Een inwoner van Velsen vond de hondenbelasting te hoog. Het stoorde haar dat de gemeente geld overhield omdat er meer belastinggeld binnenstroomde dan aan ‘hondenbeleid’ werd besteed. Mevrouw vond het vooral onterecht dat de gemeente de aangeschafte hondenpoepzuiger ook gebruikte voor paardenpoep. Er bestaat namelijk geen paardenbelasting.
Of je dat nu als groot onrecht, of als muggenzifterij beschouwt: haar klacht is helder. Dit stond er in de uitspraak van de rechtbank:
‘Dat houders van paarden eveneens overlast veroorzaken en dat de hondenpoepzuiger ook voor het opruimen van uitwerpselen van paarden wordt ingezet doet niet af aan de te rechtvaardigen keuze van de wetgever om de houders van honden te belasten en niet de houders van andere dieren.’
Een volzin van welgeteld 46 woorden. Zou de boze hondenbezitter dit begrijpen? De uitspraak is voor haar bedoeld. Zij spande een rechtszaak aan tegen de overheid.
Bovenstaande uitspraak zou natuurlijk ook als volgt kunnen:
‘De overheid mag de hondenbelasting ook gebruiken voor het opruimen van de poep van andere dieren en hoeft voor deze poep geen aparte belasting te heffen.’
Dat zijn twintig woorden minder, maar de boodschap blijft gelijk.
Waarom de uitspraken zo moeilijk zijn
In 2013 behandelden rechtbanken 109.000 rechtszaken in het bestuursrecht. Iedereen heeft te maken met besluiten van de overheid. Over een uitkering, subsidie voor de sportvereniging, een kapvergunning, rioolheffing, of een boete voor te hard rijden. Maarten Feteris, de kersverse president van de Hoge Raad, begon dan ook met een goed voornemen aan zijn nieuwe ambt:
‘Laten we ons inspannen om de taal waarin wij onze beslissingen overbrengen helder te houden, en het daarmee niet nog ingewikkelder, niet nodeloos ingewikkeld te maken. Het kan soms wel wat minder plechtstatig, dat maakt de boodschap alleen maar krachtiger.’
UvA-hoogleraar bestuursprocesrecht en Raad van State-rechter Bart Jan van Ettekoven denkt dat rechters nu eenmaal niet anders kunnen: ‘Ik ben bang dat onze uitspraken grotendeels niet te begrijpen zijn zonder juridische kennis.’ Hij vindt dat niet wenselijk. Het is geen onwil, volgens de rechter, maar ‘schakelen tussen vakgenoten en leken is lastig en blijft een hele kunst.’
Waarom is dit zo moeilijk?
Volgens tekstschrijvers Geerke van der Bruggen en Margriet de Groot ligt het aan het ‘denkend schrijven:’ ‘Veel juristen gebruiken schrijven om tot hun standpunt te komen en beschouwen hun ‘denktekst’ dan ook maar meteen als acceptabel resultaat.’
Bij het schrijven van een uitspraak houden rechters bovendien vaak rekening met een mogelijk hoger beroep. Een belangrijk doel van de uitspraak is dus om aan vakgenoten te laten zien dat de uitspraak goed is. De tekst is niet alleen voor ruziënde of klagende partijen, maar ook voor andere juristen bedoeld.
Kan het anders?
In andere sectoren worden juridische boodschappen steeds vaker ‘hertaald.’ In de bankensector wordt bijvoorbeeld veel werk gemaakt om de voorheen ‘kleine lettertjes’ begrijpelijk te maken. Een notaris schrijft in een vakblad dat het niet de vraag is of in een notariële akte begrijpelijke taal zou moeten staan, maar of notarissen nog wel een taal mogen gebruiken die de cliënt niet begrijpt. Zelfs van de Grondwet bestaat een lekenversie.
Van Ettekoven herinnert zich een experiment om korte en begrijpelijke uitspraken te schrijven, toen hij rechter was bij rechtbank Midden-Nederland. ‘Maar na een tijdje vervielen we weer in onze oude gewoonten. Het recht is nou eenmaal nuance op nuance.’
Het zal dus lang wachten zijn totdat rechters hun uitspraken toegankelijker gaan formuleren. Daarom: hoe valt het geheimschrift van de rechter te kraken?
Sleutel 1: Begin met het lezen van het einde van de uitspraak.
Het belangrijkste van de uitspraak - wie kreeg er gelijk? - staat altijd achteraan. Scrollen dus (of bladeren), tot het kopje ‘Beslissing.’
Sleutel 2: Juich niet te vroeg.
Het lijkt goed nieuws, als de rechtbank in die beslissing ‘het beroep gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt.’ De persoon heeft de rechtbank overtuigd en het besluit bestaat niet meer. Toch is het verstandig de kurk nog even op de fles te laten.
