Ode aan de grootste Afrikaanse dichter van de twintigste eeuw

David Van Reybrouck
Correspondent Revolutie in Indonesië
Illustratie: Tzenko (voor De Correspondent)

Wekelijks bezing ik iets, iemand of ergens. Deze week een weinig bekende naam, maar misschien wel de grootste schrijver uit Afrika: Sony Labou Tansi, een stormwind uit Congo-Brazzaville.

Vorige week wachtte ik in Parijs tot ik op het terras van de Sarah Bernhardt zat om het folietje eraf te halen. Hier had ik lang naar uitgekeken. De ober nam de bestelling op en ik draaide de box in mijn hand: L’atelier de Sony Labou Tansi. Drie delen: brieven, gedichten, proza. Mijn drankje kwam. Ik liet het deel gewijd aan de poëzie in mijn hand glijden en bladerde meteen naar dat lange, woeste gedicht dat mij in november in Kinshasa helemaal van de kaart had geveegd.

Prière d’un enfant du siècle, stond er. Gebed van een kind uit deze eeuw. Het begon zo:

Mijn God Vergeef je kind Bewoner van vagina’s Verstrikt In het gulzige Vlees Van verwachtingen, ketenen En kwellingen En die Het enige bewijs Wou blijven Dat alles bestaat Met Of zonder jou Vergeef Deze ineengeflanste eeuw Die onze dromen ineenflanst Mijn God Verkloot Zij die pissen op de liefde en laat alle demonen van de seks met rust omdat ze jou beminnen op hun manier

Wie was hier in godsnaam aan het woord? Ja, de naam kende ik. Sony Labou Tansi, een auteur uit Congo-Brazzaville, echte naam Marcel Ntsoni, was beroemd geworden met twee romans: zijn debuut La vie et demie (1979) en L’anté-peuple (1983). Die werden gelezen als groteske aanklachten tegen de politieke wantoestanden in Afrika. Het lot van veel niet-westerse auteurs: dat ze altijd maar gezien worden als commentatoren op de politiek. Sterker nog, dat ze enkel interessant worden bevonden zolang ze over politiek schrijven. Ik zou daar zeer moe van worden.

Laatst hoorde ik van een schrijfster uit het voormalige Joegoslavië die hier in de jaren negentig gretig vertaald werd, maar nu geen uitgever meer heeft. Nee, nu vinden we auteurs uit Syrië ineens vreselijk interessant.

Sony Labou Tansi, in het midden (foto Christophe Laurentin, Bibliothèque francophone multimédia, Limoges)

Ik lees verder:

Bespaar mij de censuur en het ja-zo-ongeveer laat een beetje plaats in de hel voor alle kranten zelfs voor zij die zich communistisch noemen maar maak dat niet één man de eer toekomt zich te wassen in het vuur van het inferno - haal de wereld uit zijn vijfhonderdmiljardjarige slaap Dood de tijd Heer Omdat hij doodt Vergeef alle woorden waarin het zijn aanmoddert omdat je licht zo ver is

Ja, dit verwijst overduidelijk naar de communistische eenpartijstaat die in Congo-Brazzaville was geïnstalleerd, maar dit fragment alleen gaat over zoveel meer: wanhoop, woede, duisternis, existentiële onvrede over de woorden die maar aanmodderden. Hij nam juist afstand van alle politieke kreten.

  • Over de politiek schreef hij in 1973: ‘Tien jaar slogans, tien jaar pipi.’
  • Over Afrika schreef hij: ‘Afrika is iets van regeringen. Ik heb slechts dat wat ronkt om mij heen.’
  • Over de postkoloniale verhoudingen: ‘Blanken, zwarten: voor mij heeft dat geen betekenis. De vorm van de snuit, noch de afmetingen van de muil zijn a priori giftig. Wat doodt, zijn de ideeën die uit zo’n muil komen.’

Hier is geen ‘Afrikaanse schrijver’ aan het woord, geen ‘zwarte stem,’ hier schreeuwt een individu zijn universaliteit uit. ‘Ik schrijf opdat ik bang word,’ zei hij ooit.

