Leestips over TTIP: hoe Nederland een claimparadijs werd (en nog 5 verhalen om in te halen)

Jesse Frederik
Correspondent Economie
Detail uit llustratie bij een eerder gepubliceerd stuk van Jesse Frederik: 'Hoe investeringsverdragen de democratie uithollen'. Illustratie: Esther Aarts (voor De Correspondent)

Bij De Correspondent komen er veel vragen binnen over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), het handels- en investeringsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, waar momenteel over onderhandeld wordt. We schreven al de nodige kritische stukken over het verdrag. Voor wie wil bijlezen: hier een overzicht.

Krijg ik straks een chloorkip in de tuin? Komt Monsanto mijn zaad patenteren? Bij De Correspondent komen er nogal wat vragen binnen over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), het handels- en investeringsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, waar momenteel over onderhandeld wordt.

Niet op al deze vragen hebben we een antwoord. Maar in de afgelopen maanden hebben we wel al het een en ander geschreven over TTIP. Een overzicht, voor wie wil bijlezen.

Wat schuift het verdrag?

TTIP zou resulteren in enorme opbrengsten voor BV Nederland, als we de voorstanders mogen geloven. Vierhonderdduizend nieuwe banen, Lagere prijzen voor Amerikaanse producten die ‘miljarden aan besparingen en extra verdiensten’ opleveren, (PvdA, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking).

Maar die claims zijn nogal speculatief. De vierhonderdduizend banen van Rutte komen uit een Duitse studie, waarin Rutte voor het gemak ‘het ambitieuze scenario’ nam en bovendien naliet te vermelden dat dit aantal banen pas in 2025 bereikt zou kunnen worden. Ik schreef er eerder deze column over:

Een ander probleem: omdat de handelstarieven tussen Europa en de Verenigde Staten al extreem laag zijn, moet bijna alle winst van het verdrag (80 procent) komen uit standaardisatie van wet- en regelgeving. Ewald Engelen betoogde eerder in zijn column dat de meeste economische analyses van TTIP voorbijgaan aan wat wederzijdse erkenning van marktstandaarden betekent voor democratische afgesproken nationale eisen aan goederen en diensten:

Maar waar gaat TTIP dan over? De grootschalige harmonisatie van wet- en regelgeving moet er uiteindelijk voor zorgen dat Europa en de Verenigde Staten dezelfde afspraken voor autotests hebben, dezelfde protocollen bij het testen met nieuwe medicijnen hanteren, dezelfde risicobeoordelingen van nieuwe chemicaliën gebruiken en ga zo maar door.

Tomas Vanheste schreef over de chemieonderhandelingen van het verdrag. De Verenigde Staten hebben een heel andere toezichtscultuur dan Europa als het om chemicaliën gaat, ontdekte hij. De Amerikaanse toezichthouder doet slechts vijf evaluaties per jaar, vaak van chemicaliën die in Europa al verboden zijn. In Europa heeft men onlangs ambitieuze regelgeving aangenomen waardoor voor 2018 ruim dertigduizend chemicaliën tegen het licht moeten worden gehouden. Die botsing van culturen levert, volgens Vanheste, ‘grote bedreigingen voor het uitbannen van giftige stoffen’ op en ‘een kleine kans op financiële baten.’

Het dubieuze arbitragemechanisme

Het controversieelste punt van de TTIP-onderhandelingen is de introductie van het zogenoemde ‘investor state dispute settlement’(ISDS)-mechanisme. Mocht een land zich niet houden aan zijn verdragsverplichtingen, dan geeft dat investeerders de mogelijkheid landen voor een internationaal arbitragetribunaal te dagen.

Afgelopen januari publiceerde de Europese Commissie de resultaten van een publieksonderzoek over ISDS. Maar liefst waarvan meer dan 97 procent negatief. Momenteel proberen de verdragsonderhandelaars de scherpe kantjes van ISDS af te halen. Ploumen stelde bijvoorbeeld enkele hervormingen voor, waaronder

Ik legde vorig jaar uit hoe ISDS in het verleden gebruikt werd om nogal wat twijfelachtige claims in te dienen. In recente jaren zijn er bijvoorbeeld claims ingediend tegen het uitbannen van nucleaire energie (Vattenfall versus Duitsland); tegen tabaksregulering (Philip Morris versus Australië; Philip Morris versus Uruguay); tegen het korten van staatsobligatiehouders (Argentinië) en tegen het nationaliseren van financiële instellingen (Ping An versus België).

Nederland is bovendien een claimparadijs voor multinationals. Uit het recentste overzicht van UNCTAD blijkt zelfs dat Nederland wereldwijd op de tweede plek staat als het om het indienen van investeringsclaims gaat. Van de lopende procedures kwamen er vijftig uit Nederland, alleen uit de Verenigde Staten (136) kwamen er meer. En meestal gaat het dan niet om Nederlandse bedrijven, maar om brievenbusmaatschappijen met een buitenlandse moeder. Hier vind je mijn reconstructie hiervan terug:

ISDS wordt gebruikt omdat men het buitenlandse rechtssysteem niet vertrouwt. Van ontwikkelingslanden geloofden verdragspartners vaak niet dat hun rechtssysteem capabel genoeg was om een ingewikkeld conflict tussen investeerder en staat te beslechten. Maar is zo’n motie van wantrouwen ook nodig als het om Europa en Amerika gaat? Landen met de meest geavanceerde rechtsstelsels ter wereld? ‘ISDS is een onnodige laag van investeerdersbescherming, die geen enkele functie dient dan investeerders een nieuw machtsmiddel in handen te geven,’ concludeerde ik in deze column.