‘Ik wacht op de oorlog’

Lennart Hofman
Correspondent Verborgen oorlogen
Hamza Al Filali (op de foto links). Foto: Andreas Stahl

Hamza Al Filali (25) uit Laayoune begon in 2011 samen met dertig jongeren de actiegroep The Coordination of Refusing Morrocan’s Nationality. Ik sprak met hem over hun bezigheden en zijn leven als jonge Saharaanse activist.

Hamza Ahl Filali (25) uit Laâyoune, een stad in Westelijke Sahara, richtte in 2011 samen met dertig jongeren de groep The Coordination of Refusing Moroccan’s Nationality op. Ik sprak met hem over hun bezigheden en zijn leven als jonge Saharaanse activist.

Wanneer besloot je activist te worden?

‘In 2005, toen de intifada begon. Er werden een paar politieke gevangenen overgeplaatst van Laâyoune naar Agadir. Toen hun families daartegen in verzet kwamen, kregen ze steun van andere Saharanen. Er vonden demonstraties plaats. 

We zijn nu veel beter georganiseerd, maar missen nog ervaring

Ik zat in die tijd op school en realiseerde me dat ik wat moest doen. Wij, Saharanen, wilden onafhankelijkheid, en dit was onze kans om te laten zien waarom.

In de jaren die volgden werden veel mensen opgepakt, maar in oktober 2010 begonnen we met het tentenkamp, Gdeim Izik. Dat was een grote stap in onze strijd en een grote slag tegen Marokko. Want daarna waren we nog sterker. 

Onze tactiek veranderde toen ook van het verzet door een paar individuen naar meer specifiek georganiseerd verzet in groepen en comités. We zijn inmiddels dus veel beter georganiseerd, maar het is nog niet genoeg. We missen vooral ervaring.’

Hoe belangrijk was Gdeim Izik voor de jongeren?

‘Sinds Gdeim Izek weten de jongeren dat ze terug moeten vechten. We hadden twee keuzes: naar Tindouf om de wapens op te pakken, of hier blijven en vreedzaam vechten. 

Veel mensen begrepen dat vreedzaam verzet de beste oplossing is. Het tentenkamp had namelijk laten zien dat het effect had. Marokko werd er bang van en viel ons aan.

In 2011 besloot ik samen met een paar vrienden om een actiegroep op te richten. We hielden ons in eerste instantie bezig met sociale thema’s, zoals werkloosheid, slecht onderwijs, en discriminatie. En we hielden vol dat we geen politiek doel hadden. 

Maar de politie geloofde ons niet. Ze wisten dat het ons in de eerste plaats om vrijheid ging en verboden ons om nog demonstraties te houden. Vanaf dat moment werd onze groep illegaal.’

Hoe groot is die groep?

‘In het begin waren we met meer dan dertig personen. Maar omdat we vaak werden aangevallen, ook als we niet samenkwamen, stopten velen ermee. We zijn nu nog met twintig leden en hebben ook een afdeling in Guelmim, waarvan twee leden in de gevangenis zitten.’

Wat doen jullie voor acties?

‘We hebben onze paspoorten weggegooid. Daarmee lieten we zien dat we geen Marokkanen zijn, maar Sarahawi. We hebben onze eigen staat en onze eigen overheid. Hoewel ze niet hier zijn, zijn zij onze leiders. We zullen nooit accepteren dat we Marokkanen zijn. 

Na die actie viel de politie ons iedere dag aan. Op demonstraties, maar ook in de parkeergarage waar we elkaar ontmoeten. Ik kan het aantal keren dat ze dat deden niet meer tellen. Het zal meer dan dertig keer zijn geweest. 

Ons grootste probleem is dat we maar met 500.000 mensen zijn. Marokko is met 30 miljoen

We maken ook een eigen tijdschrift, waarvan nu vier uitgaven zijn verschenen. En we willen graag een grote demonstratie organiseren, maar dat is onmogelijk. Ons grootste probleem is dat wij Saharanen maar met 500.000 mensen zijn. Marokko is met 30 miljoen.’

