Mark & Halbe en de strijd om de postduiven

Daan Windhorst
Schrijver

‘Toen hij 19 jaar oud was, en secretaris van postduivenvereniging De Griffioen in Oosterwolde, had Halbe Zijlstra aan één ding een gruwelijke hekel: verliezen. ‘Hij was dol op z’n duiven, en bloedfanatiek,’ vertelt Henk Douna, nog altijd penningmeester van de club in het oosten van Friesland.’

-

1987. Postduivenvereniging De Griffioen. Het is laat. Buiten regent het. Binnen zijn de lichten al uit. De flessen fris zijn in de koelkast achter de bar gezet, de terrastafels staan binnen. Mark loopt nog een laatste rondje: hij moet afsluiten vandaag.

Dan: een krakend geluid. Normaal hoort hij hier op dit tijdstip alleen zijn eigen voetstappen. Is er een duif ontsnapt? Eigenlijk wil hij naar huis, toch besluit Mark een kijkje te nemen. Hij loopt verder de gang in.

‘Mark,’ klinkt het, en Mark schrikt zich een ongeluk. Het is de nieuwe jongen - het enige andere jeugdlid van de club: een lang, smal gezicht, een verontrustende glimlach.

‘Wat doe jij hier?’ vraagt Mark, hij doet zich stoerder voor dan hij is.

‘Ik wilde even... babbelen.’ De nieuwe jongen pakt Mark bij zijn schouder vast. Een teken van dominantie, vermomd als vriendschap.

‘Gefeliciteerd met je overwinning,’ zegt hij. ‘Echt heel knap. 3.800 punten. Ik doe het je niet na.’

Misschien, Mark, is het tijd voor een andere kampioen. Snap je? Iemand anders aan de top.

‘Dank je,’ Mark kijkt naar de hand op zijn schouder. De nieuwe jongen stopt maar niet met glimlachen.

‘Misschien - dit is gewoon een gedachte hoor - misschien moet je op je hoogtepunt stoppen.’

Mark kiest ervoor hier niet op te reageren.

‘Misschien, Mark, is het tijd voor een andere kampioen. Snap je? Iemand anders aan de top.’

Mark lacht.

‘Je kan mij altijd proberen te verslaan, natuurlijk.’

Opeens verdwijnt de glimlach van het gladde gezicht van de jongen.

‘Mark. Even iets anders. Ik moet binnenkort de duivenhokken opnieuw verven. We hebben twee soorten verf. Eentje voor de buitenmuren en eentje voor de binnenkant van het hok. Heel stom, maar die verf voor de buitenmuren is giftig voor de duiven, daar kwamen we pas te laat achter.’

‘Euhm. Oké?’

‘Ik ben gewoon opeens bang dat ik die twee soorten verf door elkaar ga halen. Het zou toch eeuwig zonde zijn als jouw duiven...’

Hij glimlacht weer. Loopt weg. Aan het eind van de gang draait hij zich nog één keer om.

‘Ik word nummer één, Mark. Dat weet jij, dat weet ik. Goedschiks of kwaadschiks. Als het nodig is maak ik alles kapot wat jou lief is. Dat weet je.’

Mark blijft achter.