‘Kunnen we alsjeblieft binnen gaan zitten? Ik word depressief van de zon.’ Het interview is nog niet begonnen, of Renzo Martens heeft zijn eerste oneliner al uitgesproken. Het lijkt een spontane uitspraak, maar wanneer hij later subtiel suggereert dat het wel een grappige openingszin voor het artikel zou kunnen zijn, komt de tevoorschijn.

Voor wie onbekend is met zijn werk: Martens is een kunstenaar die naam maakte met controversiële videokunst over Afrika. Waarschijnlijk zou hij licht geïrriteerd zijn als je hem niet kent. ‘Op mondiaal niveau zit ik in de subtop en daar moet ik zo snel mogelijk uit. Die subtop vind ik niet interessant,’ zegt hij eenmaal binnen in het café in Amsterdam-Noord.

Aan alles is te merken dat Martens de afgelopen jaren voortdurend bestookt is met moeilijke vragen. Overal heeft hij een waterdicht antwoord op. Telkens weet hij het gesprek moeiteloos terug te brengen naar zijn artistieke stokpaardjes. Dat kan vrij bot gaan. ‘Deze vraag vind ik oninteressant,’ zegt hij ons twee keer.

Het is verleidelijk om zijn soundbites over te nemen. Zorgvuldig regisseert Martens het beeld dat we van hem hebben: intelligent, vastberaden, op het arrogante af overtuigd van zichzelf. Wat oprecht is en wat kunst, dat is maar moeilijk te ontdekken. Wie is Renzo Martens?

Allereerst: een korte terugblik op zijn vorige werk

In 2008 veroorzaakte Martens opschudding met zijn film Daarin reist Martens naar Congo om een punt te maken: Afrika wordt net zoveel uitgebuit door journalistiek en ontwikkelingshulp als multinationals. Alleen is hun grondstof geen goud of olie, maar armoede. Armoede, betoogt Martens in de film, is Afrika’s belangrijkste exportproduct. Jammer dat alleen het Westen eraan verdient.

Hij zet zichzelf neer als een extreem onsympathieke blanke kunstenaar die arme Afrikanen weleens zal leren hoe ze hun armoede zelf uit kunnen buiten. Zo laat hij jonge Congolese fotografen zien dat hun Europese collega’s veel lucratiever zakendoen door foto’s van uitgemergelde peuters te maken. Wanneer de Congolese jongens deze misstanden zelf vastleggen, blijkt al snel dat de beeldindustrie is voorbehouden aan westerse fotografen.

Als kunstwerk werd Enjoy Poverty een groot Tegelijkertijd kreeg Martens een enorme storm van kritiek te verwerken, met name uit de ontwikkelingssector. De film zou harteloos zijn, ten koste gaan van arme mensen en zelf ook een vorm van uitbuiting zijn.

Dit is de reden dat wij Renzo Martens sámen spreken. Correspondent Marian Cousijn met vragen over geëngageerde kunst; correspondent Maite Vermeulen met vragen over ontwikkelingshulp.

En wat is zijn huidige werk?

Martens is inmiddels alweer een paar jaar bezig met een nieuw project: het een op een voormalige Unileverplantage, middenin de Congolese jungle.

Vestiging van the Institute for Human Activities ergens in de Congolese jungle. Foto: Renzo Martens / IHA
Emery Muhamba werkt aan zijn zelfportret in het Institute for Human Activities in Congo. Foto: Renzo Martens / IHA
De Nederlandse banketbakker Jan Willem bekijkt het portret van Mbuku Kipala. Foto: Renzo Martens / IHA
‘Zelfportret zonder kleren’ van Mubuku Kipala tijdens de opening op ‘Artes Mundi 6’ in Cardiff (Verenigd Koninkrijk). Foto: Renzo Martens / IHA

Het idee: als wij kunst maken over de armoede van de plantagearbeiders, hebben zij er niets aan. Als de plantagearbeiders zelf kunst maken over hun eigen armoede, kunnen ze eraan

In de Bloemstraat in de - Amsterdamse Jordaan hoef je alleen maar je neus te volgen om die kunst te vinden. In ruikt het naar zoet-bittere pure chocolade. Hier staan de beelden tentoongesteld die de Congolese plantagearbeiders-turned-artists maakten in het IHA van Martens.

