Elk jaar gaan duizenden kinderen naar de verkeerde school vanwege hun geboortemaand
Elk jaar gaan duizenden kinderen naar de verkeerde middelbare school door het zogenoemde geboortemaandeffect. Kinderen uit oktober, november en december hebben meer kans om naar het vwo te gaan. Kinderen uit juli, augustus en september gaan vaker naar het vmbo. Een effect dat een leven lang doorwerkt. Maar je kunt er iets aan doen.
Stel dat een kind geboren in augustus 30 procent minder kans zou maken om het vwo te halen dan een kind geboren in oktober.
Dat zou raar zijn, toch? En oneerlijk?
Zou je dan willen dat je kind in augustus wordt geboren?
En wat doe je dan als ouder, als je augustuskind een lager-dan-verwacht schooladvies krijgt?
Om de eerste vraag te beantwoorden: ja, dat is raar. Maar soms is de werkelijkheid nu eenmaal raar.
Kinderen uit oktober, november en december hebben veel meer kans om naar het vwo te gaan. Kinderen uit juli, augustus en september gaan veel vaker naar het vmbo.
Anders gezegd: duizenden kinderen per jaar gaan naar een verkeerde middelbare school – om geen andere reden dan de maand waarin ze zijn geboren.
Hoe kan dit?
Door het zogenoemde geboortemaandeffect. In de sport en in het onderwijs worden kinderen ingedeeld in jaarcohorten: de F’jes, E’tjes en D’tjes in de sport, de groepen één tot acht in het onderwijs. De indeling gebeurt aan de hand van een peildatum. In de sport is dat 1 januari, in het onderwijs is dat traditioneel 1 oktober: werd je voor 1 oktober 2014 zes jaar, dan zat je dit schooljaar in groep drie.
Het is eerlijk en praktisch om kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd bij elkaar te zetten. Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. Het kind dat vlak na de peildatum is geboren, is elf maanden ouder dan een kind dat vlak voor de peildatum is geboren. En met name in de vroege groepen is dat een fors leeftijdsverschil.
Goed nieuws voor het oudere kind: dat is rijper, kan de stof beter opnemen, steekt beter af tegen klasgenoten, krijgt plezier in het leren, leert daardoor meer en scoort beter op toetsen. Niet omdat het kind meer talent heeft, maar omdat het ouder is.
De jonge leerlingen zijn hiervan de dupe. Ze scoren lager, ontwikkelen een negatief zelfbeeld, blijven vaker zitten, krijgen vaker dan gemiddeld een lager schooladvies.
Zo’n verkeerd advies kan gevolgen hebben die een leven meegaan. Want eenmaal ingedeeld in een bepaald schooltype - vmbo, havo, vwo - blijf je er vaak in hangen, zo concludeerde de Onderwijsinspectie vorige maand.
En dat alles omdat je toevallig in september bent geboren.
Een oud probleem
Gek genoeg is het geboortemaandeffect voor wetenschappers, scholen en beleidsmaker al decennia gesneden koek.
De Nederlandse onderwijskundige Klaas Doornbos was een van de pioniers, met zijn dissertatie uit 1971: Geboortemaand en schoolsucces. Nadien hebben tal van sociologen, psychologen en economen het effect in diverse facetten blootgelegd. En niet in obscure tijdschriftjes. Het belangrijkste onderzoek op het gebied, van de economen Kelly Bedard en Elizabeth Dhuey, werd aangehaald in Malcolm Gladwells bestseller Outliers.
Dhuey, in dat boek: ‘Het is belachelijk. Het is bizar dat onze arbitraire keuze van peildata zulke effecten heeft en dat niemand het erg lijkt te vinden.’
Wat zegt u nu? Leraren beoordelen hun leerlingen niet goed?
Dus waarom bestaat het effect nog steeds? Waarom laten we docenten voorspelbare fouten maken?
‘Wat zegt u nu? Leraren beoordelen hun leerlingen niet goed?,’ vraagt hoogleraar onderwijssociologie Jaap Dronkers sarcastisch. ‘Dat is ketterij!’
Als hij klaar is met lachen, zegt Dronkers dat de voornaamste verklaring voor het voortbestaan van het geboortemaandeffect het overmatige vertrouwen in de basisschoolleerkracht is. Zij worden te veel beschouwd als briljante experts die van al hun leerlingen precies weten hoe ze ervoor staan.
Welnu, zegt Dronkers: dat weten ze niet, alle goede bedoelingen ten spijt. En het is ook moeilijk om te zien of een jong kind matig presteert omdat het jong is of aanleg mist.
Weg met de jaarklas
Een oplossing zou zijn om leeftijd niet meer als criterium te hanteren. Als klassen niet meer naar leeftijd zijn ingedeeld kun je ook niet naar leeftijd discrimineren.
