De week waarin ik Loppersum bezoek, is de week en waarin op de website van het dorp militaire oefeningen worden aangekondigd.

Voor alle twee houd ik mijn ogen open, geen van beide zal ik zien. In plaats daarvan spreek ik tienjarigen en pensionado’s, de tulpenboer, de dierenarts, de dominee en alle leden van amateurtoneelgezelschap Mit Mekoar.

Wat ik wil weten? Hoe de mensen leven, in een aardbevingsgebied.

Mijn zoektocht begint bij de schoonmaakster van Hotel Spoorzicht. Het ligt in het hart van het dorp en je kunt er koffiedrinken.

De schoonmaakster denkt niet dat het veel zin heeft haar te interviewen: ‘Ik woon al jaren in Delfzijl.’

Maar ze schrijft wat namen en adressen op een papiertje, dat ik dubbelvouw en in mijn jas steek. Het is het uitgangspunt voor de mensen die ik spreek deze week.

De familie Langeland, die net als iedereen in het centrum woont

Als eerste bel ik aan bij Jan en Betsy Langeland. Een man van achterin de zeventig, met kort grijs haar en twinkelende ogen doet open. ‘Ik kom niet uit Loppersum,’ zegt hij. ‘Ik woon hier nog maar zestig jaar.’ Hij komt uit ‘t Zand, vijf kilometer verderop.

In de woonkamer een half gelegde puzzel en een bed. ‘Ik ben mantelzorger,’ zegt Jan trots.

‘Loppersum is een mooi, rijk dorp,’ zegt Betsy Langeland. ‘We hebben twee dokters, we hebben nog een gemeentehuis. We hebben hier vier kerken - niet dat ze worden platgelopen, maar we hebben ze wel. We hebben een spoor- en een busverbinding.’

Wanneer ik haar vraag wat de mooiste plek is, zegt ze: ‘De markt. Niet om hoe die eruitziet hoor. Om wat er gebeurt. Midzomernachtfeesten, de kermis.’

Ik zie Loppersum als een uithoek. Rustig en uitgestrekt. Maar wat Jan en Betsy Langeland zo fijn vinden aan Loppersum, is dat het juist zo lekker centraal ligt.

‘Vanuit Loppersum kun je alle kanten uit, ' zegt Betsy. ‘Je kunt naar Garrelsweer, naar Stedum, Middelstum, Westeremden…’

Jan knikt driftig en vult aan: ‘Als je hier de straat uitgaat, rechtsaf, linksaf en dan de weg volgen, dan kun je zó naar Westeremden. Binnendoor!’

Waar je ook woont, van daaruit ontvouwt zich de wereld. Iedereen woont altijd in het centrum.

Het landelijk gebied in de buurt van Loppersum. Foto: Irvin van Hemert/ANP

De spelers van Mit Mekoar, die minder makkelijk over bevingen praten dan ‘de import’

Dinsdagavond ben ik in een zaal vol ouderen getuige van de opvoering van een Gronings toneelstuk door buurtvereniging Mit Mekoar. Mit Mekoar mag om te repeteren gebruikmaken van deze ruimte in het verzorgingstehuis, in ruil daarvoor treden ze jaarlijks op voor de bewoners. Dit keer voor het eerst in de nieuwe zaal.

‘We hadden weinig opbouwtijd,’ zegt regisseur Jan Boersma, ‘er was eerst bingo.’ Het maakt niet uit: de zaal zit vol. Er zijn schaaltjes met nootjes en chips, er is koffie en thee, er zijn schoondochters en rollators. Achter de coulissen wachten de spelers tot het tijd is om op te gaan. Ze eten broodjes kaas en kijken televisie. Ik vraag het maar gewoon: ‘Willen jullie weg uit Loppersum?’

‘Met die houding van ons, worden we onder de voet gelopen’

‘Nee,’ zegt Eddy de Winter, zijn hoofd getooid met een grote bruine pruik. Hij heeft zijn vakantie onderbroken om hier vandaag te spelen. ‘Het is hier mooi plat.’

‘En gezellig,’ vult Renate Frankruijter aan – haar oogleden zwaar van de theater-make-up.

‘En plat,’ zegt Eddy.

‘Het is groen,’ zegt Renate, ‘en ik ken bijna iedereen. Het is precies groot genoeg. Er zijn altijd mensen op straat. Ik heb nog niemand horen zeggen dat-ie weg wil.’

‘Loppersum is een dorp met een ouderwetse kern en niet te veel van dat nieuwbouwspul,’ zegt Eddy.