Want nu gaat de rechter besluiten hoe het verder moet.
‘Na een tijdje vervielen we weer in onze oude gewoonten. Het recht is nou eenmaal nuance op nuance’
Omdat het besluit van de overheid in dit geval niet meer bestaat moet de rechter nu zelf bepalen wat de uitkomst is van de zaak. Dat is de meest gunstige mogelijkheid want het kan betekenen dat je inhoudelijk gelijk krijgt. Er zal dan staan dat de ‘uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.’ Ook kan de rechter het ‘primaire besluit herroepen.’ Bij een boete voor verkeerd parkeren betekent dit dat de boete van tafel is.
De volgende optie is dat de rechter de overheid een herkansing geeft; er moet een nieuw besluit komen.
En dan is er nog de ongunstigste optie, wanneer je te lezen krijgt dat de rechter niet inhoudelijk naar de zaak heeft gekeken. Er staat dan bij beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is of de rechtbank onbevoegd.
Schrijft de rechter dat het beroep gegrond is en bepaalt hij dat ‘de rechtsgevolgen in stand blijven,’ juich ook dan niet te vroeg. Er verandert niets aan de uitkomst van het besluit waar het allemaal om begonnen is.
Sleutel 3: De burger krijgt niet vaak gelijk
Veel rechtszaken in het bestuursrecht eindigen met de beslissing dat de rechtbank ‘het beroep ongegrond verklaart.’ De situatie blijft zoals die is. Daar zijn meerdere verklaringen voor.
Het bestuursrecht gaat alleen over besluiten van de overheid. ‘En de bestuursrechter,’ zo doceert Van Ettekoven, ‘gaat alleen over het recht. Dus niet over hoe iemand behandeld is, hoe goed of hoe slecht er naar hem is geluisterd.’
Een bestuursrechter is geen Ombudsman, kortom.
In de meeste zaken mag de rechter alleen van een afstandje oordelen en niet ‘op de stoel van het bestuur gaan zitten’ (zoals bij vergunningen het geval is). Er is dan een ‘discretionaire bevoegdheid’ voor de overheid. Pas als het besluit dus niet redelijk is, en hier gaat het om objectieve redenen, kan de rechter iets doen. Van Ettekoven: ‘Hoe politieker het besluit waar je tegen procedeert, hoe minder de rechter voor de mensen kan betekenen.’
In de uitspraak is in zo’n geval terug te lezen dat de overheid ‘in redelijkheid heeft kunnen komen tot het bestreden besluit.’ Dat heet ook wel de ‘terughoudende’ of ‘marginale’ toets.
Wie bijvoorbeeld dacht dat de bestuursrechter iets ging zeggen over de rechtmatigheid van Zwarte Piet kwam dan ook bedrogen uit. Want hier ging het om: de vergunning die de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan had afgegeven voor de intocht van Sinterklaas, van het jaar daarvoor.
Sleutel 4: In een uitspraak wordt niet alles uitgesproken
Het gebeurt iedere ouder: ineens hoor je jezelf met stemverheffing zeggen dat het je niets kan schelen wie er begonnen is. Terwijl de kinderen juist menen dat tot de bodem moet worden uitgezocht wie er is begonnen.
Ook de rechter is weleens op deze manier beroepsmatig verongelijkt.
Want om de juridische puzzel op te lossen, zal hij eerst de punten waar de partijen het niet over eens zijn, rubriceren en ‘vertalen’ naar de standpunten die juridisch relevant zouden kunnen zijn. Hij maakt dus een schifting tussen wat wel en niet ter zake doet.
Net als de ouder die niet gaat uitzoeken wie er begonnen is.
Zo helpt de rechter de persoon die het als leek opneemt tegen de overheid om van zijn standpunt een juridisch punt te maken. Maar het vervelende is dan dat dit met zich meebrengt dat de weergave in de uitspraak vaak weinig vertelt over wat er nu echt speelde. Alleen wat er voor de rechtbank toe doet blijft staan, alle andere details belanden in de prullenbak. Dit maakt uitspraken zo moeilijk.
Sleutel 5: Hak een lange zin in delen
Het zal intussen duidelijk zijn: rechters hebben een voorkeur voor heel, heel lange zinnen. De vader die de bijdrage aan de studiefinanciering van zijn dochter niet meer kon opbrengen, moest zich bijvoorbeeld door deze zin zien te worstelen:
‘Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich, ook wanneer de hierboven vermelde en in de rechtspraak van de Raad uitgewerkte uitgangspunten in acht worden genomen, in redelijkheid niet zonder nadere motivering en/of onderbouwing op het standpunt kon stellen dat ook in eisers geval geen sprake is van een vermindering die niet kan worden gerekend tot inkomensschommelingen die in het algemeen normaal worden geacht bij de gekozen wijze van inkomensverwerving – in dit geval ondernemerschap in de vorm van [bedrijfsactiviteiten].’
