Waarom documentaires ineens in opkomst zijn (en Alex Gibney de koning van het genre is)
Dit weekend vertoont HBO een documentaire waartegen de Scientology-kerk al maandenlang campagne voert. Going Clear: Scientology And The Prison Of Belief is het zoveelste controversiële project van Alex Gibney, een van de belangrijkste hedendaagse Amerikaanse documentairemakers. Een verklaring voor het succes van de regisseur en het genre zelf.
Je zou bijna denken dat hij het erom doet. De New Yorker Alex Gibney (61) had het in de afgelopen jaren al aan de stok met Julian Assange, de rooms-katholieke kerk en Lance Armstrong. Maar nog nooit kreeg hij zoveel tegenwind als nu van de Scientology-kerk. Voormalige leden van de omstreden kerk, die hun verhaal doen in Gibney’s een na laatste film, zouden volgens de regisseur zelfs stelselmatig worden bedreigd.
En er dient zich alweer een nieuwe controverse aan. Afgelopen weekend ging op het South By Southwest-festival in Austin zijn documentaire Steve Jobs: The Man In The Machine in première. ‘Karaktermoord,’ noemt The Daily Beast de film.
Intussen kunnen ook de erven van Frank Sinatra hun borst natmaken. Gibney zal in een nieuwe documentaireserie over de befaamde crooner ongetwijfeld diens vermeende banden met de maffia aansnijden.
Amerikaanse documentaires zoeken vaker het publieke debat op. Neem The Jinx. In deze documentaireserie verhaalt regisseur Andrew Jarecki over Robert Durst, het zwarte schaap van een schatrijke Amerikaanse familie, die al jaren in verband wordt gebracht met drie verschillende moordzaken. Het slotakkoord van de serie, dat vorige week zondag werd uitgezonden, was een per ongeluk opgenomen bekentenis van Durst op het toilet: ‘Killed them all, of course.’
Hét genre van dit moment
Amerikaanse documentairemakers pakken het groots aan tegenwoordig. Ze doen zelf onderzoek, gaan de confrontatie aan en brengen hun verhaal uiterst scherp en aantrekkelijk. Topentertainment, voor een groot publiek, dat het documentairegenre lijkt te herdefiniëren.
In Amerikaanse media wordt al voorzichtig gerept over documentaires als ‘the next big thing.’ De non-fictiefilm is al lang geen niche meer, maar doorgedrongen tot de massacultuur, constateert The New York Times deze week. Niet voor niets richten invloedrijke mediabedrijven als Netflix, CNN, Al-Jazeera en Amazon zich tegenwoordig ook op het (mede)produceren van documentaires.
Zoals The Wire en The Sopranos wegbereiders voor het succes van televisieseries waren, heeft ook de opleving van het documentairegenre zo zijn voorlopers.
Een van de sterren van het genre: Gibney.
Hoe Gibney zijn films prangend maakt
Geen filmer zit de tijdgeest zo dicht op de huid als hij. Met het voor een Oscar genomineerde Enron: The Smartest Guys In The Room neemt hij al in 2005 een voorschot op wantoestanden binnen de financiële sector, die pas drie jaar later voor een wereldwijde crisis zorgen.
Op deze thematiek borduurt Gibney in de jaren erna voort met vlijmscherpe documentaires over een zwendelende superlobbyist, de groeiende kloof tussen arm en rijk en een gouverneur van New York die toevallig struikelt over een seksschandaal als hij Wall Street probeert aan te pakken. ‘Ik ben woest over de manier waarop we geld onze democratie laten ondermijnen,’ zegt Gibney hierover.
Als een misbruikschandaal binnen de rooms-katholieke kerk voor opschudding zorgt, gaat Gibney op zoek naar pedofilie in het Vaticaan
Zo weet hij prangende onderwerpen steeds te vertalen naar succesvolle publieksfilms. Terwijl het Amerikaanse leger ternauwernood het hoofd boven water houdt in Irak en Afghanistan, zoomt hij in Taxi To The Dark Side (2007) in op een onschuldige Afghaanse taxichauffeur die door Amerikaanse soldaten wordt gemarteld en vermoord. Het levert hem de Oscar voor beste documentaire op.