Het zijn ontroerende zelfportretten, gegoten in chocolade die ze zelf op hun plantages Martens benadrukt dat de sculpturen niet als zijn kunstwerken beschouwd moeten worden. ‘Deze is van Leba, deze van Manenga, deze van Mabiala. Het geld van de opbrengst gaat naar hen. Ik heb me er zo min mogelijk mee bemoeid.’

Op een laptop in de galerie zien we hoe op de plantage een groot feest losbarst wanneer Martens de nieuwe kunstenaars vertelt dat hun chocoladebeelden al zo’n 1.800 euro hebben opgeleverd - geld dat ze zelf mogen houden. Ze vieren het met champagne. En chocola, die zij nog nooit eerder aten.

Het contrast met Enjoy Poverty, waar je vooral cynisch, boos en moedeloos van werd, kan bijna niet groter. Het Institute for Human Activities is een positief, constructief project - romantisch zelfs.

Marian Cousijn: Had je de kritiek op Enjoy Poverty in je achterhoofd bij het opzetten van dit project?Nee, totaal niet. Enjoy Poverty is een compleet geslaagd kunstwerk en ik sta er 100 procent achter. Het is geen fijne film, omdat ik er geen doekjes voor het bloeden bij leverde. Die fotografen in Enjoy Poverty hebben uiteindelijk wel degelijk geld gekregen uit de opbrengst van de film en konden gaan studeren. Maar dat zei ik er bewust niet bij. Dan zou men denken ‘oh wat erg, maar kijk, hij heeft het al opgelost.

Ik zit nu alleen in een lastig parket: ik wil de boel nog verder opblazen, en daarom moet ik doen alsof ik afstand neem van die film. Ik wil nu geen kritisch werk óver uitbuiting maken; ik wil dat het écht wordt aangepakt. Dat is het verschil met Enjoy Poverty.’

De boel (de kunstwereld vooral) opblazen!

De boel verder opblazen - dat is Martens’ missie. En ‘de boel,’ dat is vooral de kunstwereld. Een van de punten die hij herhaaldelijk benadrukt, is dat er iets grondig mis is met het kritische engagement binnen de kunst. ‘Ik geloof in kritisch engagement, maar niet in de manier waarop we het organiseren. Kunnen de mensen in Congo misschien niet zelf kritisch nadenken, dat wij dat altijd voor ze moeten doen? Uiteraard, wij kunnen wel lezen en schrijven en zij niet allemaal, maar voor de rest: zelfde mensen, zelfde diepgang, zelfde talenten, zelfde blik naar de hemel.’

Hij noemt de meeste geëngageerde kunst ‘steriele kritiek:’ kunstwerken die kritiek hebben op misstanden en ongelijkheid in de wereld, maar negeren dat de kunstwereld op precies dezelfde wijze functioneert.

Die zelfreflectie is juist essentieel binnen kunst die in de verlichte, modernistische traditie staat, aldus Martens. Een Daarvoor verwijst Martens naar het ‘Tijdens de was het flagrant: die kunst gaat volledig voorbij aan het feit dat ze gefinancierd werd door arbeiders die tegen hongerlonen op Unileverplantages werken.’

The Art Collector, door Jérémie Mabiala & Djonga Bismar. In de tentoonstelling ‘A New Settlement’ in Galerie Fons Welters. Foto: Ernst van Deursen

Maite Vermeulen: Maar is het dan de taak van de kunstenaar om met een oplossing voor alle wereldproblemen te komen? Is bewustwording niet genoeg?

