Dit stadje draaide eerst op mensensmokkel, nu vangt het zélf vluchtelingen op
Op de Golf van Aden, tussen het Arabische Jemen en het Afrikaanse Djibouti, vindt een vrijwel onopgemerkte crisis plaats. Samen met fotograaf Andreas Stahl reisde ik naar een havenstadje in het gebied, waar vluchtelingensmokkel altijd exportproduct nummer één was. Nu vangt het zelf tienduizenden vluchtelingen uit Jemen op.
Hij liep dagen door de brandende zon, werd geslagen door mensensmokkelaars en wist uiteindelijk het havenstadje Obock in Djibouti - een republiek in de Hoorn van Afrika - te bereiken. In dat havenstadje scheidt een smalle zeestraat hem van zijn volgende doel: Jemen.
Maar het plan van de Ethiopische Million Ishta (24) werd gedwarsboomd. In Jemen brak een oorlog uit. Ook de vluchtelingen waren daarvan de dupe. Boten werden beschoten door gewapende groepen, mensen gegijzeld en vluchtelingen gedwongen mee te vechten aan de kant van de Jemenitische Houthi.
Samen met tien andere Ethiopiërs woont Ishta nu in een scheepswrak op het strand. Dorpsbewoners geven hem af en toe wat te eten en te drinken, op een kleine zeecontainer ligt zijn matras.
Maar hoe langer hij wacht, hoe gefrustreerder hij wordt.
‘Teruggaan is geen optie. Mijn familie investeerde 8.000 riyal [1.900 euro, LH] in mijn reis naar Saoedi-Arabië. Daar zou ik werk vinden, was het idee. Nu is het geld bijna op en ben ik nog niet eens halverwege.’
Hoe een vluchtroute omdraaide
Tussen 2012 en 2014 vertrokken ruim 260.000 bootvluchtelingen vanuit de Hoorn van Afrika naar Jemen. Daarmee was de Golf van Aden - na de Middellandse Zee - de grootste smokkelroute ter wereld.
Aan die toestroom kwam afgelopen maart een eind toen Houthi-opstandelingen de Jemenitische president dreigden af te zetten. Dit liep verder uit de hand toen buurland Saoedi-Arabië besloot de Jemenitische president te hulp te schieten. Gesteund door een coalitie van Arabische staten begon het land een serie vernietigende luchtaanvallen. Algauw heerste in Jemen een schrijnend gebrek aan water, voedsel, medicijnen en brandstof. Minstens 500.000 mensen raakten ontheemd.
Maar waar moesten ze heen? Saoedi-Arabië en Oman hielden hun grenzen gesloten voor Jemenitische vluchtelingen. Alleen ministaatje Djibouti en de Somalische regio’s Puntland en Somaliland boden opvang. Om daar te komen, waagden duizenden vluchtelingen de gevaarlijke tocht over de Golf van Aden. Onder hen bevonden zich duizenden Jemenieten, maar ook opvallend veel Somaliërs die de afgelopen jaren naar Jemen waren gevlucht.
Zo draaide de een na grootste bootvluchtelingenstroom binnen een maand om.
Sinds maart arriveerden er al ruim 15.000 Jemenieten in Djibouti, dat de toestroom amper kan bolwerken. Neem het in alle haast (door de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (UNHCR)) opgezette opvangkamp Markazi, even buiten Obock. Daar wonen nu 1.100 Jemenieten, en er past niemand meer bij. 10.000 Somaliërs arriveerden sinds maart in Somaliland en Puntland, die de toestroom al helemaal niet aankunnen. De Verenigde Naties vrezen dat het aantal vluchtelingen uit Jemen het komende halfjaar zal stijgen tot 130.000.
Van twee kanten tegelijk
Met brullende motoren varen drie Djiboutiaanse kustwachtbootjes om een oud schip heen. Achttien uur geleden vertrokken de opvarenden uit het Jemenitische havenstadje Mokha, op de vlucht voor het geweld.
Nog voordat het schip goed en wel is aangemeerd, springt een van de opvarenden aan wal. ‘We zijn dankbaar dat we hier aan land mogen komen,’ zegt hij. ‘Jemen is gevaarlijk. Iedereen is bang en er is amper voedsel of drinkwater te krijgen.’
Om hem heen staan vrouwen met uitgeputte kinderen op de arm, een kustwacht deelt water uit.
’s Ochtends hielden zijn mannen nog een schip Ethiopiërs tegen op weg naar Jemen, nu verwelkomen ze Jemenieten die dat land juist ontvluchtten
Kolonel Wais Bogoreh kijkt de aankomst met lede ogen aan. ’s Ochtends hielden zijn mannen nog een schip Ethiopiërs tegen dat op weg was naar Jemen, nu verwelkomen ze Jemenieten die dat land juist ontvluchtten.
‘Ons werk is heel anders dan in Europa,’ zegt hij. ‘Daar gaan vluchtelingen vanuit Afrika naar Europa. Hier komen ze met honderden tegelijk. Van twee kanten.’
Bogorehs vloot werd in juli 2011 opgericht met financiële steun uit de Verenigde Staten, Frankrijk en Japan. De hoofdtaak: het bestrijden van piraterij en terrorisme. Maar vluchtelingen bleken een groter probleem. Met zijn achttien boten tellende vloot hield de kolonel er soms wel 700 per dag tegen.
Dat waren toen vooral Ethiopiërs, op weg naar Jemen. Nu treft hij er vooral boten met vluchtelingen uit Jemen. Midden op zee bijvoorbeeld, met een kapotte motor. Talloze vrouwen en kinderen pikte hij op.
