Dit bedrijf beheert het telefoonboek van het internet (maar van wie is het internet eigenlijk?)

Illustratie: Wijtze Valkema (voor De Correspondent)

Het vaststellen en verdelen van internetadressen en domeinnamen lijkt een puur technische kwestie. Maar schijn bedriegt. Vandaag in Red ‘t Web: de geopolitiek achter deze vitale internettaken.

Voor het Westin St. Francis Hotel in San Francisco hebben zich tientallen demonstranten verzameld. Het is 21 maart 2011 en binnen vindt de veertigste vergadering van ICANN plaats, de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers. Er wordt een beslissing genomen over een nieuw top level domain (TLD), van een internetdomeinnaam. Op het programma: .xxx, speciaal

De demonstrerende porno-ondernemers zijn tegen. Sitenamen die op .xxx eindigen zijn makkelijk te herkennen, maar ook makkelijk Daarnaast heeft de sector veel last van oplichters die een domeinnaam registreren die op een populaire site lijkt: youprn.com of hetepoesjess.nl. Uit voorzorg moeten de porno-ondernemers daarom vaak honderden .xxx-sites kopen. Normaal gesproken kost een domeinnaam nog maar .xxx gaat voor meer dan honderd euro over de toonbank. Een aderlating voor een sector die

Er klinkt een nog fundamenteler bezwaar: waarom mengt een privaat bedrijf zich in de bedrijfsvoering van andere private bedrijven, zonder dat er een overheid aan te pas komt?

Een goede vraag.

ICANN is een onbekend, maar zeer machtig Californisch Het vervult namelijk de zogenoemde cruciaal voor het internet als geheel:

  1. Het coördineert de toewijzing van IP-adressen. Zonder IP-adres kun je het internet niet op.
  2. Het beheert het authentieke ‘telefoonboek’ van het internet, de zogenoemde root zone database van het Het DNS zorgt ervoor dat een domeinnaam zoals decorrespondent.nl wordt omgezet in een IP-adres waar een computer iets mee kan, zoals 95.211.235.78.
  3. Het beheert de database waarin is vastgelegd welke topleveldomeinnamen actief zijn en wie de beheerder van die TLD is.
  4. En het beheert een aantal registers voor Internet Engineering Task Force, die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van standaarden waarop het internet draait.

ICANN bepaalt daarnaast het beleid voor de uitgifte en ontwikkeling van honderden topleveldomeinnamen, zoals .com, .info, .biz, .google, .adult en .porn, en de regels waaraan zij bij de uitgifte van domeinnamen gebonden zijn.

Als ICANN van de een op de andere dag besluit zijn werk niet meer te doen, zal het internet al snel geplaagd worden door grote storingen. Toch legt het alleen verantwoording af aan de Amerikaanse overheid, die deze belangrijke taken in 1998 aan ICANN

Maar dit gaat mogelijk de komende maanden veranderen, mede door de onthullingen van Edward Snowden.

Sinds vorig jaar vindt een complex onderhandelingsproces plaats om die belangrijke IANA-taken van de Verenigde Staten af te nemen en onder te brengen bij de internationale gemeenschap. Maar: wie is die gemeenschap? En is die daar wel klaar voor?

Het internet wordt te groot

Illustratie: Wijtze Valkema

Het internet heeft zich nooit makkelijk laten besturen. In de jaren zeventig en tachtig was dat ook nauwelijks nodig. De groep van gebruikers was klein: de gebruikers kenden elkaar persoonlijk. Beslissingen werden genomen op basis van Het beheer van het internet was vooral een technische kwestie, spielerei van computerwetenschappers, wiskundigen en nerds.

Met de explosieve groei van het internet halverwege de jaren negentig, toen miljoenen gewone mensen het web op gingen, kwam daar verandering in. Waarom? Internetadressen en domeinnamen zijn uniek (je kunt ze maar aan één partij verstrekken), ze zijn schaars (want en ze zijn verhandelbaar (je kunt je domeinnaam laten verlopen of verkopen).

Er moest centraal gezag komen dat instond voor de uniciteit en betrouwbaarheid van de namen en nummers.