Vergeef ook Hen die leven van de wonden gemaakt door vrouwen breng licht omdat gij het zijt God geef ons andere ogen ander bloed en andere manieren om te sterven Temper het onwetende weten dat ons omringt En dat ons eet de oudjes in de menopauze bestuurt maar glimlach naar de oude naties van Europa die geen andere weg hebben kunnen vinden dan de bom en de arrogantiesta garant voor de gespierde nacht waarin mijn volk zich heeft vastgereden en zich verprutst

Wat een stem! Wat een storm! Nee, dit is niet de meest gepolijste poëzie die er is, maar dat geeft niet. Dit is free jazz, dit is Ornette Coleman en Archie Shepp in verzen: wat je verliest aan vorm, win je aan vondsten. De gespierde nacht waarin men zich vastrijdt: prachtig. Sony Labou Tansi schreef snel en veel, compulsief eigenlijk. Naast romans, waarvan er zes verschenen bij de prestigieuze Parijse uitgeverij Seuil en diverse in de prijzen vielen, schreef hij vooral voor theater. Zijn gezelschap Rocado Zulu Théâtre uit Brazzaville trad internationaal op. Maar in zijn poëzie en brieven zie je pas echt zijn brutale vitaliteit, zijn onstuimige tederheid, zijn totale oprechtheid die ongetwijfeld tot veel eenzaamheid heeft geleid. Dit is Afrikaanse punk. Hij doet denken aan Fela Kuti, de geniale, volstrekt onconventionele popartiest uit Nigeria, grondlegger van de afrobeat, overleden aan aids. In Frankrijk wordt hij inmiddels vergeleken met literaire natuurfenomenen als Arthur Rimbaud en Antonin Artaud.

En dan het strafste: eigenlijk is het een godswonder dat we dit gedicht kunnen lezen. Toen Sony in 1995 stierf aan de gevolgen van aids, enkele dagen nadat zijn vrouw aan dezelfde ziekte was bezweken, liet hij een huis achter vol manuscripten. Politieke onlusten, nonchalance, termieten, diefstal en zelfs een brand vraten aan zijn nalatenschap. Maar we hebben het aan Nicolas Martin-Granel te danken - een Fransman die goed bevriend was met Sony - dat de teksten bewaard zijn gebleven. Hij kopieerde wat er nog te kopiëren viel, hij digitaliseerde de teksten en hij financierde uit eigen zak de box waarmee ik nu op het terras van de Sarah Bernhardt in Parijs zit. De oplage bedroeg tweeduizend exemplaren.

Enkele jaren geleden zat ik tegenover hem bij een etentje in een Parijs restaurant. Een heel bescheiden, onopvallende man. Ik sprak mijn waardering uit voor zijn werk. Het deed hem zichtbaar deugd. Er waren ook verwijten gekomen. ‘De oude, Franstalige garde houdt zich vast aan het beeld van Sony als die van de grappige zwarte op de planken... Die box haalt hem uit dat hokje, alsof de duivel uit een doosje kwam... Men wil hem niet leren kennen als dichter, briefschrijver, denker... terwijl hij ons daar allen aanspreekt, stormachtig en universeel.’

Sony Labou Tansi is niet de bekendste, maar misschien wel de grootste Afrikaanse schrijver uit de twintigste eeuw. Hij is in ieder geval de gulzigste, de meest tomeloze, de meest vrije. Bij mijn weten werd zijn poëzie niet eerder in het Nederlands vertaald. De slotpassage laat ik onbecommentarieerd. Gewoon na afloop naar adem happen.

Heer Bloedende God Ziehier mijn haatverrekt vormeloos verrekt wolof afgeplat onthoofd hard als een gedicht een haat die niemand gehaat heeft helemaal nieuw helemaal sterk net buitengerold uit de Renaultfabrieken beloof de hele wereld aan andere tijden onder andere dromen en geef mij een waterkans niet van bloed niet van zweet stug water gespierd water dat uit de hyacinten komt zoals een zon die stuk is -

Meer odes?