goed begrip van die oudste openbare bestuursvorm is het van belang te weten dat waterschapsbesturen eigenlijk op twee gedachten hinken. De eerste: een waterschap moet bestuurd worden door mensen die er verstand van hebben en er belang bij hebben. En de tweede: een waterschap int direct belastingen – en geeft die euro’s ook weer uit – en moet dus democratisch gecontroleerd worden.
Voor een deel hebben dus ‘belanghebbenden’ zitting in een waterschapsbestuur (geborgde zetels) en voor een deel vertegenwoordigers van politieke partijen en groeperingen (gekozenen). Die politieke partijen doen overigens nog maar kort mee: vanaf de laatste verkiezingen in 2008.
Met de komst van de deelname van de politieke partijen, werden in de waterschapsbesturen ook collegeonderhandelingen ingevoerd. Wie mag er in het dagelijks bestuur en wie komt er in de oppositie?
De provincie speelt ook een belangrijke rol bij het aansturen van waterschapsbesturen. Zo bepaalt de provincie hoeveel bestuurszetels een waterschap heeft (bij Waterschap Rivierenland zijn dat er bijvoorbeeld dertig). Bovendien legt de provincie ook vast hoeveel ‘benoemde’ bestuursplaatsen er zijn (met een minimum van zeven) en hoe de verdeling per belangengroep is geregeld.
Hoeveel hebben we er?
Nederland telt 23 waterschappen. Of eigenlijk 24. Eentje, Waterschap Blija Buitendijks in Friesland, wordt nooit meegeteld. Dat waterschap van 1 vierkante kilometer, buitendijks aan de kust van de Waddenzee, kent geen inwoners (en dus ook geen kiezers) en mag onder water komen te staan.
We houden het dus voor het gemak maar even op 23 waterschappen. Voor 22 daarvan gaan we op 18 maart naar de stembus. Het 23ste waterschap kwam namelijk tot stand na een fusie van Regge en Dinkel en Velt en Vecht, en daar werden een tijdje terug al verkiezingen voor gehouden.
Worden dat er niet minder, de komende tijd?
Fusies komen overigens veel vaker voor. Rond 1950, ruim zestig jaar geleden, telde Nederland zo’n 2.500 waterschapjes. Deze zijn gefuseerd tot het huidige aantal.
Toch blijven 23 waterschappen er nogal veel. De huidige regering noteerde als voornemen in het regeerakkoord om in 2025 de waterschappen te laten ‘opgaan’ in vijf superprovincies: de zogenoemde ‘landsdelen.’ Daarmee zou na zevenhonderd jaar een einde komen aan de waterschappen zoals we die nu kennen.
Het is goed mogelijk dat na de verkiezingen partijen die geen voorstander zijn van zelfstandige waterschapsbesturen, een akkoord sluiten
Maar minister Ronald Plasterk (PvdA, Binnenlandse Zaken) krijgt zijn superprovincieplan er niet door. Uit het kabinetsvoornemen blijkt al wel dat het (voort)bestaan van de waterschappen onzeker blijft. Nederland kent vier vormen van openbaar bestuur: de gemeente, de provincie, het (landelijk) parlement en de waterschappen. Dat vinden veel politici eigenlijk te veel. Ofwel: ’de bestuurlijke drukte’ moet worden teruggedrongen. Daarbij wordt natuurlijk al snel gekeken naar de waterschappen.
D66, SP, GroenLinks en de PVV zijn voor het afschaffen van de waterschappen, en willen ze laten opgaan in de provincies. Het CDA is – als partij waar veel boeren in vertegenwoordigd zijn – altijd voor behoud van de waterschappen geweest, evenals de ChristenUnie en de SGP. De PvdA was aanvankelijk voor opheffing, maar kent een sterke interne lobby van waterschapsbestuurders. De VVD sprak zich in het laatste verkiezingsprogramma niet helder uit over de waterschappen.
Kortom: het is goed mogelijk dat na de verkiezingen partijen die geen voorstander zijn van zelfstandige waterschapsbesturen, een akkoord sluiten.
Hoe gaan de waterschappen hiermee om?
Waterschappen leven dus – ondanks dat ze al zeven eeuwen bestaan – een beetje in geleende tijd. En ze gebruiken die tijd om iedereen ervan te overtuigen dat waterschappen enorm belangrijk zijn, en het onverstandig zou zijn om ze op te heffen.
Dat verklaart meteen waarom het bij waterschapsverkiezingen eigenlijk veel minder om de programma’s van de kandidaten gaat dan om de ‘emotionele’ argumenten. Wie ‘droge voeten’ wil houden, moet gaan stemmen. Illustratief is Waterschap Rivierenland, met de verkiezingsslogan ‘Stemmen of zwemmen.’ Ofwel: zonder waterschappen en gekozen waterschapsbesturen zou half Nederland onder water komen te staan, dreigen zij.
Kan het dan geen uitvoerende organisatie worden?
Het is – zo kort voor de verkiezingen – misschien de meest gehoorde vraag. Het antwoord is simpel. Waterschappen heffen direct belasting. Wij betalen jaarlijks – via een directe betaling – een paar honderd euro aan het waterschap. Indachtig de regel ‘No Taxation Without Representation,’ heeft de belastingbetaler er ook recht op om toe te (laten) zien op de besteding van zijn centen. De directe belastingen leiden tot een gekozen bestuur.