‘We redden honderden levens,’ zegt hij. ‘Maar ze komen met te veel tegelijk. Ik ben bang dat er nog velen zullen sterven.’
Exportproduct nummer één
Van de 92.000 vluchtelingen die in 2014 vanuit de Hoorn van Afrika naar Jemen reisden, vertrokken er 73.000 vanuit Djibouti. Het overgrote deel bestond uit Ethiopiërs op weg naar de Golfstaten, waar ze werk hoopten te vinden. Vanuit het stadje Obock, al decennia een knooppunt van smokkelroutes, vertrokken veruit de meesten.
Hoe die smokkel ging, voor de oorlog in Jemen? Als de nacht viel, kwam het stadje tot leven. Dan loodsten jongens kleine groepjes vluchtelingen in het diepste geheim de nachtelijke heuvels in. Daar stapten ze in gereedstaande auto’s, die hen met gedempt licht naar een van de vele afgelegen stranden reden.
Al die tijd werd de politie en de kustwacht nauwlettend in de gaten gehouden door de smokkelaars. Vissers maakten hun sloepen gereed, een grote vissersboot vertrok in stilte vanuit Jemen, vrouwen waren in de weer met voedsel en flessen water.
Aan het hoofd van de operaties stonden twee mannen, die werden bijgestaan door een twintigtal onderbazen. Zij probeerden lokale ambtenaren en politiemannen om te kopen, stonden in contact met smokkelaars in Jemen en verdeelden de taken onder de Obockianen.
Zo’n 80 procent van het 18.000 inwoners tellende stadje was op de een of andere manier betrokken bij het werk, stellen veel mensen die ik sprak. Het maakte vluchtelingen exportproduct nummer één.
Een slechte zaak
Aan die voorspoed kwam een einde toen afgelopen maart de oorlog in Jemen uitbrak. De 300 tot 600 euro die ze per gesmokkelde vluchteling kregen, bleef uit.
En dat drukt de stemming. Inwoners willen er niet over praten, maar na een paar kopjes thee of wat sigaretten beamen ze allemaal: de zaken gaan slechter dan ooit.
In de haven wil één visser toegeven dat hij nog steeds mensen naar Jemen brengt, zij het tegen een veel hogere prijs. Of zijn passagiers overleven als ze eenmaal in Jemen zijn, maakt hem niet uit. ‘Ik zorg alleen dat ze daar aankomen, dan vertrek ik weer. Wat er verder gebeurt, is niet mijn probleem,’ zegt hij.
Een onverschilligheid die de smokkel ook al voor de oorlog kenmerkte. Mishandeling, beroving, marteling en moord komen ook voor. Niet zelden worden passagiers al vóór aankomst gedwongen van boord te gaan. Zo verkleinen de smokkelaars de pakkans. Uitgeput van de lange reis verdrinken sommige vluchtelingen. 2014 was met 246 doden zelfs het dodelijkste jaar op de Golf van Aden ooit. Obock was met 41 doden het op twee na dodelijkste vertrekpunt op de route.
Net als hij
Vier kilometer buiten het stadje staat de Ethiopische hardloper Jaser voor het detentiecentrum van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), waar hij met een stuk of vijftig Ethiopiërs zit opgesloten tot hun gedwongen terugkeer naar huis is geregeld.
Omdat Ethiopiërs niet in aanmerking komen voor asiel, mogen ze het gebouw eigenlijk niet verlaten. Maar omdat de lege kamers sinds kort bewoond worden door Jemenitische vluchtelingen - er is geen ruimte meer in het overvolle opvangkamp Markazi, tegenover het gebouw - is ontsnappen een peulenschil.
‘Toen ik hier aankwam, hoorde ik dat de route naar Jemen geblokkeerd is. Ik wachtte, maar hield het niet meer vol. Mijn geld raakte op en mijn leven werd ondraaglijk. Het is ontzettend heet en voedsel vinden is ondoenlijk. Ik heb al drie maanden dezelfde kleding aan,’ zegt hij.
Uitgehongerd klopte hij aan bij het IOM, waar hij dan wel zit opgesloten en zijn gedwongen terugkeer naar huis wordt geregeld, maar waar hij tenminste eten en een dak boven zijn hoofd heeft.
Voordat hij terug naar Ethiopië moet, wil hij nog één poging wagen om Jemen binnen te komen. Van een vriend hoorde hij dat de boot die Jemenieten naar Djibouti brengt, ook mensen mee terug neemt. Als zijn familie thuis voldoende geld heeft gespaard, wil hij ontsnappen uit het IOM-centrum om alsnog de zee over te steken.
‘Ik vertrouw op God dat het goed zal gaan,’ zegt hij. En blijft hopen: ‘De toekomst ziet er goed uit. Ik ga hard werken en rijk worden. Ik voel dat het gaat lukken.’
Naast hem staat de Jemenitische Abdul, die een week geleden met zijn zwangere vrouw de stad Aden ontvluchtte en nu in een kamer naast Jaser woont. Jaser kijkt hem verwonderd aan, tuurt naar de hoge met prikkeldraad omgeven muren van het IOM, dan naar de tenten van het stampvolle opvangkamp aan de andere kant van de weg.
Abdul: ‘Het is onvoorstelbaar dat zijn leven zo uitzichtloos is dat hij [Jasser, LH] vrijwillig naar Jemen wil gaan. En het maakt me bang als ik zie hoe het mij is vergaan. Een paar maanden geleden had ik nog een goed leven. Nu ben ik net als hij: een vluchteling.’