Negen dagen liep Kacheri Dabi vanuit haar dorp in de Soedanese Noeba-bergen naar Yida, een gehucht net over de grens in Zuid-Soedan. Met de komst van 70.000 vluchtelingen sinds 2011 groeide het uit tot een chaotisch vluchtelingenkamp.
Alles wat ze had sleepte Kacheri mee. Het ligt op een berg om haar heen. Een lege fles olie, twee kippen, een geblakerde kookpot, een mat, twee stokken, een bestofte leren koffer, een zaklamp, een emmertje pindaschilfers, een mok, een paar volgepropte juten zakken, een plastic zeil, een klein kookstel. Haar basis voor een nieuw leven.
Onderweg verplaatste ze haar spullen in fases, liep steeds terug om haar zus en zes kinderen te halen, en sleepte dan alles beetje bij beetje weer verder. Ze zag vliegtuigen van het Soedanese leger dorpen en akkers bombarderen en vreesde voor gewapende milities en neerkomende raketten. Dankzij het beetje graan en water dat ze van thuis meenam, wisten zij en haar familie de tocht te overleven. Heel af en toe kreeg ze hulp van mensen die wat voedsel konden missen. Eén keer kreeg ze een lift.
‘We hadden geen andere keuze dan te vluchten,’ verzucht ze met een vluchtige blik op haar totaal uitgeputte kinderen. ‘Thuis is er geen voedsel en de oorlog maakt het leven onmogelijk. Iedere dag zijn er luchtaanvallen en de mensen zijn bang. We konden niet langer blijven.’
Wat is de geschiedenis van dit conflict?
Soedan kent een lange geschiedenis van oorlogen en hongersnoden. De strijd speelt zich grofweg af tussen de islamitische regeringstroepen en milities uit Noord- en Midden-Soedan en de rebellen uit de zwarte, voornamelijk door christenen bewoonde achtergestelde randgebieden.
Ruim 540.000 Noeba raakten ontheemd, waarvan een deel naar de grotten van het gebergte vluchtte
In 2005 besloten de strijdende partijen onder zware internationale druk de strijd te staken. Het zuiden van Soedan, waar vooral christelijke zwarte Afrikanen woonden, zou per referendum over onafhankelijkheid beslissen. In de eveneens voornamelijk door christelijke zwarte Afrikanen bewoonde grensregio’s Blue Nile en Zuid-Kordofan, waar de Noeba-bergen liggen, zou een volksraadpleging beslissen over de verdeling van macht en rijkdom in de regio.
Het zuiden koos in 2011 eensgezind voor onafhankelijkheid, maar de volksraadpleging in de Noeba-bergen werd succesvol door de regering doorkruist. Vervolgens bezette het leger de regio en eiste het van de nog aanwezige rebellen dat ze hun wapens inleverden. Die weigerden, bang dat het regime hen net als in de eerdere oorlogen zou proberen te islamiseren.
Sindsdien vinden er dagelijks luchtaanvallen plaats. De UNHCR schat dat 262.000 Noeba naar Zuid-Soedan en Ethiopië zijn gevlucht. Ruim 540.000 anderen raakten ontheemd, waarvan een deel naar de grotten van het gebergte vluchtte. Ze overleefden op bladeren, zaden, sprinkhanen en boomwortels. Duizenden stierven door geweld of een gebrek aan voedsel en medicijnen.
Soedan ontkent dat het oorlog voert
Al die tijd ontkent Soedan de oorlog. De acties van het leger zouden enkel gericht zijn op de rebellen van de Sudan People’s Liberation Army North (SPLA-N). Om hen af te sluiten van de buitenwereld zijn hulporganisaties, de Verenigde Naties en journalisten niet welkom. Gevolg is dat de oorlog zich afspeelt buiten het zicht van de wereld.