‘We hebben hier van alles één, en daar zijn we zuinig op,’ zegt een vrouw. ‘Eén dorpshuis, één drogist, één supermarkt, één kroeg. Als je die kwijtraakt, komt-ie nooit

Is het moeilijk om er hier tussen te komen? vraag ik.

‘Ik denk dat we best toegankelijk zijn,’ zegt ze. ‘Als mensen van buiten zich hier vestigen en zich in het verenigingsleven mengen, is dat alleen maar goed.’ Maar toch niet helemaal: ‘Soms willen ze ineens alles anders aanpakken. En dan zeggen wij: ‘ja, hoor eens even, we doen het al jaren zo.’

Ze neemt een hap van haar broodje. Vertelt dat je ook in de bevingsdiscussie ziet dat mensen die niet van hier zijn, makkelijker en luider zeggen wat ze denken. Soms voelt ze dan plaatsvervangende schaamte.

‘Maar we hebben de import wél nodig. Want met die houding van ons worden we onder de voet gelopen.’

Na de toneelvoorstelling fiets ik terug naar mijn hutje. In Zeerijp, waar ik doorheen fiets, wordt nog gevoetbald. In het dorpshuis brandt licht.

Ondernemer Geert Jan Reinders, die kansen ziet na de bevingen

‘Je kan hier fietsen wat je wilt, je komt nergens,’ zegt Geert Jan Reinders. ‘Loppersum ruik je pas als je terugkomt van vakantie. Grasland, hooiland, het houdt niet op.’

We zitten op het kantoor van zijn productiemaatschappij. Reinders produceert relatiegeschenken en streekproducten. Zoals alles wat je nodig hebt voor het Groningse spel boerenmetworst en producten met de Groninger Vlag. ‘Geert Jan kent iedereen en iedereen kent Geert Jan,’ zei de schoonmaakster maandag nog. Hij zit in de kerstmarktcommissie en organiseert de paasmarkt, de midzomerfeesten en de kermis.

‘Dankzij de bevingen kent nu iedereen de naam Loppersum en weet iedereen waar het ligt. Nu is het zaak om te proberen onszelf op een andere manier op de kaart zetten,’ zegt de ondernemer aan zijn witte bureau.

Volgens Reinders gebeurt er iets interessants in Loppersum: maar dankzij de bevingen komen nu middelen vrij. Vanuit de stichting Groninger Dorpen, waar verenigingen kunnen aanvragen. En vanuit het Nederlands Aardolie Maatschappij- Daardoor zijn er meer manieren om plannen te realiseren.

Hij vertelt over de dorpstuin in oprichting, waar hij ook bij betrokken is: ‘Er zat hier een kwekerij, die is net gestopt. Er komt een grote lap grond vrij. Tot in de jaren vijftig, zestig stond Loppersum bekend om de tuinbouw, om fruitbomen. Er groeiden veel aalbessen. Inmiddels is het koolzaad en tulpen. Het zou mooi zijn als er straks weer bessenstruiken staan waarvan iedereen kan plukken. Maar dan moet je eerst die grond kopen, en daarvoor moet je weer eerst een plan ontwikkelen. Eerst wilde niemand dat, voelde het te ver weg. Doordat er nu meer aanvraagmogelijkheden zijn, komen er meer van dit soort initiatieven.’

Neeltje van den Boom, die de strijd tussen mens en natuur door ziet gaan

Boerderij De Diek’n (‘De Dijken’) is de plek waar ik in 2013 mijn trouwen vierde. Het is een lokatie voor feesten, eten en overnachten, die veertien jaar geleden is opgezet door een lesbisch stel ‘van buiten.’ Ik spreek af met Neeltje van den Boom. Blonde plukken waar de wind doorheen geblazen heeft; rode wangen. Vandaag wordt het terras geschrobt, even naar binnen om met mij te praten, kan nog net.

Van oudsher ging het om overleven, meent ze, om de strijd tegen de elementen. Het water dat de regio overspoelde; het land dat bewerkt moest worden; de wind die over de vlakten raasde. Van boeren die knokken tegen de klei tot kinderen die gewend zijn om een uur per rit op de fiets te zitten – ‘al is er nu volgens mij een soort trend dat de kinderen elektrische fietsen krijgen.’

Luchtopname van de aardgaslocatie bij het Groningse Leermens en Loppersum. Foto: Irvin van Hemert/ANP
‘Groningers zijn zo bescheiden en nuchter. Daarom doet het pijn als mensen onze verhalen afdoen als aanstellerij’

‘Ik zie hier altijd luchten,’ zegt Van den Boom terwijl we koffiedrinken in de zonovergoten eetruimte. ‘Weidse luchten. Die uitgestrekte horizon. De ruimte maakt denk ik dat je je omgeving anders ervaart. Dat merk je ook aan de mensen: ze hebben veel ruimte in hun geest. Ze hebben hun vooroordelen, maar ze komen met open vragen en uiteindelijk willen ze alles weten.’