Kun je voorbeelden geven van een probleem waar je in je dagelijkse leven tegenaan loopt?

‘Veel jongeren uit onze groep hebben geen recht om te werken omdat ze zich bezighouden met politiek. We kunnen bijvoorbeeld alleen bij privéondernemingen werken, tegen een laag loon.

Sommige jonge activisten belanden in de gevangenis. Daarna is het moeilijk om nog naar school te gaan of werk te vinden.’ 

Zijn veel jongeren activistisch?

‘Het is moeilijk en gevaarlijk om zo actief te zijn als ik, maar toch zetten veel jonge Saharawi’s zich in. Vooral de jongeren accepteren de gang van zaken namelijk niet. Ze geloven dat ze op een dag onafhankelijk zullen zijn, maar zijn moe van de strijd. Ze willen oorlog en wachten op het besluit van Polisario om de wapens op te pakken. 

Sommige jongens gooien stenen naar de politie, maar ze begrijpen dat dit slecht is voor onze strijd. Want Marokko zal ons dan terroristen noemen. 

Ik weet dat veel vrijheidsstrijders terroristen werden genoemd vanaf het moment dat ze geweld begonnen te gebruiken, zoals de Basken en de Palestijnen. Maar in mijn ogen zijn ze vrijheidsstrijders. Het is geoorloofd om geweld te gebruiken als je wordt aangevallen.

We spreken hier veel over, maar we blijven wachten op het besluit van Polisario tot we overgaan op geweld. Zij zijn onze leiders.’

Waarom is er zo veel respect voor het Front Polisario?

‘Omdat ze Saharaans zijn en veel voor ons hebben geleden. Ze streden meer dan zestig jaar tegen Marokko en Mauritanië, terwijl deze bezetters werden gesteund door machtige landen als Frankrijk en de VS. Israël hielp Marokko met het bouwen van de muur in de jaren tachtig. Toch hield Polisario stand.’

Laten jullie je ook inspireren door andere actiegroepen?

‘Ik lees veel over groepen die tegen de kolonisatie van hun land ingingen. Onze strijd is ook een strijd voor onafhankelijkheid van een kolonisator. We kijken uiteraard naar de Arabische Lente en andere opstanden, maar onze strijd is anders. Wij zijn nog steeds gekoloniseerd.’

Doet de internationale gemeenschap genoeg? 

‘We weten dat er landen zijn die ons iedere dag helpen, zoals Algerije, Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse landen. Ook de overheden van Zweden en Noorwegen doen goed werk. 

Het probleem is dat Frankrijk altijd de kant van Marokko kiest. De Fransen zijn als een vader voor hen, terwijl ze weten dat in de Westelijke Sahara mensenrechtenschendingen plaatsvinden. 

Misschien dat er zo weinig aandacht is voor onze problemen omdat hier niet iedere dag iemand wordt vermoord, zoals in landen als Syrië en Irak. Maar dat komt doordat de Marokkanen weten dat dit ook niet goed voor ze is.

Dat ze ons alleen maar slaan is misschien wel erger dan dat ze ons vermoorden. Want als je doodgaat is dat slechts één kogel, en dan ben je dood. Door te slaan proberen ze je waardigheid af te nemen en maken ze je moe. 

Al mijn vrienden dragen littekens, mensen zijn ziek, en leven in angst. Mijn pols werd gebroken door de politie toen ze Gdeim Izek afbraken. Ik verloor veel bloed en hij is nog steeds krom. Maar ik beschouw dat als een aandenken, zodat ik die dag nooit zal vergeten.’

Misschien dat er zo weinig aandacht is voor onze problemen omdat hier niet iedere dag iemand wordt vermoord

Hoe zie de toekomst eruit?

‘De Marokkaanse overheid geeft ons twee keuzes: doorgaan met vreedzaam verzet en ons iedere dag laten slaan, of naar de kampen gaan om te vechten en de Marokkanen laten lijden zoals zij ons laten lijden.’

En wat doe jij?

‘Ik denk net als de jongeren. Ik wacht op de oorlog.’