Dat is al beleid, zegt het ministerie van Onderwijs. Scholen horen - al sinds 1985 - niet aan de hand van een datum (1 oktober) te bepalen of leerlingen mogen beginnen met groep 3, maar aan de hand van hun rijpheid: is de kleuter sociaal, motorisch en intellectueel klaar om te leren lezen en schrijven?
Dus ben je al wel zes jaar, maar nog niet rijp, dan blijf je in groep twee. Ben je nog geen zes jaar, maar wel rijp, dan ga je naar groep drie. De geboortemaand doet er dan niet meer toe, alleen de rijpheid.
Voilà: geboortemaandeffect opgelost!
Maar dat beleid wordt maar mondjesmaat toegepast. De aandacht richt zich met name op het sneller laten ‘doorstromen’ van zogenoemde herfstkinderen, kinderen die in oktober, november en december zijn geboren. De zorg is dat zij zich vervelen in groep twee en daardoor stagneren in hun ontwikkeling. Die kinderen worden dus iets vaker naar groep drie gestuurd - prinses Amalia bijvoorbeeld.
Dit lost het geboortemaandeffect niet op, het verplaatst het hooguit een beetje. (Net zoals gebeurt op scholen die de peildatum hebben verplaatst naar 1 januari - daar zijn de decemberkinderen de jongste, en de januarikinderen de oudste.)
Het manipuleren van de geboortemaand
Voor de helderheid: het fenomeen is niet Nederlands.
In de Verenigde Staten sturen ouders hun kinderen doelbewust laat naar school - met als doel hen de oudste, en dus de beste, van de klas te laten zijn. ‘Redshirten’ heet dat. Volgens Dhuey is dat het gevolg van het rigide toetsen van Amerikaanse kinderen. Als toetsen op jonge leeftijd al meetellen, kun je maar beter de oudste zijn, redeneren de ouders.
Het kan extremer. In Japan worden kinderen eveneens volop getoetst. Recent onderzoek van de econoom Hitoshi Shigeoka toont aan dat Japanse ouders nog minder aan het toeval willen overlaten, en daarom met zwangerschappen mikken op een geboorte vlak na peildatum 2 april. Keizersneden worden indien mogelijk gepland na die dag. Alles om het kind maar de oudste te laten zijn.
In Nederland gebeurt dit voor zover bekend niet. Maar wie weet wat er gebeurt als Nederlandse kinderen steeds vroeger worden getest.
Loodgieters, maar wel de beste loodgieters
De jongste kinderen van een klas hebben dus een nadeel - maar hoe lang hebben ze er last van? Is er een langetermijneffect?
Ja, volgens studies uit Canada, de VS, Groot-Brittannië. België. Nederland, Zweden en Chili. Die concluderen dat jongere leerlingen tussen de 5 en 15 procent minder kans maken op een universitaire opleiding dan oude kinderen. De Nederlandse econoom Erik Plug schreef in 2001 dat oude leerlingen als volwassenen tot zo’n 5 procent meer salaris krijgen dan jonge leerlingen.
Andere studies zien amper effect op de lange termijn. Economen Roxanne Korthals, Dinand Webbink en Olivier Marie keken, in een nog te publiceren paper, naar het effect van de geboortemaand op leerlingen in twee soorten landen: landen die relatief vroeg kinderen naar de middelbare school laten gaan, zoals Nederland en Duitsland, en landen die dat later doen, zoals met name Scandinavische landen.
In vroeg-selecterende landen, zoals Nederland, worden jonge leerlingen vaker verkeerd ingeschat dan in laat-selecterende landen. Logisch, omdat op jongere leeftijd de verschillen tussen jonge en late leerlingen groter zijn. Het verkeerde schooladvies lijkt funest - want eenmaal op een middelbare school ingedeeld, kom je er niet snel vanaf, zoals de Inspectie van het Onderwijs ook concludeert.
Maar verrassend genoeg bleek uit de data van Korthals, Webbink en Marie dat die kinderen als volwassenen niet minder verdienen dan relatief oude kinderen. Hoe dat kan? ‘Ze worden dan bijvoorbeeld loodgieter,’ zegt Korthals, ‘maar wel de beste loodgieter.’
En ook qua opleiding hadden ze geen achterstanden, zo bleek uit de data. Havisten deden later toch nog vwo; hbo’ers gingen alsnog naar universiteit. Op de lange termijn was er dus geen geboortemaandeffect.
De tragiek van de misallocatie
Goed nieuws, zou je zeggen. Toch is er nog een probleem, zegt Korthals.
