In Betondorp kent iedereen het geheim van de groenteman (en Willem Holleeder)

Mijn eerste verhaal over Betondorp ging al snel van hand tot hand in de wijk. Niet iedereen was er blij mee. Of die site niet offline kon? Groenteman Marcel was er al van op de hoogte. ‘Ik hoor alles, maar zelf zeg ik niets. Dat is het geheim van een goede groenteman.’
Ik had dit medium en de Betondorpers verkeerd ingeschat. Ik hoorde ze in mijn omgeving nooit over verhalen van De Correspondent. Maar nog geen anderhalf uur na publicatie van mijn eerste stukje over Betondorp belde Spijker met de eis dat ‘die rotzooi’ van het internet moest worden ‘getrokken.’ Mijn verhaal was gedeeld op de Facebookpagina van mevrouw Moes – levensmotto: ‘smile every day xxx’ -, die regelmatig berichten over het dorp plaatst, waarna het digitaal van hand tot hand ging.
Mevrouw Moes adviseerde Spijker verhaal te halen bij de bron, ik dus, en rectificatie te eisen omdat de journalistieke regels volgens haar met voeten waren getreden.
‘Ik ben jouw buurman helemaal niet,’ zei Spijker, ‘want ik woon twee straten verderop. En ik rook ook helemaal geen pakje shag per dag, ik rook veel minder. Jij hebt die onzin erop gepleurd, pleur het er ook maar weer af.’
Daarna werd de verbinding verbroken.
‘Bonnetjes zijn toevallig heel belangrijk’
Toen ik even later bij Versmarkt Oosterwaal kwam, de buurtsuper waar ze onder de toonbank pakjes sigaretten bewaren voor buurtbewoners die officieel niet meer roken, wist uitbater Marcel Oosterwaal er al van.
‘Ik hoor alles,’ zei hij, ‘maar zelf zeg ik niets. Dat is het geheim van een goede groenteman. Ze komen hier en ze lullen allemaal over elkaar.’
Ze komen hier en ze lullen allemaal over elkaar
Als ik me in deze serie al bezondigde aan ‘aapjes kijken,’, zoals sommige lezers me hadden verweten, dan toch zeker in de Apenheul, dacht ik: een safaripark in Apeldoorn waar de apen de baas zijn en ze de bezoekers weleens de bril van het gezicht grissen als iets hen niet aanstaat.
‘Je brengt ze in ieder geval aan het lezen,’ zei Marcel, die overwoog om een aantal kranten uit het assortiment te gooien. De enige krant die hij nog verkocht was ‘de kleurenkrant,’ zoals hij De Telegraaf noemt. Op ‘de leestafel,’ de deksel van de vrieskist, lagen als ‘extra service naar de klant’ de kranten van de dag uitgespreid. Hij had er die ochtend al een stevige discussie over de opgestapte staatssecretaris Fred Teeven op zitten.
‘Dan zeggen ze: "Ach een bonnetje, laat die man toch." Maar bonnetjes zijn toevallig heel belangrijk.’
Hij wees naar het hokje waar de kassa stond. Aan de muren hingen honderden bonnetjes met nog niet betaalde boodschappen.
‘Als die weg raken, is dat heel erg.’



