In Zuid-Soedan is vrijheid, vrede en democratie vooralsnog ijdele hoop
In 2011 kwam aan 22 jaar oorlog een einde toen de bevolking van Zuid-Soedan unaniem voor onafhankelijkheid koos. Maar het land balanceert bijna vier jaar later alweer aan de rand van de afgrond. Samen met fotograaf Andreas Stahl bezocht ik het land, op zoek naar een antwoord op de vraag: is er nog hoop voor dit jonge land?
Als Lang Diar Hoth (26) op de avond van 15 december 2013 een paar felle knallen hoort, weet hij direct dat er wordt geschoten. Vanuit de deuropening van zijn huis ziet hij hoe aan het einde van de straat drie jongens aan komen rennen, gevolgd door een groep gewapende mannen. Opnieuw wordt er geschoten, een van de jongens valt neer.
In paniek verstopt Hoth zich onder zijn bed. Door een gat in de muur ziet hij hoe drie soldaten het huis van zijn overburen binnenrennen en beginnen te schieten. Even later slepen ze vijf lichamen naar buiten en rennen weer verder. Hoth is in shock en sluit zijn ogen. Overal om hem heen klinken schoten, af en toe wordt er geschreeuwd.
Zuid-Soedan is op dat moment exact 889 dagen onafhankelijk. Wat begon als de aankondiging van een nieuwe tijd, is geëindigd zoals het begon: als een mislukte staat.
Waar ging het mis?
Op 9 juli 2011 kiest de bevolking van Zuid-Soedan unaniem voor onafhankelijkheid. Aan een 22 jaar durende oorlog tussen de islamitische machthebbers uit het noorden van Soedan en een verzameling rebellengroepen uit het overwegend zwarte zuiden, is een einde gekomen. Westerse landen hadden hier jaren voor gewedijverd en klappen verheugd met de nieuw gekozen leiders mee.
Toch waren de vooruitzichten toen al slecht. Zuid-Soedan had niets. Geen overheidsapparaat, infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg, of banken. De politieke leiding bestond uit voormalige krijgsheren die in de oorlog voor meer doden hadden gezorgd in onderlinge gevechten, dan in de strijd tegen het noorden.
Desondanks blijft de internationale gemeenschap het regime vanaf het begin steunen. Politieke leiders vliegen af en aan en ontwikkelingsorganisaties stampen honderden projecten uit de grond, ervan overtuigd dat de leiders hun leven zouden beteren nu een nieuw gemeenschappelijk doel was gevonden: het opbouwen van een vrij en democratisch Zuid-Soedan.
Het bleek ijdele hoop. De broze basis en onderliggende politieke spanningen zorgden voor slecht bestuur, enorme corruptie en een schrijnend gebrek aan democratie. De broze politieke eenheid begint te verbrokkelen in juli 2013, toen president Salva Kiir zich bedreigd voelde door de ambitie van zijn partijgenoot en vice-president Riek Machar om president te worden. Hij verving hem met een kliek vertrouwelingen van zijn eigen volk, de Dinka.
Hoe Hoth wegkwam
Op de avond van 15 december 2013 gaat het helemaal mis. Een partijbijeenkomst escaleert en Kiir geeft de Presidentiële Garde de opdracht alle niet-Dinka binnen het leger te ontwapenen. Hij beschuldigt Machar van het beramen van een coup, die prompt op de vlucht slaat. Die nacht trekt de Presidentiële Garde moordend door Juba op zoek naar Nuer, het volk waartoe Machar behoort.
De hele nacht ligt Hoth onder zijn bed. In paniek belt hij een paar studiegenoten en begrijpt al snel wat er aan de hand is. Wat begon als een intern politiek conflict, breidt zich snel uit langs etnische lijnen. Er vindt een jacht plaats op leden van zijn stam, de Nuer. Er is maar één vrijhaven: de Verenigde Naties-basis, even buiten de stad.
De volgende dag stuurt een bevriende Dinka een auto om hem op te halen. Hij weet uiteindelijk de basis van de VN te bereiken. Daar zitten 13.000 doodsbange Nuer bijeen, beveiligd door VN-soldaten.
