Wat de geschiedenis van asbest ons leert over de manco’s van TTIP
Een kleine twintig jaar nadat de eerste asbestmijn werd geopend, waren er al meer dan honderd afgeleide producten van het ‘magische mineraal’ vervaardigd.
Het duurde echter niet lang voordat iemand de kwalijke gevolgen van asbest ontdekte. In 1898 beschreef een Britse fabrieksinspecteur al de gevaren voor de volksgezondheid van de glasachtige stof.
Het duurde wel lang voordat er werkelijk iets aan werd gedaan. Pas zo’n honderd jaar (en tienduizenden slachtoffers) later, zou asbest verboden worden in Groot-Brittannië.
Doorslaggevend wetenschappelijk bewijs liet lang op zich wachten. Er zijn tal van studies nodig voordat een relatie tussen asbest en kanker kan worden aangetoond. Het bewijzen van een direct verband duurt meestal nog langer. Bovendien manifesteerden de gevolgen van asbest zich vaak pas dertig jaar na blootstelling, wat de wetenschap verder bemoeilijkte.
De waarschuwingen waren er echter wel. Onzekere waarschuwingen, maar waarschuwingen niettemin. De vraag die dan rijst: had de overheid - ondanks alle onzekerheid - niet veel eerder moeten ingrijpen?
Het grote verschil dat overbrugd moet worden
De vraag is relevant in het licht van de onderhandelingen over TTIP, het nieuwe handelsverdrag tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Volgens de Europese Commissie moet ongeveer twee derde van de opbrengsten van het verdrag komen uit het harmoniseren van Europese en Amerikaanse wet- en regelgeving. De uitdaging: twee heel verschillende toezichtsculturen met elkaar in overeenstemming brengen.
Of die dode chloorkip straks op ons bord komt, gaat uiteindelijk over de toepassing van het voorzorgsprincipe
In de Europese toezichtscultuur wordt uitgegaan van het ‘voorzorgsprincipe.’ Dat betekent dat, zelfs als er wetenschappelijke onzekerheid is, de toezichthouder de mogelijkheid houdt een product te reguleren.
In de Verenigde Staten gaat de politiek ook uit van het ‘voorzorgsprincipe,’ maar daar reguleren toezichthouders meestal pas als de wetenschap eenduidiger is. Ook moeten er vaak ‘kosten-batenanalyses’ worden gedaan. Zijn de baten in termen van veiligheid wel groter dan de schade aan het bedrijfsleven?
(Dit gaat niet altijd helemaal op. Soms zijn de Verenigde Staten strikter, bijvoorbeeld als het om roken en vaccinaties gaat. Terwijl genetische modificatie en snelwegveiligheid in Europa meer gereguleerd zijn).
De Europese en Amerikaanse benadering zorgen vaak voor aanzienlijke verschillen in productregulering. Correspondent Tomas Vanheste beschreef hoe in Europa chemische stoffen al uit voorzorg kunnen worden verboden als ze gevaarlijke elementen bevatten, terwijl in de Verenigde Staten een stof alleen als een bedreiging wordt gezien als we aan te hoge doses worden blootgesteld.
Of die dode chloorkip straks op ons bord ligt en genetisch gemodificeerd voedsel echt naar Europa komt, gaat uiteindelijk over de toepassing van het voorzorgsprincipe. Moeten we, zelfs als de wetenschap onduidelijk is, producten al verbieden of labellen?
De angst voor overregulering is ongegrond
De aantijging is meestal dat innovatie wordt belemmerd door een te strikte hantering van het voorzorgsprincipe. In Europa worden pseudowetenschappelijke claims van ‘eco-gekkies’ te vaak serieus genomen. Overregulering is het gevolg. ‘In Europa laten wij ons leiden door ongefundeerde angstzaaierij over de onbewezen gevaren van GMO-voedsel,’ schreef Mathijs Bouman vorige week in zijn column in Het Financieele Dagblad . ‘Dat noemen we dan het voorzorgsprincipe.’
Die angst voor overregulering is echter ongegrond. Er zijn akelig weinig historische voorbeelden te vinden van regels die meer schade opleverden dan wanneer er minder regels waren geweest. Het Europese Milieuagentschap liet twee jaar geleden nog uitgebreid onderzoek doen naar 88 zaken waarvan werd gezegd dat een product onterecht was gereguleerd. In slechts vier van de 88 gevallen bleek er in het licht van nieuw wetenschappelijk bewijs inderdaad sprake te zijn van onterechte regulering.
Ondertussen zijn er honderden voorbeelden waarbij regulering te laat kwam. Het voorzorgsprincipe wordt helaas vaker in woord, dan in daad gebezigd.
Neem asbest. Een algeheel Nederlands verbod kwam pas in 1993. Toen was al bijna drie decennia duidelijk dat het mineraal ernstig kankerverwekkend was. Hans Heerings becijferde dat als Nederland asbest in 1965 in de ban had gedaan, het ruim 34.000 mensenlevens had gered. Was het voorzorgsprincipe nog voortvarender toegepast en asbest al in 1949 verboden, dan was de schade beperkt gebleven tot enkele honderden slachtoffers.
Het voorzorgsprincipe verwatert
Veel is onduidelijk over TTIP. Wat wel duidelijk is, is dat als je twee toezichtsculturen wilt harmoniseren, beide water bij de wijn moeten doen. Dat brengt het gevaar met zich mee dat het voorzorgsprincipe verwatert.
Twee jaar geleden concludeerde het Europees Milieuagentschap in een zevenhonderd pagina’s tellend rapport nog dat economische belangen door de geschiedenis heen te vaak de veiligheid in het geding hadden gebracht. ‘Er zullen nog steeds fouten gemaakt worden en verrassingen zullen blijven voorkomen,’ schreef het agentschap. Maar de geschiedenis leerde dat het beter was vroegtijdig het voorzorgsprincipe toe te passen.
Door TTIP dreigen we eerder de andere kant op te bewegen.