Bent u er nog? Een zin van 83 woorden.
En: wat voor woorden. Het beste is in zo’n geval om de zin in stukken op te delen, en stuk voor stuk te ontleden:
- Heeft iemand zich niet aan de procedure gehouden dan kan die persoon ‘in verzuim zijn.’
- Maar, als dit ‘verschoonbaar’ is dan betekent dit dat de rechter vond dat daar goede redenen voor waren.
- Als de rechter het ergens mee eens is, kan hij schrijven dat hij een standpunt ‘volgt.’ Meestal staat er dat hij iets ‘niet volgt.’ Niet te verwarren dus met het dagelijks taalgebruik waarbij je aangeeft dat je iets niet snapt als je iets of iemand niet volgt.
- Als de rechter schrijft dat hij iets ‘aldus begrijpt,’ bedoelt hij niet dat hij iets snapt of dat hij met je meevoelt. Hij laat hierdoor weten dat hij een argument heeft vertaald in een juridisch punt.
- Een brief, tekening of printje opsturen heet het ‘indienen van een stuk.’ Geeft iemand zoiets op de zitting aan de rechter dan is het stuk ‘over gelegd.’
- Vindt de rechter wel dat de overheid of de burger er een potje van heeft gemaakt maar kan of mag hij dit niet meenemen in zijn oordeel, dan vindt hij dat het handelen ‘niet de schoonheidsprijs verdient.’
- Een bekende breinbreker is de volgende combinatie van woorden: ‘wat daar ook van zij.’ De rechter neemt in zo’n geval nog wel de moeite om een standpunt te herhalen maar vindt het te onbelangrijk om er een mening over te geven.
- Als de rechter het niet eens is met een standpunt maar niet wil uitleggen waarom, dan schrijft hij eerst wat hij wel vindt en dan ‘dat iets daar niet aan af doet.’
En nu?
Bestuursrechters zijn de afgelopen jaren al aanmerkelijk begrijpelijker gaan communiceren. Dat komt door hun ‘Nieuwe Zaaksbehandeling.’ De focus van de rechter ligt meer op het oplossen van de ruzie dan op de juridische toets. En het gesprek met de rechter (de zitting) is belangrijker geworden.
Lost dit misschien het probleem van de moeilijke uitspraak op? Die vraag stelde ik rechter Marie-José Heijmans (rechtbank Gelderland). Zij vertelde dat schriftelijke uitspraken niet altijd geschikt zijn. Als het kan geeft zij direct haar oordeel op de zitting. ‘Dat dwingt je als rechter ook om het uit te leggen in gewoon Nederlands.’ Het voordeel is dat je als rechter kunt zien of mensen je begrijpen. Heijmans: ‘Op het eind zeg ik dan dat ik het in mooiere zinnen op papier zal gaan zetten.’
Maar toch. Het rechtssysteem is al ingewikkeld van zichzelf. De indruk die blijft hangen is dat de uitspraken vooral geschreven worden voor vakgenoten – de beroepsgroep die in onze samenleving de taak heeft om rechtsbescherming te bieden aan mensen die geraakt worden door besluiten van de overheid.
Misschien lukt het de klagers in kwestie wel om met de hierboven beschreven sleutels een uitspraak te begrijpen. Maar in een ideale wereld zouden er natuurlijk zo min mogelijk drempels moeten zijn om een besluit van een overheid aan te vechten. Het zou in elk geval geen voorrecht voor hooggeletterden moeten zijn, maar een recht voor iedereen.
Misschien dat het verandert: ‘Zeg nou gewoon of het bestuur die vergunning wel of niet mocht weigeren’ luidde de oproep van rechter Nico Verheij aan zijn vakgenoten.
Ook rechter Bart Jan van Ettekoven ziet dat in: ‘We moeten het gewoon aandurven. Een brief schrijven in gewoon Nederlands en kijken wat er gebeurt.’
De man die voor de rechter moest bewijzen dat hij in leven was Hans Nolte, ambtenaar in Amsterdam Zuidoost, ging op 3 november 2012 boodschappen doen, om daarna niet meer terug te keren. Daarop verscheen een krantenbericht dat hij zich bij de Amsterdamse rechtbank moest melden ‘om van zijn in leven zijn blijk te doen geven.’ Joris van Casteren bezocht deze bizarre zitting. In afwachting van Hans Nolte. De snijtafel bespreekt: de rechtszaak tegen Zwarte Piet In de eerste aflevering onder het fileermes van de Snijtafel: de Amsterdamse rechtszaak inzake het vermeende racistische karakter van Zwarte Piet.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!