Toen afgelopen zomer de aandacht van de internationale gemeenschap helemaal wegebde – mede door oorlogen in Irak, Syrië en Oekraïne - en het regenseizoen in de Noeba-bergen eindigde, begon het Soedanese leger zijn meest vernietigde offensief tot nu toe. De van oorlogsmisdaden verdachte president Omar al-Bashir noemde het de ‘Decisive Summer Campaign’ en stelde zich ten doel om voor de (door het regime gecontroleerde) ‘verkiezingen’ van 13 april 2015 alle gewapende opstanden in zijn land de kop in te drukken.
Het regime doet hierbij wat het eerder ook in de halve eeuw oorlog met het zuiden deed. Overeenkomsten worden niet nagekomen, uit strategische en olierijke gebieden wordt de populatie met geweld verdreven, voedselvoorraden en waterpompen worden vernietigd, ieder onderzoek naar mensenrechtenschendingen wordt tegengehouden en het blijft ontkennen dat het ook maar iets met het geweld tegen burgers te maken heeft.
Sterker, op 4 februari, twee weken nadat een ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen voor de tweede keer binnen een jaar door de Soedanese luchtmacht werd gebombardeerd, bezocht de Soedanese minister van Buitenlandse Zaken Ali Ahmed Karti een bijeenkomst georganiseerd door de Fellowship Foundation in Washington, als onderdeel van een hernieuwd charmeoffensief. Zijn boodschap was even helder als wrang: Soedan heeft zijn leven gebeterd en wil weer meedoen met de rest van de wereld. Als tegenprestatie voor de erkenning van Zuid-Soedan, wil het regime af van de sancties tegen het land.
Waarom Soedan de bergen wil hebben
Volgens Gasm Elseed Darka, een rechter uit een door de SPLA-N gecontroleerd plaatsje in de Noeba-bergen, was de oorlog in dat gebied nog nooit zo heftig als nu, en is een oplossing verder weg dan ooit.
‘We hebben geen politieke bondgenoten die het voor ons opnemen en vrijwel niemand weet wat er gaande is,’ zegt hij vanuit een hut bij de landingsbaan van Yida. Hij is op doorreis naar Juba, de hoofdstad van Zuid-Soedan.
‘Khartoem heeft een duidelijk doel: ons verjagen en de grondstoffen uitbaten’
‘Het doel van de leiders in Khartoem is om ons land in te nemen. Zolang er voor de buitenwereld geen duidelijkheid is over wat er gaande is en er geen internationale politieke druk is, zullen ze dat blijven doen.’
Soedan is rijk aan olie, goud en uranium, wat de interesse wekt van vooral China, Iran en Rusland. China is zowel de grootste producent als afnemer van olie en levert net als Rusland en Iran zware wapens aan het Soedanese regime.
Dit bondgenootschap maakt de Verenigde Naties (VN) machteloos. Iedere poging om verandering af te dwingen, stuit op tegenstand van China en Rusland.
De grondstoffen spelen ook in de Noeba-bergen een belangrijke rol, stelt Darka: ‘Khartoem heeft een duidelijk doel: ons verjagen en de grondstoffen uitbaten. Iets waar wij onmogelijk aan kunnen toegeven. Het enige wat we kunnen doen is wachten en hopen dat er verandering komt.’
Toch weer terug naar de bergen
In het chaotische Yida claimen ondertussen allerlei stamleiders, overheidsbeambten, hulporganisaties en gewapende milities de leiding. ’s Nachts klinken schoten. Zuid-Soedanese militairen en onbekende strijders rijden in pick-ups over de stoffige paden van het snikhete kamp. De VN proberen het geheel te verplaatsen naar een plek waar gewapende groepen zich minder vertonen, maar tot nu toe is dat nog niet gelukt.
De tengere Dinar Ibrahim kwam hier een dag geleden aan. Nadat een bom een deel zijn veestapel doodde, werd het onmogelijk zijn twee vrouwen en kinderen te blijven voeden. Noodgedwongen bracht hij de ene helft van zijn gezin naar Yida, thuis passen zijn eerste vrouw en kinderen op het land en de overgebleven dieren.
Ibrahim: ‘Mijn eerste vrouw wil hier ook heen komen, maar ik kan dat niet toestaan. Als we vertrekken, verliezen we ons land en onze cultuur. Dan zijn we alles kwijt. De oorlog dwingt mij hun lot in de handen van God leggen.’