Tot halverwege de jaren negentig werden deze taken uitgevoerd door een groepje academici aan de Stanford Universiteit. In 1998 hevelde de Amerikaanse regering de taken over naar ICANN, in de verwachting daarmee het beheer te professionaliseren.

Een jungle van commissies en comités

Eigenlijk heeft ICANN die taken tot op heden prima vervuld. Het bedrijf werkt volgens het zogenoemde multistakeholdermodel. Het beleid wordt vastgesteld op basis van consensus van verschillende belanghebbenden. De board vraagt advies aan al die partijen, neemt uiteindelijk een beslissing en zal die moeten verdedigen aan alle stakeholders en de Amerikaanse regering. De Verenigde Staten kijken op de achtergrond zeker mee, maar hebben zich in de afgelopen jaren nooit zichtbaar rechtstreeks met ICANN bemoeid.

Dit multistakeholdermodel is een wonderlijke constructie. Het idee is dat overheden, bedrijven, belangenorganisaties en individuele internetgebruikers een gelijke stem hebben in de adviezen die ICANN krijgt. Deze belangengroepen zijn verdeeld over verschillende commissies, comités en adviesgroepen. Zo is er een adviesgroep die bestaat uit Regional Internet Registries, de vijf organisaties die namens ICANN IP-adressen verder verdelen. Er is een adviescommissie die bestaat uit landendelegaties. Andere commissies waken over de top level domains, de veiligheid en het beheer van het DNS of de procedures binnen ICANN. Tezamen vormen ze een ware afkortingenjungle waar je als buitenstaander makkelijk in verdwaalt. Maar zo ziet het er ongeveer uit:

Bron: ICANN

Drie keer per jaar komen al deze groepen samen om de adviezen te bediscussiëren en te beargumenteren: onlangs nog in Buenos Aires en eind dit jaar in Dublin. Maar eigenlijk gaat de discussie continu door op, hoe kan het ook anders, het internet zelf. Zo worden op de site van ICANN alle voorstellen gepubliceerd en vertaald. Iedereen, dus ook jij en ik, kan op die voorstellen reageren. Of je kunt je reistas pakken en je op een van de driejaarlijkse ICANN-vergaderingen

Een van de mensen die actief is binnen ICANN, is Stefania Milan. Zij is assistent-professor Nieuwe Media en Digitale Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam en doet haar werk voor ICANN als vrijwilliger. Milan is onderdeel van het NCUC, de Noncommercial User Constituency. Dat is een groep met 420 leden uit 98 landen die zich inzet voor de belangen van niet-commerciële internetgebruikers. NCUC werkt aan een internet dat vrij is van controle en surveillance door staten en bedrijven. Juist nu wil Milan actief zijn, omdat de macht binnen ICANN mogelijk gaat verschuiven. ‘Nu is er de kans om het multistakeholdermodel te verdedigen.’

Unanimiteit wordt niet verlangd bij stemmingen. Consensus is genoeg. Bij de groep van de landencodes stemmen delegaties bijvoorbeeld door met rode of groene kaarten te zwaaien. Als er niet te veel rood is, wordt een advies aangenomen. Zo informeel gaat het eraan toe. De keuze of domeinnaamextensies ook in andere dan het Latijnse schrift moeten worden toegelaten, hangt dus grotendeels af van het gewapper met deze gekleurde papiertjes.

Het grote voordeel van dit model is dat techneuten en academici relatief veel invloed hebben. En het is toch deze groep die zich meer laat leiden door het publieke belang van een vrij en open internet, waar nationale of bedrijfsbelangen minder zwaar wegen.

Techneuten moeten politiek bedrijven

Het werk van ICANN zou eigenlijk ook alleen over techniek moeten gaan, maar in de praktijk sluipt er overal politiek in.

Illustratie: Wijtze Valkema

Bedrijven, ngo’s, gebruikersgroepen en buigen zich in de bijvoorbeeld over de uitbreiding van top level domains, zoals .google en .xxx. Enkele Zuid-Amerikaanse landen kregen onlangs ruzie met een bekende webwinkel over .amazon. Voormalig Eurocommissaris Neelie Kroes was genoodzaakt om zich namens de Europese Commissie te bemoeien met .vin en .wine om de belangen van de Europese wijnverkopers te beschermen. De komende jaren worden er duizenden nieuwe TLD’s vrijgegeven en dat zal nog veel conflicten opleveren.

