Fotoessay: Wat een uniform over onze relatie met de politie zegt
De Nederlandse politie heeft een nieuw, stoerder uniform dat meer gezag moet uitstralen. Het heeft een uitstraling die duidelijk maakt dat het tijdperk van ‘de politie is je beste vriend’ voorbij is. De politie schommelt al anderhalve eeuw tussen vriendelijk en streng en het uniform verandert mee. Een fotoessay.
Dit is Hollywood in de polder. In spaghettiwesterns lopen revolverhelden zo op de bad guys af. Korpschef Gerard Bouman zei het bij de presentatie van het nieuwe uniform als volgt: ‘Iedere burger zal in één oogopslag zien: daar staat onze politie, een politie die past bij deze tijd. Behulpzaam en toegankelijk, maar ook stevig en stoer.’
Dat er iets moest gebeuren, was duidelijk. De broek had een beroerde pasvorm en vrouwelijke agenten klaagden over de onflatteuze uitstraling. Het uniform straalde geen gezag uit.
En zo representeert het uniform hoe we tegen de politie aankijken. Aan de ene kant staat de politieagent voor het staatsgezag dat (dodelijk) geweld kan toepassen. Aan de andere kant is de dienst gebaat bij vertrouwen van de burgers. Hoe deze te combineren?
Als je de geschiedenis van de Nederlandse politie bestudeert, valt op dat agenten altijd over een gebrek aan respect en waardering klagen. Niet alleen als ze te weinig betaald kregen, ook als het publiek hen onheus en agressief bejegende. In de negentiende eeuw bestonden er collectebussen ‘Voor de veldwachters,’ omdat de dienders van hun schamele loon hun gezin niet konden voeden.
Ook toen de politie professioneler werd opgezet, bleef de onvrede over het lage loon knagen. De fotoarchieven zitten vol met beeld van actievoerende agenten die Den Haag op zijn kop zetten.
Het gezag van de politie is nooit vanzelfsprekend geweest. Tot ver in de negentiende eeuw hadden de Nederlandse nachtwachten en veldwachters weinig status. ‘Het ambt van politie is nog altijd bij het volk geen geëerde betrekking,’ zo schreef de bekende Amsterdamse schrijver Justus van Maurik rond 1900.
‘Ik ben zelf agent geweest en kan dus uit ondervinding spreken als ik zeg: ’t is het ellendigste, ondankbaarste en slechtst betaalde baantje dat er bestaat,’ schreef een oud-politieman in 1893 in een ingezonden brief aan De Amsterdammer. Hij was zelf twee keer ernstig mishandeld, waardoor hij twaalf weken in het ziekenhuis had moeten doorbrengen.
Het was destijds niet de bedoeling dat de politie stevig optrad. ‘Slechts in geval van noodzakelijkheid en ter voorkoming van verdere ongeregeldheden of ongelukken moet de politieman waarschuwen, bevelen of handelen,’ zo leerde het Handboek voor de dienaren van policie te Amsterdam uit 1879. Vertrouwen was belangrijker: ‘De agent moet dan overgaan tot geweld, waaruit volgt dat de tegenpartij zich verzet en het schandaal, de volksoploop is daar! Dan volgen arrestatiën en andere onaangenaamheden.’
In de decennia erna veranderde dat. De politie werd veel professioneler georganiseerd en vestigde haar gezag met harde hand. De grote inspiratiebron: het leger. Uniformen en wapens werden overgenomen en volgden de laatste militaire ontwikkelingen.
Kijk naar de staalhelmen, uniformen en bewapening. De rijbroeken met hoge laarzen hadden bovendien dezelfde militaire oorsprong als de uniformen van Duitse officieren tot en met 1945.
Het militaire karakter bleef tot ver na de Tweede Wereldoorlog. Zo droegen agenten klewangs - militaire sabels. ‘Spaarpotmakers,’ noemden Amsterdamse politieagenten de apparaten.
Zeven jaar later verdwenen de (inmiddels botgemaakte) sabels uit het arsenaal. De politie kreeg in die jaren namelijk zware kritiek wegens het harde optreden tegen de Provo’s bij het Lieverdje op het Spui.
Dit verandert langzaam. De politie wordt onze beste vriend. ‘Die pet past ons allemaal,’ luidde een bekende politieslogan uit de jaren zeventig. Die ontwikkeling schiet door: de politie boezemt geen gezag meer in en krijgt zelf klappen. Vooral de grote rellen van 1980 waren heftig. Op de gezichten van de ME’ers is de angst te zien: op een gegeven moment stond er nog maar één linie ME’ers tussen de relschoppers en de trouwplechtigheid van Beatrix en Claus.
Een fraai voorbeeld van ‘die pet past ons allemaal’ is het lied ‘Vijftien miljoen mensen,’ dat in 1996 een nummeréénhit werd. Vooral de zin ‘geen uniform is heilig,’ terwijl we in de clip zien hoe twee meisjes de pet van een agent afpakken en hij hulpeloos toekijkt.
Dit veranderde snel. In 1994 werd in New York zero tolerance ingevoerd. Nederlandse politici en politiemensen gingen kijken, kwamen enthousiast terug en gingen ook in Nederland harder optreden. Zeker na nine eleven kwam het veiligheidsbeleid in het teken van minder begrip en meer straf voor criminelen te staan. Vanaf het kabinet-Rutte I werd ook de war on drugs opgevoerd, bijvoorbeeld door het invoeren van de wietpas en een hardere aanpak van wietkwekers. Het nieuwe politieuniform – met de militaire broek en kisten en de Amerikaans aandoende cap – is het symbool van die nieuwe strengheid.
Dit gaat nog verder. De afgelopen jaren heeft het Nederlandse leger de politie in Amsterdam-Nieuw-West getraind in het gebruik van psyops-technieken (psychologische operaties) om gesloten groepen in beeld te krijgen. Opmerkelijk nieuws. Het leger inzetten om de politie te helpen? Natuurlijk, het was niet openlijk zoals tijdens de Jordaanrellen in 1934, maar toch: militairen leren politiemensen naar een Nederlandse wijk kijken, zoals zij in Afghanistan naar de bevolking kijken.
En dat terwijl de gedachte al decennia is dat de politie midden tussen de burgers moet staan. De Nederlandse politie telt - in vergelijking met het buitenland - relatief veel ‘blauw op straat’ en weinig recherche. Dan is het toch vreemd als diezelfde politie aan het leger moet gaan vragen wat er in de wijken leeft.
De politie is de afgelopen decennia heen en weer geslingerd van heel streng tot behoorlijk soft. De vraag is, na zo’n twee decennia van toenemende strengheid, welke kant de Nederlandse politie op zal gaan. Om de woorden van Gerard Bouman te parafraseren: Toegankelijker of juist stoerder?