In Juba vinden die nacht tot wel 10.000 mensen de dood. Machar voegt zich bij de Sudan People’s Liberation Army-in-Opposition (SPLA/IO) en neemt wraak op Dinka in de stad Bor, waarna Kiirs troepen zich revancheren op de Nuer-inwoners van Leer. Binnen een maand is de droom van Zuid-Soedan omgeslagen in een nachtmerrie. Alleen Congo kwam na onafhankelijkheid sneller in de problemen.
Terug bij af
De VN-basis in Juba oogt vijftien maanden na de massaslachting als een kleine stad. Kinderen gaan naar school, vrouwen doen de was, oude mannen zitten gedachteloos op houten bankjes. Maar er staat ook nog steeds een hek omheen en het wordt bewaakt door VN-soldaten. Alleen vrouwen en kinderen durven soms naar buiten.
Hoth is sinds zijn huiveringwekkende vlucht het kamp niet meer uit geweest, bang om te worden vermoord. Drie neven werden die nacht ontvoerd en gedood, zijn studie humanresourcemanagement aan de Universiteit van Juba heeft hij moeten staken.
Hoth: ‘Het is allemaal de schuld van Kiir, die alle macht naar zich toetrok. Hij heeft de etnische verschillen misbruikt. Nuer en Dinka lijden samen in deze oorlog. We trouwen onderling en ik heb veel vrienden die Dinka zijn. Ze wonen hier maar tien minuten vandaan, maar door de oorlog heb ik hen al ruim een jaar niet meer gezien. We bellen alleen nog maar.’
Hij schudt zijn hoofd en zegt: ‘Dit is een schandalige oorlog die alleen maar verliezers kent. De politici moeten hun problemen oplossen, want wij boeten hiervoor. Wij burgers willen geen oorlog, wij willen alleen vrede.’
Waarom mislukken de vredesbesprekingen steeds?
Maar dat is nou net het probleem: iedere poging om de politieke twist uit te praten, mislukt. De laatste keer was in maart, toen de kemphanen bijeenkwamen in Addis Ababa, de hoofdstad van buurland Ethiopië.
Officieel liepen de vredesbesprekingen stuk op de verdeling van macht en de structuur van de overheid, maar een oplossing werd ook tegengehouden door de onderhandelaars zelf, zegt professor Luka Deng Kuol, directeur van het Centre for Peace & Development Studies aan de Universiteit van Juba, tevens Global Fellow aan het Peace Research Institute Oslo.
De buurlanden van Zuid-Soedan, die bij de onderhandelingen als bemiddelaars optreden, hebben volgens hem namelijk te veel te winnen of te verliezen bij de uitkomst. Andersom is Zuid-Soedan erg afhankelijk van relaties met hen.
Kuol: ‘Er is heel veel olie in Zuid-Soedan. Omdat we zelf geen toegang hebben tot de zee, moeten we beslissen of we dat via Soedan, Ethiopië of Kenia gaan exporteren. Nog zoiets: water is heel belangrijk voor de regio en 45 procent van het Nijlbassin ligt in Zuid-Soedan. Al die belangen spelen mee bij de manier waarop de onderhandelaars zich opstellen.’
Soms zijn deze landen ook direct betrokken bij de oorlog. Zo steunt noorderbuur Soedan de SPLA/IO van Machar en helpt Oeganda het leger van Kiir. Wapens worden aangevoerd vanuit alle omliggende landen. Diegenen die hier geld aan verdienen, hebben soms korte lijntjes met de onderhandelaars en die willen helemaal geen snelle oplossing voor het conflict.
En hoe langer een oplossing uitblijft, hoe verder de problemen zich opstapelen. Volgens de Verenigde Naties hebben 4,1 miljoen Zuid-Soedanezen dit jaar humanitaire hulp nodig, maar is slechts 12 procent van het benodigde budget aanwezig. Voor de komende maanden dreigt voor 2,5 miljoen mensen een hongersnood.
Wat doet de internationale gemeenschap?
De impasse leidt tot woedende reacties uit de internationale gemeenschap. Zij leggen de schuld bij de koppige politieke leiders en vragen zich steeds meer af of ze het land nog wel willen blijven steunen en dreigen met sancties.
In maart lekte een onderzoeksrapport van de Afrikaanse Unie (AU) uit, waarvan de inhoud zo controversieel was dat de unie het zelf achterhield. De aanbevelingen voor Zuid-Soedan: Kiir en Machar mochten geen onderdeel uitmaken van een overgangsregering en Zuid-Soedan moest drie tot vijf jaar door AU-leden geregeerd worden, gesteund door de VN.