Wat valt haar op aan Loppersum?

‘Het is niet normaal wat er allemaal gebeurt. Een culturele raad, het dorpshuis, dingen voor ouderen, dingen voor jongeren. Het is niet zichtbaar, maar het bruist hier. Zoals de huiskamercafés. Die blijven ook maar bestaan. Ik hoorde pas nog van twee dertigers die een pand hebben gekocht waarin altijd een huiskamercafé had gezeten. Zij waren niet van plan om zoiets ook te doen, toch houden ze het nu open. ‘Het pand maakt dat het zo is,’ zeiden ze. ‘Het zit erin gebakken.’

Ik vraag haar wat veranderd is, sinds de bevingen nieuws zijn geworden.

‘Groningers zijn zo bescheiden en nuchter. Daarom doet het pijn als mensen onze verhalen afdoen als aanstellerij. Ze weten niet hoever iets moet komen voordat mensen hier überhaupt hun mond opendoen. Wat ik ook erg vind, is dat het zorgt voor verdeeldheid. Dat iedereen bang is dat een ander profiteert. Terwijl: het gaat er toch om dat we allemaal vooruitkomen?’

Dominee van Weerden, die hoopt dat Loppersum over tien jaar nog bestaat

Net wanneer ik heb besloten dat Loppersum een nuchter dorp is, loop ik Waardevol Leven binnen. Een kerk gehuisvest in een voormalige school, geleid door een flamboyante dominee (‘Ik houd wel van een beetje sjeu’).

‘Als ik hier een preek houd en ik houd dezelfde preek in het westen, krijg ik andere reacties,’ zegt dominee Lodewijk van Weerden, geboren Lopster. Een energieke man, ik schat hem ergens achterin de dertig. ‘Hier worden de mensen steeds stiller als je ze raakt. In het westen worden ze steeds luidruchtiger.’

‘Een Groninger zegt pas ‘ik ben hier niet blij mee’ als de grens al is bereikt. In het westen zeggen ze hetzelfde als je een heel voorzichtig stapje richting die grens zet. Dus ik snap wel dat een westerling makkelijk over onze klachten heen praat.’

Hij wil de ellende duidelijk niet bagatelliseren. ‘Elk huis hier heeft scheuren, ook dat van ons. En als je wilt verhuizen en je moet je huis kwijt, heb je echt een

‘Als ik het zwart-wit stel, geloof ik dat er twee mogelijkheden zijn voor de toekomst van Loppersum,’ zegt hij even later. ‘Stel dat de overheid zegt: we hebben het gas onder Loppersum nodig. Dan zou het zomaar kunnen dat het voor hen beter is om alles hier op te kopen en het gas weg te halen. Dan wordt het opgekocht, platgegooid en bestaat het over tien jaar niet meer. Dat is het ene uiterste. Het andere uiterste is dat we hier gaan samenwerken en ons eigen verhaal schrijven.’

Hij kijkt naar buiten. We zitten in zijn kantoor, met uitzicht op de kinderdagopvang. Op het plein wordt gejoeld en crossen driewielers rond.

‘Als we elkaar gaan aanvullen en bedenken wat voor toekomst wij hier zien, voor iedereen die geeft om het gebied, kunnen er hier heel mooie dingen gaan gebeuren. Dat hoop ik. Maar ik weet nog niet welke kant de wijzer op zal slaan.’

Schaliegas is nog veel schadelijker dan tot nu toe werd gedacht De Amerikaanse president Barack Obama heeft besloten dat Amerika moet overstappen van het vieze steenkool op het schonere schaliegas. Dat klinkt als een stap vooruit, maar nieuwe metingen wijzen uit dat er veel meer methaan weglekt bij de winning ervan, het gas kan wel tachtig keer schadelijker zijn voor het klimaat dan CO2. Lees hier het stuk terug Hoe de overheid de zware industrie met miljoenen overeind houdt Minister van Economische Zaken Henk Kamp zet alles op alles om de zware, energie-intensieve industrie te behouden. Hij spoedde twee wetswijzigingen door de Tweede Kamer waarmee hij de industrie met miljoenen per jaar tegemoet komt. Miljoenen die niet naar duurzaamheid of innovatie gaan, maar naar lastenverlichting. Lees hier het stuk terug