De zeven plagen van de Nationale politie
De afgelopen jaren kwam na veel gedoe de Nationale Politie tot stand. De kritiek was niet van de lucht. Intussen geeft de top het ook zelf toe: er zijn grote financiële tekorten, de reorganisatie verloopt moeizaam en de politie komt om in het werk. Wat zijn de grootste problemen waar de politie nu mee tobt? En: vallen ze te verhelpen?
Tot voor kort leek het vaak of er twee Nederlandse politiekorpsen waren. Aan de ene kant was er de optimistische versie. Zoals Gerard Bouman tegen de Volkskrant bij zijn aantreden als chef van de Nationale Politie in 2012 zei: ‘Ik geloof dat het goed komt. Ik faal niet.’
Het was de afgelopen jaren de officiële partijlijn bij het ministerie en de politie: alles gaat goed, tijdens de verbouwing gaat de verkoop gewoon door.
Aan de andere kant stonden de vakbonden, zo’n beetje iedere Nederlandse politiewetenschapper en onafhankelijke instanties als de Rekenkamer en de Inspectie Veiligheid en Justitie. Wie door het nieuwsarchief grasduint, komt vanaf 2011 een treurige herhaling van koppen tegen:
- ‘Fijnaut uit zware kritiek op plannen nationale politie,’
- ‘Raad van State: nationale politie geen verbetering’, of:
- ‘Vertrouwenscrisis in het politieapparaat.’
Dat was nog voor de reorganisatie die tot de Nationale Politie zou leiden. Vanaf 2012 bleken de sombere voorspellingen ook nog eens allemaal uit te komen.
Nu lijken beide korpsen - de optimisten en de pessimisten - bij elkaar te komen. De politietop zelf schrijft in het vorige week uitgelekte ‘Herijkt Realisatieplan Nationale Politie’ dat er een half miljard per jaar bezuinigd moet worden, het dubbele van de oorspronkelijke planning.
Zie daar het eerste probleem van de in 2012 ingevoerde Nationale Politie.
In zekere zin is dit geldlek goed nieuws voor Ard van der Steur, de nieuwe VVD-minister van Veiligheid en Justitie. Het biedt hem de kans schoon schip te maken in zijn wittebroodsweken.
Maar er is meer aan de hand in politieland. Er zijn - naast geldgebrek – de zeven andere problemen waar de Nationale Politie mee te kampen heeft. Die zet ik hieronder punstgewijs op een rijtje, maar niet zonder vervolgens ook op een aantal stappen te wijzen die - zonder weer een nieuwe reorganisatie op touw te zetten - kunnen worden gezet.
1. De invoering van de Nationale Politie was te ambitieus
Vorig Veiligheid en Justitie-minister Ivo Opstelten (VVD) heeft een huzarenstukje geleverd door de Nationale Politie in recordtijd door de Tweede en Eerste Kamer te loodsen. Daarmee maakte hij vaardig een eind aan ruim twee decennia politieke discussie over het politiebestel.
Nadeel van die aanpak is dat hij een aantal fundamentele problemen in het vage heeft gelaten, zoals de vraag wie er de baas is over de politie: de minister of de burgemeesters? Andere zaken heeft hij veel te optimistisch ingeschat, zoals het geldgebrek of de problemen met ict.
Een hoogleraar vertelde dat hij geprobeerd had de doelstellingen van de politie te tellen. Bij 42 was hij er maar mee opgehouden
Daar bleef het niet bij. Tijdens de grootste reorganisatie van Nederland werd de politie ook geacht allerlei vormen van misdaad (zoals inbraken, drugshandel en mensensmokkel) nóg voortvarender aan te pakken, meer blauw op straat te leveren én te bezuinigen.
Hoogleraar criminologie Jan Terpstra vertelde in 2012 tijdens een hoorzitting in de Eerste Kamer dat hij geprobeerd had de doelstellingen van de Nationale Politie te tellen. Bij 42 was hij er maar mee opgehouden.