De registries die de landendomeinen beheren, zoals SIDN die over het .nl-domein gaat, zitten samen in de De afgelopen jaren hebben zij zich gebogen over de introductie van niet-Latijnse topleveldomeinnamen, zoals .भारत, een Indiaas script voor .ind. Ook deze kwestie heeft tot verschillende conflicten geleid. Er meldden zich verschillende minderheden die hun taal toegevoegd wilden zien aan de lijst met niet-Latijnse TLD’s, maar waarvan de nationale overheid niets wilde weten.

Onderzoeker Jaap Akkerhuis is een van de techneuten die advies hierover uitbrengt. Akkerhuis werkt bij NLnet Labs en is vrijwilliger bij ICANN, alwaar hij advies geeft over het toekennen van de TLD’s aan landen en regio’s. Hij vindt al die generieke TLD’s weinig toevoegen: ‘De enige winnaars zijn zoekmachines zoals Google die ons moeten gaan helpen al die websites weer terug te vinden.’ Maar de toevoeging van niet-Latijnse TLD’s kan wel een belangrijke rol spelen bij de vermindering van de westerse dominantie op het internet en een bijdrage leveren aan de democratisering van het web.

Staten willen meer zeggenschap

Op een gemiddelde ICANN-conferentie komen meer dan duizend belanghebbenden af. Het is geen sinecure om tot overeenstemming te komen. Dit is de afgelopen jaren nog moeilijker geworden, omdat staten meer zeggenschap opeisen over het internet. In tijden van online criminaliteit, surveillance, grootschalige e-commerce en sociale ontwrichting door het gebruik van sociale media, is het internet voor veel staten te belangrijk geworden om links te laten liggen.

Illustratie: Wijtze Valkema

‘Het is veel landen een doorn in het oog dat ze niets te zeggen hebben over hun eigen internet,’ zegt Roelof Meijer. Hij is sinds 2005 directeur van SIDN, de stichting die het .nl-domein beheert. ‘Sommige landen hebben de illusie dat ze bepaalde TLD’s kunnen tegenhouden, zoals .gay, .sex. of .muslim.’

Ook handig: als je meer macht hebt over je eigen internet, kun je altijd de stekker eruit trekken als het uit de hand loopt. Zoals Iran deed toen het .ir uit de

Volgens Jaap Akkerhuis biedt dat politiek gekakel een inkijkje in de cultuur van verschillende landen en hoe ze tegen het internet aankijken. ‘De Russen zijn echte Bellheads bijvoorbeeld,’ zegt hij, verwijzend naar een oude vete tussen techneuten op het internet. ‘Bellheads zijn mensen die nog nadenken over internet als een vorm van telefonie, met één centrale die telefoontjes doorschakelt. Daartegenover staan de Netheads, die menen dat het internet niet op één plek te controleren, beheersen of te censureren valt.’ Maar hoe vermakelijk het gekrakeel ook kan zijn, pogingen van Bellheads om controle te krijgen over het net kunnen volgens Akkerhuis wel schadelijk zijn.

De Bellheads en Netheads proberen op hun eigen manier invloed op internet en ICANN uit te oefenen. Het eerste kamp bestaat uit autoritaire staten die hun grip op het internet willen vergroten. Landen als Rusland, China en enkele Arabische staten sturen aan op een einde van het multistakeholdermodel en willen het beheer van het internet bij de Verenigde Naties leggen. Daar vormen ze een sterk blok en kan hun stem niet zomaar overruled worden. Dat is leuk voor hen, maar minder leuk voor de mensen die het internet open en vrij willen houden. Het tweede kamp is voor het multistakeholdermodel, waarbij alle belanghebbenden kunnen meebeslissen en staten slechts een van de partijen zijn die aan tafel zitten. Dit zijn vooral de westerse landen, waaronder Nederland. En dan zijn er nog de zogenoemde fence sitters, de meerderheid van landen die nog geen standpunt heeft ingenomen.