Als een misbruikschandaal binnen de rooms-katholieke kerk wereldwijd voor opschudding zorgt, gaat Gibney in Mea Maxima Culpa: Silence In The House Of God (2012) op zoek naar de manier waarop het Vaticaan pedofilie in eigen kring probeert af te dekken. En terwijl WikiLeaks het wereldnieuws beheerst met de ene na de andere onthulling, sluipt hij in We Steal Secrets (2013) de machinekamer van het geheimzinnige collectief binnen.
Een kind van Hollywood
Gibney opereert daarbij continu op het scherpst van de snede. De hoofdpersonen van zijn documentaires worden stelselmatig afgepeld, waarbij de filmmaker beurtelings als aanklager, biechtvader of beul fungeert. Zoals ook meervoudig Tour-winnaar Lance Armstrong inmiddels heeft mogen ervaren. Als de wielrennerij begin 2013 opnieuw in de ban raakt van een dopingschandaal, haalt Gibney beelden van Amstrongs comeback in 2009 en de bijbehorende leugenachtige interviews uit de archieven en dwingt de gevallen kampioen tot een allerlaatste gesprek.
Alle middelen die hem als filmmaker ter beschikking staan worden daarbij ingezet: gelikte shots, messcherpe montage, een stuwende soundtrack en Gibney’s eigen dwingende voice-over. Net als veel andere Amerikaanse documentairemakers is Gibney een kind van Hollywood. In zijn films staan het plot en de personages centraal en wordt in hoog tempo een eenduidig verhaal afgewikkeld. Gibneys documentaires stomen van de ene naar de andere cliffhanger – alsof de kijker moet worden vastgehouden tot ná het volgende reclameblok.
Verhulde pamfletten
Bij deze vorm van documentairemaken, die even graag wil amuseren als engageren, dreigen mensen te verworden tot filmpersonages, gaat de nuance zo nu en dan verloren en wordt ook demagogie niet geschuwd. Dat is dan ook het voornaamste verwijt dat Gibney nu (opnieuw) door de Scientology-kerk wordt gemaakt. Gibney zou selectief met de waarheid omgaan en vooral zijn eigen visie op de werkelijkheid willen verkondigen.
Zijn films zouden niet meer zijn dan (politieke) pamfletten, vermomd als documentaire. Gemaakt door een filmmaker die journalistieke principes zoals objectiviteit en hoor-wederhoor aan zijn laars lapt en vooral wil scoren bij een groot publiek. Soortgelijke kritiek is ook vakgenoten zoals Michael Moore (Bowling For Columbine & Fahrenheit 911), Morgan Spurlock (de McDonalds-film Supersize Me) en Joe Berlinger (de spraakmakende Paradise Lost-trilogie) ten deel gevallen.
Het genre verlaat zich daarbij steeds minder op de televisie en de bioscoop en vindt zichzelf opnieuw uit op betaalplatforms als Netflix, Showtime en HBO. Die nemen ook zelf steeds meer het initiatief om documentaires te produceren. Documentaires die qua tempo, attractiviteit en drama kunnen wedijveren met de gemiddelde Amerikaanse blockbuster.
En tussen al die schurende documentaires over misstanden, malversaties en megalomane gekken regisseert Gibney ook gloedvolle films over soulheld James Brown, de cultschrijver Hunter S. Thompson en afrobeat-pionier Fela Kuti (die komende zomer wordt uitgezonden in Het Uur Van De Wolf).
Het lijken tevens films waarmee Gibney zijn wantrouwen naar de wereld probeert af te schudden. Waarna hij zich klaarmaakt voor de volgende grote confrontatie. Met Scientology, Steve Jobs of – wie weet – de familie Sinatra.
In mei staat het werk van Alex Gibney centraal in NPO Doc; wekelijks zullen films van hem worden uitgezonden.