2. De reorganisatie ging te snel (en zonder kennis van zaken)
Bij de reorganisatie is daarnaast een fundamentele ontwerpfout gemaakt, zo schrijft hoogleraar en politiekenner Bob Hoogenboom in een analyse.
De mensen die leidinggaven aan het dagelijkse operationele werk werden óók verantwoordelijk voor het veranderingsproces. Een onmogelijke combinatie, vooral doordat politiemensen helemaal niet opgeleid zijn om te reorganiseren. Hoogenboom: ‘Zij worden niet gehinderd door kennis over veranderingsprocessen.’ Het probleem dus: er was te weinig kennis en te weinig tijd.
Paul Ponsaers, emeritus hoogleraar criminologie, over de reorganisatie: ‘De hervorming is met te grote haast doorgevoerd. Er wordt te slordig met mensen omgesprongen.’
3. De reorganisatie maakte de top te machtig
De Nationale Politie is ingevoerd om een eind te maken aan de versnippering over zesentwintig korpsen. De situatie na reorganisatie: te ver doorgeschoten centralisatie. Volgens Ponsaers is er nu een enorme machtsconcentratie op het ministerie van Veiligheid en Justitie. ‘Er zijn geen checks and balances meer.’
We worden geacht te sturen op vertrouwen en vakmanschap, maar daar merk ik in de praktijk weinig van
Het gevolg volgens Ponsaers: ‘De politiek bemoeit zich te veel met de dagelijkse leiding. Er zijn altijd grensgeschillen tussen politie en politiek, maar een korps mag zich nooit zo maar plooien naar de waan van de dag.’
Omdat de politie nu zo strak geleid wordt, heerst er volgens de vakbonden een cultuur van angst. Mensen durven geen kritiek te uiten omdat ze bang zijn ontslagen te worden.
Die angst voel ik zelf ook als ik met politiemensen spreek. ‘We worden geacht te sturen op vertrouwen en vakmanschap, maar daar merk ik in de praktijk weinig van,’ vertelde een recherchechef een paar weken terug off the record.
4. De Nationale Politie is te bureacratisch georganiseerd
De Nationale Politie heeft een logge, bureaucratische structuur met vijf bestuurslagen. Het korps is ingedeeld in tien regio’s, met daaronder weer districten en 168 ‘robuuste basisteams.’ Die regio’s zijn gebaseerd op de nieuwe indeling van de gerechtelijke arrondissementen.
De ‘robuuste basisteams’ kunnen volgens een breed scala aan experts hun taken niet aan. ‘Blauw’ en recherche worden geacht samen te werken, maar er is sterke twijfel of dat wel gaat lukken. Door deze nieuwe indeling en vanwege bezuinigingen zal naar verwachting de helft van de politiebureaus sluiten. Daarmee zal niet alleen de fysieke, maar ook de psychologische afstand tussen burger en politie toenemen.
5. De ict van de politie werkt niet
In april schreef ik een verhaal over de meten-is-wetencultuur bij de politie.
Een paar dagen later kreeg ik een sms’je van iemand bij de recherche in Oost-Nederland: ‘Hallo Bart, ik probeer de link van je pijnlijk herkenbare verhaal voor De Correspondent door te sturen naar collega’s. Ze kunnen het op het werk niet lezen: de browser is te sterk verouderd.’
De politie lijdt op ict-gebied onder de wet van de remmende achterstand. De organisatie heeft zo’n 850 verschillende applicaties draaien die vaak verouderd zijn of niet met elkaar kunnen communiceren. Het permanente getob met de ict leidt tot een mengeling van berusting, cynisme en wantrouwen op de werkvloer.
Een aardig voorbeeld daarvan speelde een halfjaar geleden. Begin 2015 zouden er bij personeelszaken nieuwe systemen ingevoerd worden. Politiebond ACP plaatste in december een waarschuwing op de site: ‘De ACP wil politiecollega’s erop wijzen dat het verstandig is om, puur uit voorzorg, een afschrift te maken van hun verlofstaten, (over)urenoverzichten en dienstroosters, voordat de landelijke HRM-systemen in gebruik worden genomen.’