De vervolgvraag luidt: wat doen die bestuurders dan met dat mandaat? Een lastig punt. Want de kandidaten voor de waterschapsbesturen verklaren wel wát ze van plan zijn te doen, maar zelden hoe ze de achterliggende jaren de belastingbetaler hebben vertegenwoordigd. Terwijl juist daar nogal wat uit te leggen valt.
Voor veel ‘gewone’ waterschapsbestuurders zijn veel dossiers te ingewikkeld
Waterschappen hebben bijvoorbeeld miljoenen euro’s verbrast aan automatisering, gezamenlijke software voor belastingheffing, laboratoriumfaciliteiten of derivatenkwesties. Het bedrijf Slibverwerking Noord-Brabant (SNB), helemaal eigendom van een aantal waterschappen, dreigde zelfs failliet te gaan vanwege speculatie met exotische financiële instrumenten. De waterschappen zouden de handen van het bedrijf hebben moeten aftrekken, anders zouden ze worden meegesleept in de val van de SNB.
Uiteindelijk kwam het niet zo ver. Maar het leidt wel tot de vraag: zaten de gekozen bestuurders te slapen toen deze kwesties langskwamen? Ofwel: hoe zijn ze omgegaan met hun mandaat?
Een gekozen bestuur garandeert, kortom, geen efficiënt toezicht op de geldstromen bij een waterschap. Sterker: voor veel ‘gewone’ waterschapsbestuurders zijn veel dossiers veel te ingewikkeld.
Een waterschap is voor alles een ingenieursorganisatie. De dossiers die op de vergadertafel komen, behandelen soms dan ook ingewikkelde technische kwesties die een gemiddeld waterschapsbestuurder al snel boven de pet gaan.
Wie zijn die bestuurders?
En dan is er nog een kwestie bij waterschappen: de bestuurders zijn over het algemeen oudere, blanke mannen. Bij een telling in 2013 bleek zelfs geen enkele van de 661 bestuurders niet-blank is. De gemiddelde leeftijd van de bestuurders is de hoogste (rond de zestig jaar) van alle democratische organen die ons land kent. En vrouwen vormen met rond de 20 procent een minderheid.
Daarmee staan de waterschapsbesturen ver af van de samenleving. Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, deed in vakblad Het Waterschap enkele maanden terug dan ook een oproep tot meer diversiteit in waterschapsbesturen. Die oproep lijkt geen effect te hebben gehad. Van de 3.149 kandidaten die op 18 maart om onze gunst dingen, is 21 procent vrouw.
Waarom is het bestuur zo versnipperd?
Waterschapsbesturen hebben voorts te kampen met een grote politieke versnippering. Zo zijn er in het dertig leden tellende bestuur van Waterschap Rivierenland maar liefst tien fracties actief.
Dat maakt een waterschap lastig te besturen. Na de verkiezing moeten partijen immers op zoek naar een coalitie die een meerderheidsprogramma kan onderschrijven. In dat proces gaan al heel veel scherpe kantjes van de verkiezingsbeloften af. Tel daar nog eens bij op dat die fracties zelf soms ook wonderbaarlijke compromissen zijn (veeboeren en tuinders, hengelsporters en GroenLinks, et cetera.) en wat overblijft is een bestuurlijke organisatie waar het ‘polderen’ diep in de poriën zit.
Dat laatste wordt nog eens versterkt doordat waterschappen een zogenoemd ‘monistisch’ bestuur hebben. Ofwel: de dagelijks bestuurders (heemraden) maken ook deel uit van de fracties. Dat leidt tot de situatie dat een heemraad bij de fractievergadering van zijn eigen partij aanwezig is en daar natuurlijk al de voorstellen van het dagelijks bestuur een zetje probeert te geven. Wie weleens een vergadering van een algemeen bestuur van een waterschap heeft bijgewoond, zal het opvallen dat er nauwelijks sprake is van een felle debatcultuur. De scherpe kantjes zijn eraf.
En dat er in een waterschap eigenlijk helemaal niet zoveel te beslissen valt, blijkt ook uit het feit dat het algemeen bestuur van een waterschap doorgaans maar eenmaal in de twee maanden bijeenkomt om beslissingen te nemen. Vaker bijeenkomen is – gezien de onderwerpen die langskomen – ook niet nodig.
Dus?
En straks, op 18 maart, mag je daar je stem op uitbrengen. Op kandidaten die je niet of nauwelijks kent, op programma’s die allemaal op elkaar lijken en op kandidaten die niet erg representatief zijn voor onze bevolking. Kandidaten die bovendien maar een zeer beperkte invloed hebben. Daarnaast kun je op een kwart van dat bestuur niet stemmen, vinden er in de besturen nauwelijks debatten plaats, zijn veel onderwerpen technisch van aard en geven de kandidaten geen rekenschap van wat ze in het verleden met je stem deden.
Kortom: dat je het niet begrijpt, ligt niet aan jou. Het ligt aan het systeem dat ingewikkeld, ondoorzichtig en semi-democratisch is.