‘Bewustwording alleen schiet tekort; daar hebben die mensen niets aan. We maken onszelf wijs dat het aantonen dat het slecht is, genoeg is.’

Marian Cousijn: Maar het lijkt me wel de eerste stap.

‘Nee. Ik denk dat de nadruk op bewustwording de noodzaak voor daadwerkelijke actie ondermijnt. We gaan eerst iedereen bewust maken en pas als iedereen bewust is, ondernemen we actie. Dan gebeurt er dus nooit iets.’

Martens drukt zich nogal zwart-wit uit, maar zijn retoriek legt inderdaad een pijnlijk punt bloot. Op de lunchtafel van de redactie van De Correspondent staat ook gewoon slavenhagelslag. En zelfs de meest goedbedoelde journalistieke missies in Afrika leveren vooral hier geld op, en niet daar.

Martens als Lady Diana

Maite Vermeulen: Wat je nu doet, lijkt wel wat op ontwikkelingswerk.Dat weet ik niet. Er is wel een humanistisch aspect in het programma geslopen. Maar ik doe gewoon wat kunst nodig heeft om weer enige relevantie te krijgen. En dat levert een soort ontwikkelingswerk op. Als Unilever hun mensen in Congo gewoon fatsoenlijk zou betalen, dan heb je die ontwikkelingshulp niet nodig. Dan bouwen ze zelf wel waterputten; daar zijn ze heus slim genoeg voor.’

Maite Vermeulen: Willen ontwikkelingsorganisaties met je samenwerken?

‘Ik moet me daar nog beter over informeren. Ik ben na Enjoy Poverty toch een beetje met pek en veren de tent uitgejaagd.’

A Lucky Day, door Thomas Leba. In de tentoonstelling ‘A New Settlement’ in Galerie Fons Welters. Foto: Ernst van Deursen

Maite Vermeulen: Dat snap ik.

‘Ik niet. Volgens mij hadden ze met mijn kritiek hun voordeel moeten doen; alles wat ik in die film zeg is waar. Dat vonden ze niet leuk. Maar ik ben nog steeds geïnteresseerd in samenwerking; ik heb immers ook geld en steun nodig.’

Maite Vermeulen: Hoe betaal jij de kunstenaars die de chocoladebeelden maken?

‘Daar zijn we een structuur voor aan het oprichten: de Cercle d’Art des Travailleurs des Plantations Congolaises. De helft van de vaste opbrengst gaat naar de kunstenaars en de andere helft naar de Cercle, die het gebruikt voor nieuwe projecten voor de gemeenschap. Maar we werken aan een model waarbij extra winst het mogelijk maakt uit te breiden naar andere plantages. Het doel is om over drie jaar 10.000 van deze beelden te Dan kunnen ze ervan leven.’

Martens haalt een wit, vierkant doosje uit zijn tas. Daarin zit zo’n beeldje, waarvan de Congolese arbeiders straks zullen leven. Het is een kop; een zelfportret van Djonga Bismar. Eén oor, een wipneus en kort kroeshaar - alles van chocola. Cacaopoeder heeft zich opgehoopt tussen de fronsende wenkbrauwen. We zoeken een mes om het beeld aan te snijden.

‘Het is per definitie problematisch dat ik het ene dorp uitkies en niet het andere’

Maite Vermeulen: Wat denk je dat het gaat doen met die gemeenschap dat er ineens zoveel meer geld binnenkomt?

‘In het begin dacht ik: that’s not my business. Maar het is natuurlijk een onwaarschijnlijke verantwoordelijkheid; het is per definitie problematisch dat ik het ene dorp uitkies en niet het andere. Om daarmee om te gaan, is het cruciaal om eerst verantwoordelijkheid te nemen voor mijn eigen rol: ik ben een blanke middenklasseman en als ik morgen depressief word en het bijltje erbij neergooi, houdt het project gewoon op.’

Maite Vermeulen: Dat vertel je hen?