De gevreesde crash heeft zich niet voorgedaan – er gaan ook weleens dingen goed. Zo heeft de recherche sinds kort een landelijk werkend systeem, Summ-IT, waarmee opsporingsinformatie kan worden uitgewisseld. Het blijft een uitzondering. Het aanpakken van de ict-problemen duurt langer dan verwacht en voor een radicaal nieuwe aanpak is geen geld.
6. Het personeel is gedemotiveerd
Het geldgebrek, de slepende reorganisatie en de tijdvretende problemen met de ict hebben een enorme wissel op het personeel getrokken. Op een totaal van 64.000 mensen zitten er 3.600 langdurig ziek thuis. Hun dossiers zijn vaak niet op orde: van 12 procent van de zieken is bijvoorbeeld niet bekend waarom ze thuis zitten.
Bovendien is er een tekort aan wijkagenten, aan goede ict’ers en aan forensisch en financieel specialisten bij de recherche. Om te bezuinigen, knijpt de politie de instroom van jonge agenten grotendeels af: in 2017 stromen nog maar 256 jonge agenten uit de opleiding het korps in – een kwart van wat een paar jaar geleden was gepland. Bovendien schiet de opleiding van het personeel tekort. Zo constateerde de Inspectie onlangs bij een steekproef dat agenten slechts 69 procent van de meerkeuzevragen over parate wetskennis goed konden beantwoorden.
7. De inkoopafdeling is mogelijk corrupt
Het rommelt al jaren bij de inkoop van de politie. Aanbestedingen gaan mis, verlopen chaotisch en soms regelrecht corrupt. Zo werden vorig jaar vijf medewerkers betrokken bij de aankoop van auto’s geschorst op verdenking van fraude en corruptie. Het gaat slechts om kleine aantallen – de Nederlandse politie is behoorlijk ‘schoon’ – maar de politie moet uiteraard het goede voorbeeld geven.
En nu? Verander bínnen het systeem
Het is makkelijker de problemen op een rijtje zetten dan de oplossingen.
Het ideale politiebestel bestaat ook helemaal niet, concludeerden onderzoekers van Politie en Wetenschap al in 2009. Ze onderzochten politiereorganisaties in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Engeland en Wales. Elke organisatievorm is een compromis tussen allerlei tegenstrijdige eisen, met zijn eigen voor- en nadelen. Om die nadelen (zoals ineffiëntie of versnippering) aan te pakken, grijpen beleidsmakers in alle landen om de paar decennia naar het middel van de reorganisatie.
De ambities moeten omlaag. Politie en politiek moeten duidelijk gaan aangeven wat ze niet meer doen
De onderzoekers adviseren dan ook om bij problemen niet weer een grote stelselwijziging door te voeren, maar om binnen het bestaande systeem zaken te verbeteren. Dat betekent allereerst dat de ambities omlaag moeten. Politie en politiek moeten duidelijk gaan aangeven wat ze niet meer doen. Bijvoorbeeld de zinloze jacht op softdrugs.
Ten tweede kan het betekenen dat er tegenspraak komt voor de veel te machtige minister van Veiligheid en Justitie. Burgemeesters lobbyen al een tijdje voor meer invloed en de politietop is nu bereid om mee te werken. Verder zou er een Raad voor Politie kunnen komen, die – vergelijkbaar met een Raad van Commissarissen – als een soort buffer tussen de politiek en de dagelijkse leiding van de politie inzit.
Het is binnen het bestel ook mogelijk om te snijden in het aantal bestuurslagen: van vijf naar drie zou al helpen.
Verder zou de politieorganisatie meer toegesneden moeten worden op de maatschappelijke werkelijkheid: de opdeling van Nederland in 168 basisteams is gekunsteld. De helft van de misdaad zit in de grootste steden, organiseer daar de politie omheen, zo stelt Paul Ponsaers: ‘Grote steden, zoals Parijs, Londen, Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen – daar ligt de toekomst van de politie.’