Dit kan ook al niet waar zijn - Joris Luyendijk onder NPO’ers

Daan Windhorst
Schrijver

Je staat op een vliegveld. Je bagage is ingecheckt, je hebt tax-free geshopt. Nu wordt je vlucht omgeroepen. Maar als je op je gemak naar het bord met vertrektijden sjokt, schrik je je een hoedje: er is maar één gate. En vanaf daar vertrekt maar één vliegtuig, met maar één bestemming. Noord-Korea.

De afgelopen jaren sprak ik tientallen medewerkers van de Nederlandse Publieke Omroep, de koepelorganisatie van de verschillende omroepen in Nederland. Ze hadden zeer uiteenlopende verhalen, maar alle verhalen komen op hetzelfde neer: er is iets fundamenteel mis bij de NPO.

Ik ben een antropoloog. Dat is hoe ik alles benader en onderzoek. En ook de medewerkers van de NPO kan je opdelen in verschillende stammen. De eerste stam die ik in mijn tijd in Hilversum ben tegengekomen is de machtswellustige twintigste eeuwse-rendementsdenker.

Ik sprak er een op een terras in Hilversum. Hij droeg een grijs pak en keek een beetje nerveus om zich heen. Toen ik vroeg waarom hij zo nerveus was, vertelde hij dat hij niet gewend was om met creatieve mensen te spreken.

‘Ik ben gewend om om te gaan met accountants,’ vertelt hij. ‘Ik wil het liefst een vergadering, met een agenda en een rondvraag. Al die programmamakers, schrijvers en regisseurs die de hele tijd buiten de lijntjes proberen te denken: ik krijg er de kriebels van.’

Als je ‘VPRO’ of ‘ongecoördineerd media-aanbod’ fluistert, rilt hij

Angst is sowieso een grote drijfveer voor dit type NPO’er. Als je ‘VPRO’ of ‘ongecoördineerd media-aanbod’ fluistert, rilt hij. Waarom ik tegen hem fluister? Weet ik niet. De NPO is een gekke wereld en je wordt er langzaam in gezogen.

Het bangst is de rendementsdenker voor het internet, geeft hij zelf toe. ‘Ik snap dat niet. Wat is een YouTube? Is er STER op de YouTube?’

STER-inkomsten zijn een terugkerend thema bij de rendementsdenker. Het is hoe hij zijn waarde definieert.

‘Kijkcijfers en marktaandeel,’ antwoordde hij toen ik vroeg wat hij wilde drinken. ‘Koopkrachtige mensen tussen de 18 en 39.’

Soms moet je hem gewoon even laten praten.

Aan het eind van onze afspraak vraagt de rendementsdenker om de ‘NPO-rekening.’ Het is me al vaker opgevallen dat hij om onduidelijke redenen ‘NPO’ voor woorden plakt. Hij heeft afspraken op NPO-maandag, heeft NPO-jeuk aan zijn neus en zit sinds kort op NPO-curling.

Toch zijn er naast de rendementsdenker meer stammen te ontdekken binnen de NPO. Denk ik. Weet ik niet. Ik ben tot nu toe eigenlijk alleen machtswellustige twintigste-eeuwse rendementsdenkers tegengekomen.

Volgende week: ‘Ik drink graag het bloed van omroepmedewerkers,’ aldus iemand die ik sprak binnen de NPO. Het is niet Henk Hagoort.