‘Nee, in Congo communiceer ik het niet, omdat het mij een nóg grotere machtspositie zou geven.’

Maite Vermeulen: Maar hoe ga je dan om met die verantwoordelijkheid?

‘Ik vind dat een oninteressante vraag. Voor mij is het niet anders dan voor ieder ander bedrijf dat daar neerdaalt.’

Maite Vermeulen: Maar jij hebt juist kritiek op die andere bedrijven die daar neerstrijken.

‘Maar waarom wordt die vraag niet aan hen gesteld? Natuurlijk zijn er aanwijzingen dat ontwikkelingshulp niet werkt. Het corrumpeert. Maar: de markt corrumpeert ook. Wordt hen ook gevraagd wat er gebeurt als ze het bijltje erbij neergooien?’

Poisonous Miracle, door Thomas Leba. In de tentoonstelling ‘A New Settlement’ in Galerie Fons Welters. Foto: Ernst van Deursen

Maite Vermeulen: Jij wilt je toch anders verhouden tot die mensen dan die bedrijven? Dan moet je die vraag toch kunnen beantwoorden, hoe je jouw verantwoordelijkheid voor die mensen ziet?

‘Wat dat betreft zit ik nog in de knoop. In het geval van Enjoy Poverty was mijn taak alleen het blootleggen van hoe het daar gaat. Ik moest me dus vooral níet anders voordoen doen dan Shell en Unilever. Maar in dit geval is het inderdaad anders: ik wil een plek creëren waar kunst ten volle kan omgaan met het feit dat zij zelf afhankelijk is van wereldwijde ongelijkheid, en waar het uit kan vinden hoe dat te overstijgen. Maar het is moeilijk om me te distantiëren van de ongelijkheid waar ik zelf deel van uitmaak: ik kan niet ontkennen dat ik een blanke middenklasseman ben.’

Maite Vermeulen: Wat betekent dat daar dan in de praktijk?

‘Om een zeer problematisch voorbeeld te geven: het is een gentrificatieprogramma. Ik heb net twee families met financiële impulsen verleid om hun Unileverhuisje te verlaten zodat er een mooie witte galerieruimte in kan komen. Dat is wat je nodig hebt in de wereld van de kritische hedendaagse kunst.’

‘Ik wil een plek creëren waar kunst ten volle kan omgaan met het feit dat zij zelf afhankelijk is van wereldwijde ongelijkheid’

‘Als het programma uitpakt zoals in New York of de Jordaan kunnen deze plantagearbeiders straks de huren van hun huisjes niet meer betalen omdat projectontwikkelaars ze opkopen. Maar als het goed is gaan die arbeiders er dus ook zelf aan verdienen. Ik doe dit niet omdat ik nou zo voor eerlijkheid ben – dat ben ik ook wel een beetje – maar omdat ik vind dat kunst zich ten volle moet verhouden tot de manier waarop het gemaakt is.’

Er is een constante spanning in het gesprek tussen Renzo Martens de harde kunstenaar, en Renzo Martens de zachte mens die tegen onrechtvaardigheid strijdt. De ene Renzo Martens draagt zijn witte overhemd tot diep op zijn borst open, roept dat ‘kunst maken wel moeilijker is dan de hele dag pinda’s pellen’ en wijst hyperzelfbewust op zijn cappuccino - ja, die drinkt hij ook gewoon.

De andere Renzo Martens heeft tot diep in het vlees afgebeten vingernagels en krijgt een jongensachtige blos op zijn wangen als we zijn project romantisch noemen. ‘Wat leuk dat je dat zegt,’ lacht hij, zijn hoofd bijna tot op de tafel voorovergebogen. Is dit dezelfde man die in een met The Guardian zei dat hij ‘niet bijzonder close is met de plantagearbeiders’? ‘Dat zeg ik omdat ik niet ga niet doen alsof ik een van hen ben en dat ik het extra goed met ze voor heb,’ legt hij uit. ‘Natuurlijk heb ik dat wel, anders doe ik dit project niet. Maar ik ga niet een soort Lady Diana lopen spelen.’