Van Merla naar Monique en terug
Schuin tegenover de winkel stond Merla van het Veld in joggingbroek haar camper te wassen.
‘Het dak moet schoon, want ik wil er een zonnepaneel op zetten.’
Ze hoopte later dit jaar met haar hond naar Portugal te rijden. Even weg van haar 52-jarige buurman, die haar al meer dan vijf jaar het leven zuur maakte.
‘Die kijkt elke nacht televisie, met wisselend volume. Vijf instanties zijn ermee bezig, hij doet voor niemand open.’
Een week eerder hadden ze een conflict gehad over de parkeerplaats voor haar woning. Ze had inmiddels een wielklem gekocht, zodat niemand haar camper ongevraagd kon verplaatsen.
‘Hij belde de politie en zei me dat Monique de Boer met me zou afrekenen.’
Monique was onze wijkagent, een struise vrouw met rossig haar die ik iedere dag op haar mountainbike door de wijk zag fietsen. Ze had diepe indruk op me had gemaakt door de ijver waarmee ze belangstellenden bij de festiviteiten rondom ‘90 jaar Betondorp’ vanwege ‘het gevaar’ weghield bij het springkussen. Ik had haar ook een keer geobserveerd toen ik haar in de speeltuin naast de ringweg rood-wit-blauwe vlaggetjes in hondendrollen zag prikken.
Bij de glasbak in de Veeteeltstraat zei ze me laatst dat de werkdruk was toegenomen. Er gebeurde ineens van alles tegelijkertijd in Betondorp. Een woningbrand, een steekpartij op De Brink en voor schoonheidssalon Mooi waren van een geparkeerde auto alle vier de banden lekgeprikt.
‘En tel daar het reguliere werk maar bij op.’
Het reguliere werk bestond vooral uit het bemiddelen bij en het voorkomen van burenruzies, want de woningen waren klein en gehorig.
‘Mijn functie is vooral: zichtbaar zijn. Ik denk dat ik dat ben.’
Merla wrong haar spons uit. Ze had weinig lovende woorden over voor Monique.
‘Ze is een heel slechte buurtregisseur, een etterwijf.’
De mensen van ‘Beter Buren’ waren naar haar buurman geweest. ‘Hij beloofde voortaan een koptelefoon op te zetten. Maar die mensen waren nog niet weg, of zijn vader belde om me te zeggen dat zijn zoon dat van hem niet hoefde. En wat doet Monique? Die staat erbij, kijkt ernaar en slikt alles voor zoete koek.’
Haar buurman had de wijkagente inmiddels wijsgemaakt dat Merla avances richting hem had gemaakt, maar dat hij daar niet op was ingegaan.
‘Niets van waar, natuurlijk!,’ zei Merla. ‘Ik ben zeventig. Hij is 52, net zo oud als mijn zoon.’



Wat vinden ze er in De Avonden van?
Ik belde Spijker. Hij deed vriendelijk. Wel was het zo dat hij door ‘alle publicaties’ inmiddels gebukt over straat ging omdat hij ze door mijn publicatie van alle kanten ‘crimineel’ naar hem hoorde sissen - een ‘veels te zware betiteling.’
Goed mogelijk dat dat gebeurd is. Bijvoorbeeld in zijn stamkroeg De Avonden, aan de Middenweg. Daar zat de nietsontzienende humor in de vorm van Jantje Kraamwinkel (75) aan de bar. De vader van de uitbaters Jean-Pierre en Michel voorzag alles en iedereen van commentaar. Jantje was gepokt en gemazeld in de Amsterdamse horeca.
Het gesprek ging al snel over criminaliteit. De avond ervoor was Peter R. de Vries in de talkshow van Humberto Tan geweest met opgenomen privégesprekken van Willem Holleeder.
‘Zijn zus schijnt een kankerhoer te zijn.’
Misschien is-tie kindsoldaat geweest en is dat z’n pensioen, dat kan natuurlijk ook
Dezelfde Willem Holleeder had twee keer aan de bar gezeten bij De Avonden.
‘Kwam hij kijken hoe of het hier ging.’
‘Was je niet bang?’, hoorde ik mezelf vragen.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Jantje. ‘Ik heb een kop als een bikkel.’
Zoon Jean-Pierre vanachter het Nespresso-apparaat: ‘Een kop als een bikkel, net als zijn snikkel.’
Jantje: ‘Hij heeft koffie gehad en afgerekend zoals het hoort. Ik vraag nooit aan de mensen hoe of ze aan hun geld komen.’
Hij wees naar ‘de rookkamer,’ een hok achter glas waar twee speelautomaten stonden. Achter een van die automaten hing een donkere jongen.
‘Gisteren vijfhonderd erin gegooid, vandaag al tweehonderdvijftig,’ zei Jantje. ‘Denk jij dat hij een baan heeft?’
Jean-Pierre: ‘Misschien is-tie kindsoldaat geweest en is dat z’n pensioen, dat kan natuurlijk ook.’
Wie om die humor hard moest lachen was de oud-ambassadeur in Nigeria die, terwijl zijn vrouw lesgaf op de universiteit, iedere donderdag zelfgemaakte kippensoep kwam eten in De Avonden.
Marcel van Roosmalen schrijft over Nederland en het nieuws, door de ogen van (steeds weer andere) bewoners van Betondorp, een van de best bewaard gebleven volksbuurten van Nederland.