Ode aan een vergeten ideaal: de broederlijkheid
Wekelijks schrijf ik een ode aan een of ander voortbrengsel. Deze week aan een groot, warm, maar vergeten ideaal: broederlijkheid. Bejubeld door de Franse revolutie, verwaarloosd door Europa, beleden door het boeddhisme.
Dus: na de Revolutie van 1789 vormt fraternité een van de drie centrale waarden van de Franse republiek. Na de slavenopstand van 1804 wordt Haïti de eerste onafhankelijke kolonie; Liberté, Egalité, Fraternité, de slogan waarmee ook daar de strijd werd gevoerd, komt in het wapenschild. In 1823 voltooit Ludwig van Beethoven zijn Negende Symfonie: de apotheose is getoonzet op een gedicht van Schiller. Op het dramatische hoogtepunt scandeert het koor uit volle borst: Alle Men-schen wer-den Brüüü-der.
Maar sindsdien?
Het gaat niet zo best met de broederlijkheid. Toen Beethovens Ode an die Freude in 1985 Europees volkslied werd, werd hij prompt van zijn Duitse tekst ontdaan, wat zeg ik, werd hij van àlle tekst ontdaan. Taalpolitieke neutraliteit enzo. Europa is de enige politieke constellatie ter wereld waarvan men het volkslied hooguit kan neuriën. Wat zegt dat over het politieke project?
Wie nu de idealen van de Franse revolutie googelt krijgt dit:
Vrijheid: 10.600.000 resultaten
Gelijkheid: 566.000 resultaten
Broederlijkheid: 29.000 resultaten
Zelfs met het in Nederland gangbaardere woord ‘broederschap’ scoort fraternité het laagst van de drie. (Overigens vind ik broederschap maar een matige vertaling van fraternité. In het Frans heb je twee woorden: fratrie en fraternité, broederschap en broederlijkheid. Met het eerste duid je een groep mannen aan die lief en leed met elkaar delen - een kloosterorde, een vrijmetselaarsloge, een groep hobbits. Pas met het tweede praat je over de principiële band van gelijkwaardigheid tussen mensen die mekaar niet hoeven te kennen.)
Broederlijkheid dus. Misschien vind ik het wel het warmste ideaal van de Franse revolutie.
Is het al tijd voor broederlijkheid?
De Belgische oud-premier Mark Eyskens schreef ooit dat de drie waarden van de Franse revolutie gefaseerd worden ingevoerd: als de negentiende eeuw de eeuw was van de gelijkheid en de twintigste die van de vrijheid, dan zou de eenentwintigste in het teken komen te staan van de broederlijkheid.
Ik vond dat een prachtige gedachte.
Alleen: zou die voorspelling ook uitkomen? Met zijn strijd voor het algemeen kiesrecht stond de negentiende eeuw inderdaad in het teken van meer gelijkheid, maar Thomas Piketty herinnert ons er ook aan dat nog in de eenentwintigste eeuw gevochten zal moeten worden tegen nieuwe vormen van ongelijkheid. En ja, het eind van het fascisme, het kolonialisme en het sovjet-communisme brachten, samen met de ontdekking van de pil en de wasmachine, honderden miljoenen mensen nieuwe ervaringen van vrijheid. Maar die strijd is verre van voltooid, weten ze van Noord-Korea tot het sombere kalifaat.
In het politieke spreken van vandaag lijkt zelfs enige gêne te bestaan jegens zulke hooggestemde morele categorieën
Met zoveel werk nog op de plank, moeten we dan al wel aan de broederlijkheid beginnen? De term is in het Westen zelfs helemaal in onbruik geraakt in het politieke taalgebruik. Kijk naar het Verdrag van Lissabon, de Europese grondwet die geen Europese grondwet mag heten. Het woord vrijheid komt er 38 keer in voor. Het woord gelijkheid: 26 keer. Het woord broederlijkheid of broederschap? Nul keer.
Of zou het te seksistisch klinken? Uiteraard wordt met broederlijkheid ‘broeder- en zusterlijkheid’ bedoeld, maar je weet maar nooit. In het Engels heeft men mankind ooit moeten vervangen door humanity en in Amerika, teelaarde der gender-neutraliteit, heet een mens inmiddels lekker bondig a human being.
Of zou het ideaal van fundamentele verbondenheid te hoog gegrepen zijn voor deze pragmatische tijden? Terwijl vrijheid en gelijkheid om rechten gaan, rechten van het individu bovendien, gaat broederlijkheid veel meer over de waarden van een gemeenschap. Dat is lastig. Vergeleken met pakweg de Afrikaanse rechtspraak is het Europese recht altijd veel onwenniger geweest als het om de rechtspositie van een gemeenschap gaat. Sterker nog, in het politieke spreken van vandaag lijkt zelfs enige gêne te bestaan jegens zulke hooggestemde morele categorieën. Enkel een Mandela of een Obama mag erover beginnen, liefst op een begrafenis.
Een pleidooi voor mededogen
Maar wat politiek onhaalbaar lijkt, hoeft maatschappelijk niet onwenselijk te zijn. De Franse auteur Matthieu Ricard publiceerde vorig jaar een vuistdik boek, Plaidoyer pour l’altruisme, onlangs verschenen in het Nederlands onder de titel: Altruïsme, de kracht van compassie. Negenhonderd bladzijden lang brengt hij honderden onderzoeken uit de neuropsychologie, de biologie en de sociologie samen naar het prosociale gedrag van de mens. Matthieu Ricard is doctor in de moleculaire biologie, hij promoveerde bij de Franse Nobelprijswinnaar François Jacob en is de zoon van de filosoof en académicien Jean-François Revel. In 1972 trok hij naar India en Nepal om zich te verdiepen in niet-westerse filosofie, vandaag is hij de Franse vertaler van de dalai lama en de bekendste zenboeddhist van Frankrijk.
Na lezing van zijn Altruïsme zou je kunnen stellen: wat Thomas Piketty met zijn Kapitaal deed voor het ideaal van gelijkheid, doet Matthieu Ricard nu voor het ideaal van broederlijkheid. Net zoals een groeiende kloof tussen rijk en arm geen natuurlijke ontwikkeling is, maar het resultaat van bewust politiek handelen over de generaties heen, zo is gedrag gekenmerkt door geweld, cynisme en egoïsme niet het enige waartoe de mens in staat is, maar het resultaat van persoonlijke en maatschappelijke keuzes uit heden en verleden. Het kan dus anders. Ricards boek is één lang pleidooi voor het actief cultiveren van mededogen, niet alleen van mens tot mens, maar tevens van mens tot dier, van natuur tot natuur.
Enkele jaren geleden werd Matthieu Ricard na hersenscans van zijn mediterende brein uitgeroepen tot de gelukkigste mens ter wereld . Vorig jaar mocht ik met hem in debat aan de Université Libre de Bruxelles. Hij leed niet aan permanente euforie, zijn glimlach was niet gebetonneerd blijmoedig. Er hing geen aura van wijsheid of heiligheid rond hem. Wat mij het meest opviel, was zijn volkomen gewoonheid. Meet hem opnieuw westerse kleren aan en hij valt niet op in de metro van Parijs.
Maar met zijn buitengewoon belangrijke boek over altruïsme heeft hij het oude, vergeten ideaal van broederlijkheid op indrukwekkende wijze geherdefinieerd en naar de eenentwintigste eeuw getild. Vroeg of laat komt het terug op de politieke agenda.