Geen Zuid-Soedanese politicus die hierover peinst. Ze hebben niet voor niets al die jaren voor onafhankelijkheid gestreden. Hardliners voelen de hete adem van buitenstaanders in hun nek en steken alleen maar meer hun kop in het zand. Daaromheen cirkelt een hitsige groep wapenhandelaren, krijgsheren en politici die proberen te profiteren van de chaos.
Wat doet de president?
De spanningen zijn tijdens een toespraak van Kiir op 18 maart goed zichtbaar. Overal hangen spandoeken met teksten als: ‘Sancties zijn nooit een oplossing voor vrede’ en ‘Geen beloning voor de rebellie.’ Mensen worden met vrachtwagens aangevoerd om de president een hart onder de riem te steken.
Kiir staat op een podium, omringd door hoogwaardigheidsbekleders, militairen, religieuze leiders en een enkele afgevaardigde uit het buitenland. Ze slaan elkaar op de schouders. Kiir toont zich strijdbaar en is vastberaden niet in te binden.
Afgewisseld door dweilorkesten en gejuich roept Kiir dat hij nooit zal toestaan dat buitenlanders de controle over het land zullen overnemen. Indien nodig, vecht hij terug. Nooit zal hij vertrekken en toestaan dat Machar terugkeert in de politiek. Hij noemt hem een ‘dwaas’ en een ‘verrader’ en verwijst veelvuldig naar de massaslachting in Bor, waar Machars mannen in 1991 honderden Dinka doodden.
‘Ook toen al bleek dat hij niet te vertrouwen was,’ schreeuwt hij. Dat Nuer nu compensatie willen voor familieleden die in Juba zijn gedood door het leger in 2013, noemt hij absurd. Kiir: ‘Dat kregen wij Dinka toch ook niet toen zij ons vermoordden? Ik sta niet toe dat slachtoffers in Juba zullen worden gecompenseerd.’
De toeschouwers juichen en zwaaien met vlaggetjes. Je vraagt je af of in dit klimaat ooit een oplossing gevonden kan worden.
Ik vraag het Rabecca Abuega, een Dinkameisje dat onderdeel uitmaakt van een welkomstparade voor Kiir. Ze verloor haar beide ouders bij de massaslachting in Bor in 1991; in 2013 trof haar oom en tante hetzelfde lot toen Nuer-jongeren loyaal aan Machar hun huis verbrandden. In tegenstelling tot de oorlogstaal van Kiir, wil zij juist niets weten van oorlog en confrontatie.
Abuega: ‘De oorlog is een politiek gevecht, het heeft niets met clans te maken. Wij burgers willen dit niet. We willen allemaal vrede. Alleen politici hebben iets te winnen bij oorlog.’
Om vrede te bewerkstelligen, moeten de politici elkaar vergeven, vervolgt ze. Net zoals dat zij de moordenaars van haar ouders heeft vergeven. Daarna moeten de burgers kiezen wie er president zal zijn. ‘Dat is de enige manier waarop we verder kunnen.’
Is er een oplossing?
Een bevolking die vrede wil en bereid is te vergeven, geleid door koppige politieke kemphanen die het land alleen maar dieper de ellende intrekken. Het is Kuol een doorn in het oog. Hij vreest dat zich de komende maanden een crisis zal ontvouwen die haar weerga niet kent.
Onnodig ook. ‘Zuid-Soedan is rijk aan grondstoffen. Als het lukt om goed functionerende instanties op te zetten om die rijkdom bij de bevolking terecht te laten komen, kunnen we de problemen aan. Dan kunnen de oorzaken van de oorlog worden aangepakt: jeugdwerkloosheid, armoede, slecht bestuur, politieke corruptie en een gebrek aan educatie.’
Hij klinkt vol vertrouwen, maar dat verandert als het heden ter sprake komt.
Want wie moet dat doen?
Uit zijn blik spreekt ineens onzekerheid, schaamte zelfs. ‘Ik kan alleen zeggen wat er zou moeten gebeuren,’ zegt hij dan. ‘Wie dat moet doen, en hoe, kan op dit moment niemand zeggen. Dat is nou juist het probleem.’