Maite Vermeulen: Zien zij jou wel een beetje als een Lady Di?

‘Dat is erg wisselend. Sommige mensen zien mij wel als een weldoener - die hebben het gevoel dat ik gunstig gestemd moet worden. Ze noemen mij ‘monsieur le directeur.’ Ik heb mezelf die titel nooit gegeven.’

Hij pauzeert even, wrijft zijn halflange haar achterover in een staartje en vervolgt: ‘Maar ik doe ook wel echt lieve dingen. Onze buurman in het dorp is 86. Hij heeft veertig jaar voor Unilever gewerkt, maar hij krijgt geen pensioen. Maar hij moet wel gewoon huur betalen voor het Unileverhuisje. Ik heb hem nu gezegd dat dat niet meer hoeft.’

Vimeo
Documentatie van the Institute for Human Activities. Beeld: Renzo Martens / IHA

Weltverbesserer

Marian Cousijn: Je hebt het opvallend vaak over Unilever. Heb je contact met hen opgenomen om te vragen of ze je project willen sponsoren? Ze zouden er heel goede sier mee kunnen maken.

‘Zeker, maar ik heb in eerste instantie een heel beleefd, maar ontwijkend antwoord op gekregen. Dat ze niets meer te maken hebben met die plantages in Congo, wat echt waanzin is, wáánzin. Maar nu zijn we weer in contact - ik denk dat er iets kan verschuiven.’

How My Grandfather Survived, door Cedrick Tamasala. In de tentoonstelling ‘A New Settlement’ in Galerie Fons Welters. Foto: Ernst van Deursen

Marian Cousijn: Denk je dan dat jouw kunstcentrum in Congo zich over tien jaar zonder jou staande kan houden?

‘Dat denk ik wel. Ik ga ophalen en zorgen dat het werkt. Dat het niet lukt is geen optie.’

Marian Cousijn: Maar denk je serieus dat er veel mensen op af gaan komen? Je moet toch heel veel geld hebben om die plek überhaupt te bereiken?

‘Een ticket is 900 euro.’

Marian Cousijn: Dat is wel heel veel geld om een enkel kunstcentrum te bezoeken.

‘Als je naar de Biënnale in Venetië gaat, met het hotel erbij, ben je dat ook wel kwijt. En in Congo is het hotel weer heel goedkoop, dus veel duurder is het uiteindelijk niet. Maar zulke praktische bezwaren, daar maak ik me geen zorgen over.’

Marian Cousijn: In een van de ZDF werd je Weltverbesserer genoemd. Dat hadden ze een paar jaar geleden niet over je gezegd.

‘Dat had wel gemoeten. Als je vindt dat ik het nu ben, was ik het toen ook. Alleen: I didn’t wear it on my sleeve.’ Ik ken niet veel mensen die de afgelopen tien jaar een even snoeiharde en naar mijn gevoel haarscherpe analyse hebben gemaakt over hoe het in elkaar zit. Als dat geen wereld verbeteren is, weet ik het niet.’

De tentoonstelling is nog tot en met 6 juni te bezichtigen.

De Correspondent presenteert: Artfest – De Money Editie Locatie: Felix in de Steigers
Adres: Keizersgracht 324, Amsterdam
Tijd: donderdag 11 juni van 20.00 tot 22.00 uur
Kaarten bestel je hier
Deze virtuele kunst laat zien hoe het internet ons heeft veranderd Geoffrey Lillemon (1981) is een internetkunstenaar van het eerste uur. Aan de hand van zijn kunstwerken is goed te zien hoe het internet de afgelopen decennia is veranderd. En: hoe dat ons weer veranderde. Vandaag leidt hij je rond door zijn eigen online museum. Ook geopend op Tweede Paasdag. Lees het verhaal hier terug