Toch wil Ibrahim zo snel mogelijk terug naar huis. Ook anderen verkiezen de gevaarlijke Noeba-bergen boven de relatieve veiligheid van Yida. Dagelijks zetten vluchtelingen de tocht die Kacheri Dabi en haar uitgemergelde kinderen maar net overleefden, in tegengestelde richting in.
Zo ook Mary Ibrahim (47), leidster van een lokale vrouwenorganisatie uit Kauda, die twee dagen geleden in Yida arriveerde. Ze verkoopt kralenkettingen om zeep, olie en suiker te kopen, iets wat thuis niet meer te vinden is.
‘Het leven thuis is zwaar, maar beter dan hier,’ zegt Ibrahim. ‘Hier ben je niet vrij. Je kunt geen eigen voedsel verbouwen; je hebt niets en je bent niets. Thuis schenkt het land ons alles wat we nodig hebben. Daar zijn we zelfvoorzienend. Dat geeft zelfvertrouwen.’
De bus waarmee ze naar Yida reisde, moest onderweg twee keer stoppen om dekking te zoeken voor een luchtaanval. De bombardementen zijn dit jaar heftiger dan ooit, zegt ze somber. Het zorgt ervoor dat veel boeren hun land niet meer durven te bewerken. Omdat het vorige regenseizoen kort was, was de oogst slecht en is er niet genoeg voedsel om het vol te houden tot de nieuwe oogst. Ze vreest dat in de komende maanden veel mensen zullen sterven van de honger.
De slechte vooruitzichten maken haar boos. ‘Waar wij om vragen zijn basisbehoeften als gerechtigheid, scholing en schoon drinkwater. Het regime staat dit niet toe omdat het ons van ons land wil verdrijven. Voor het regime gaat het om de grondstoffen, voor ons betekent het land ons leven. Het geeft ons alles wat we nodig hebben en maakt ons tot wie we zijn.’
Hoe je moed houdt
De kinderen van Kacheri staren met holle ogen voor zich uit. Met hun hongerbuikjes staan ze voor een nieuw hoofdstuk in een uitzichtloze geschiedenis van honger en geweld.
Wanneer de chauffeur van een passerende pick-up hen een lift aanbiedt naar het registratiekantoor van het kamp, moeten de kinderen in de laadbak worden gehesen. Ze zijn te zwak om zelf overeind te komen.
Beelden als deze vreten aan Ibrahim. Altijd proberen de Noeba hun rug recht te blijven houden. Van nature zijn ze juist veerkrachtig en positief, benadrukt ze. Zelfs nu, op het hoogtepunt van de bijna vier jaar durende oorlog, blijft dat gevoel.
Ibrahim: ‘Onze cultuur is rijk en sterk genoeg om dit vol te houden. Als de vliegtuigen komen, zingen we soms dat ze ons toch niet zullen doden. We organiseren feesten en trouwerijen. Dat doen we om niet getraumatiseerd te raken, om de moed niet te verliezen, om hoop te houden. We weten zeker: op een dag houdt ook deze oorlog op.’
Dit verhaal is mede mogelijk gemaakt met steun van het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited.
Nuba Reports Om de oorlog in de Noeba-bergen onder de aandacht van de internationale gemeenschap te brengen besloot een groep lokale journalisten om het conflict van binnenuit vast te leggen. Gewapend met camera’s en fototoestellen leggen ze de verschrikkingen van dichtbij vast, en bieden op hun website alle informatie om het conflict beter te leren begrijpen. Help, ik heb een goed doel geërfd Stel, je erft een goed doel van je oudtante (97). Er staan nog duizenden euro’s op de bank, die jij in Afrika mag uitgeven. Het overkwam gastcorrespondent Anoek Nuyens. Ze besloot te gaan kijken hoe de gesteunde projecten ervoor staan. In Kenia trof ze een ziekenhuis vol spullen, maar zonder patiënten. Wat is hier gebeurd?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!