Het opklimmen van vmbo naar havo naar vwo gaat immers gepaard met veel pijn, moeite, en frustratie - energie die anders besteed had kunnen worden. In Korthals’ koelere economentermen: het is ‘inefficiënt’ en een ‘misallocatie van middelen.’
Het opklimmen van vmbo naar havo naar vwo gaat gepaard met veel pijn, moeite, en frustratie - energie die anders besteed had kunnen worden
Zo is het mooi dat jonge kinderen na bijvoorbeeld een onterecht havo-advies alsnog hun vwo halen. Maar het heeft die leerling wel twee jaar van zijn leven gekost, tijd die hij op de universiteit had kunnen doorbrengen.
Ook krijgen jonge kinderen vaker allerlei diagnoses, zoals adhd, terwijl daar geen sprake van is - ze zijn jong. En ze gaan vaker naar het speciaal onderwijs om leerproblemen aan te pakken, terwijl ze die niet hebben.
Maar goed, zou je kunnen zeggen, hoe pijnlijk of inefficiënt ook, de kinderen uit Korthals’ dataset konden zich tenminste nog herstellen van een verkeerd advies. Goed nieuws toch?
Ja. De vraag is alleen of dat de jonge leerlingen van de komende jaren ook gaat lukken. De cijfers waarmee Korthals keek naar de carrières van jonge en oude leerlingen, stammen uit een tijd waarin scholen nog breed waren - van mavo tot vwo. Die maakten het relatief makkelijk om te ‘stapelen,’ na de mavo de havo te doen en na de havo het vwo. Korthals: ‘De school kent je en weet al dan niet of je het kunt.’
De huidige trend is dat scholen ‘categoraal’ worden - alleen vmbo of alleen gymnasium. Zoals recent bleek, leidt dat ertoe dat er minder gestapeld wordt. Korthals benadrukt dat ze dit niet heeft onderzocht. ‘Maar het lijkt me aannemelijk dat stapelen zo lastiger wordt.’ En dat betekent dat het geboortemaandeffect dus toch een grote invloed op een levensloop kan krijgen.
Een mogelijke oplossing
Wat een oplossing voor het geboortemaandeffect weer dringender maakt.
Voor Elizabeth Dhuey zou de beste oplossing zijn als kinderen pas op latere leeftijd naar de middelbare school worden gestuurd. Zo gaat het in Denemarken, waar het leeftijdseffect het zwakst is van alle landen die zij onderzocht.
Een andere oplossing: de ‘ontschotting’ van het middelbaar onderwijs, waar het ministerie op inzet. Het idee is dat leerlingen elk vak op hun eigen niveau kunnen volgen. Paul Rosenmöller adviseerde daar recent positief over, en ook de vereniging van schoolleiders AVS ziet het zitten.
Voorzitter Petra van Haren verwacht heil van ‘gedifferentieerd ruimte geven aan talenten. Dit juist als tegenbeweging van het categoraal denken. ‘Stapelen’ wordt dan op de huidige manier overbodig omdat voortgezet-onderwijsschooltypes [vmbo, havo, vwo - MdH] niet meer op deze manier zullen bestaan.’ Dat is - mogelijk - de toekomst.
Op kortere termijn is de oplossing die in Noord-Ierland wordt gehanteerd - schijnbaar het enige land dat actie heeft ondernomen - haalbaarder. Daar worden toetsscores van basisschoolleerlingen gecorrigeerd voor leeftijd. Dat wil zeggen: van oudere leerlingen wordt een toetsscore iets naar beneden aangepast, van jongere leerlingen iets naar boven.
Simpel, rechtvaardig en daardoor haalbaar, denk je misschien. Maar onderwijssocioloog Jaap Dronkers denkt van niet. Als je corrigeert voor het nadeel ‘geboortemaand,’ zegt hij, dan komen er vast ook stemmen om voor het effect ‘sociale afkomst’ te corrigeren. Of voor geslacht – meisjes zijn immers vroegrijper dan jongens.
En stel je voor, zegt Dronkers, dat jouw (september)kind dankzij die correctie beter scoort dan het kind van de buurvrouw dat in oktober is geboren. ‘Daar komt eindeloos gezeur van.’
Is er dan niks anders te bedenken? Jawel, zegt Dronkers. Journalisten moeten stukken schrijven en wetenschappers moeten onderzoek doen om scholen bewust maken.
Klinkt realistisch.
Maar stel nu: je bent ouder van een kind uit augustus of september, een jong kind dus. En je kind krijgt een schooladvies dat lager uitvalt dan verwacht.
Leg je je dan neer bij de deskundigheid van de docent? Of ga je boos verhaal halen en een hoger advies eisen, omdat je denkt, nee weet, dat die docent niet de eerste zal zijn die het verschil niet kan zien tussen leeftijd en talent?