Deze strijd is al jaren gaande, maar de onthullingen van Edward Snowden hebben de discussie een flinke zwieper gegeven.

Duitsland, Rusland en Brazilië pleitten vorig jaar openlijk voor het afschermen van hun internet. ‘De Amerikanen zijn met name geschrokken door de felle reactie van zegt Meijer. ‘Brazilië zat altijd in het kamp van de Verenigde Staten en het multistakeholdermodel. Als zij de andere kant op gaat, gaan mogelijk een heleboel andere landen met haar mee.’ Dan zou de internationale steun voor het multistakeholdermodel veel kleiner worden.

De werkgroepen van ICANN hebben nu de taak om al die verschillende belangen te verenigen en met een voorstel te komen. Meijer is optimistisch dat er een akkoord komt. ‘Er zijn altijd landen, zoals Rusland, die dwars blijven liggen. Maar het gros van de mensen die hier actief aan meedoen, wil dat dit lukt. Want als het niet lukt, dan zijn we verder van huis. Dan hebben we aangetoond dat dit model niet in staat is zich verder te ontwikkelen.’

Illustratie: Wijtze Valkema

Wat staat er op het spel?

Er zijn meerdere scenario’s voor als de delegaties niet tot overeenstemming komen, variërend van weinig aan de hand tot inktzwart.

ICANN zal nooit onder toezicht komen van de Verenigde Naties. De Verenigde Staten hebben dat uitgesloten. De vrees is te groot dat autoritaire staten te veel zeggenschap krijgen over de infrastructuur van het internet.

In het minst erge scenario blijft alles bij wat het was.

De vrees is echter dat een aantal staten daar geen genoegen mee zal nemen en zal proberen om hun deel van het internet te nationaliseren. Balkanisering van het internet wordt dat wel genoemd, of de opkomst van het ‘splinternet.’ Landen zouden dan op nationaal niveau zwaar gaan censureren en filteren, hun eigen infrastructuur opzetten, eisen stellen aan waar data worden opgeslagen of hoe internetverkeer wordt gerouteerd. De effecten daarvan zijn moeilijk te voorspellen, maar ervaringen uit het verleden laten zien dat nationale ingrepen in die infrastructuur mondiale gevolgen kunnen hebben. Pakistan maakte in 2010 per ongeluk YouTube wereldwijd onbereikbaar na een poging het landelijk [zie update]

Een principieel probleem is dat er dan getornd wordt aan het internet als mondiaal publiek goed. Dat schrijft althans de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) in een recent gepubliceerd rapport over internet governance. De WRR pleit ervoor dat die wezenlijke diensten, zoals de IANA-functie, aangemerkt moeten worden als een neutrale zone, waarin ‘overheidsbemoeienis omwille van nationale belangen niet geoorloofd is.’ Het overstijgende belang is een goed werkend internet voor iedereen, waar ook ter wereld. Laat techneuten gewoon hun werk doen, bepleit de raad.

Dat punt is inmiddels al ruim gepasseerd. Zoals de ruzie om het .xxx-domein laat zien: haast alles wat ICANN doet, raakt de belangen van een bedrijf, consument of staat en is dus politiek. Eigenlijk is het verbazingwekkend dat dat razendsnelle internet door zo’n log en traag apparaat als het ICANN medebestuurd kan worden. Wat dat betreft heeft het multistakeholdermodel zich al ruimschoots bewezen. Meijer: ‘Internet is de grootste mondiale samenwerking in de geschiedenis van de mensheid. Het is logisch dat je dat niet van de een op de andere dag hebt gemaakt. En het is ook logisch dat je dat niet van de een op de andere dag verandert. Maar die traagheid is het gevolg van zorgvuldigheid. We hebben nog nooit echte problemen gehad met de IANA-functie, maar als het misgaat, dan doet het internet het gewoon niet meer.’

[update 9.40 uur, Pieter Rogaar stelt in de comments dat het incident in Pakistan het gevolg was van een probleem met het Border Gateway Protocol (BGP) en niet DNS. Daarin heeft hij gelijk. Het BGP is het protocol waarmee routers elkaar informatie verschaffen over beschikbaarheid en dergelijke en dus noodzakelijk om ip-verkeer over internet te routeren].