Pffff. En hier dan nog een pakkende titel
Het is halftwaalf ’s ochtends als de vereniging van labbekakken eindelijk compleet is. Eigenlijk hadden ze om negen uur afgesproken, maar zo gaat het met labbekakken. De opperlabbekak, aartsluie Annie, is de laatste die binnen is. Ze strompelt op haar dooie gemak naar de enige lege klapstoel in het kringetje.
In de hoek staat een koffiezetapparaat te schimmelen. Eigenlijk zou iemand hem even schoon moeten maken. Iedereen in het kringetje heeft zin in koffie.
‘Nou,’ kijkt Annie zuchtend om zich heen. Daar zitten Lusteloze Linda, Gemakzuchtige Gerry, Indolente Ivo en Werkschuwe Wim een beetje terug te staren.
Nalatige Niek kijkt naar zijn schoenen. Hij heeft zijn veters niet gestrikt.
‘Euhm,’ zegt Annie.
Ze blaast haar wangen even vol lucht en blaast die dan weer uit. Aan de muur hangt een Nike-poster. ‘Just Do It,’ staat erop. Het plakband waarmee de poster aan de muur is bevestigd, is aan één kant losgekomen.
Dan gaat de deur open. Een wat bollig mannetje met een veel te hip montuur op zijn neus staat in de deuropening.
‘Goedemiddag stelletje labbekakken. Namens de VNO-NCW heb ik een deal gesloten met de overheid. Bij dezen is jullie bijstand gehalveerd.’
Trots kijkt hij ze aan.
‘Nu gaan jullie zeker wel werk zoeken, hè?’
Even is iedereen stil. Dan beginnen ze hardop te lachen. Niet echt: dat kost erg veel energie. Als ze niet van die labbekakken waren geweest, dan hadden ze wel gierend op hun bovenbeen geslagen, de tranen uit hun ooghoeken weggeveegd. Nu glimlachen ze gewoon een beetje naar elkaar.
Werk zoeken! Ja hoor.
Deze labbekakken hebben geen persoonlijk verhaal, geen jeugdherinneringen, zij zijn niet opgeleid voor het verkeerde werk
Het bolle mannetje kijkt een beetje teleurgesteld om zich heen. De labbekakken blijven gewoon op hun klapstoeltjes zitten. Dat had hij kunnen weten: het zijn tenslotte labbekakken.
‘Oké oké oké. Weet je wat? Jullie krijgen geen bijstand meer. NIETS.’
‘Goh,’ zegt Linda.
‘Nou,’ zegt Gerry.
‘Dan moeten we eigenlijk wel werk gaan vinden,’ zegt Ivo.
‘Eigenlijk wel,’ voegt Annie daar aan toe.
‘Eigenlijk wel,’ knikt Wim.
‘Eigenlijk,’ zegt Sigrid.
En ze blijven zitten.
Het hoofd van het bolle mannetje loopt nu rood aan.
‘Ik ben een miljonair!’ roept hij, terwijl hij de Nikeposter van de muur trekt, oprolt en onder zijn linkerarm steekt. Hij pakt de plastic tas met oud papier op, grijpt het koffiezetapparaat onder zijn rechterarm, grist de bak met kapotte balpennen van de tafel.
‘Dit neem ik mee en dit neem ik mee en dit neem ik mee. Nu hebben jullie niets meer. Nu moeten jullie wel een baan gaan zoeken!’
Maar de labbekakken geven geen kik. Woedend stampt het bolle mannetje weer weg.
De labbekakken kijken elkaar aan. Er is geen reden waarom ze labbekakken zijn. Zij hebben geen persoonlijk verhaal, geen jeugdherinneringen, zij zijn niet arbeidsongeschikt of opgeleid voor het verkeerde werk. Ze zijn niet te trots of te bang om te solliciteren. Ze zijn niet murw geworden van drie jaar lang vijf sollicitatiebrieven per maand te moeten schrijven. Ze voelen zich niet stiekem enorm op hun plek bij hun vrijwiligerswerk. Ze worden niet bij elke sollicitatie afgewezen vanwege hun leeftijd of hun moeilijke achternaam of hun wens om soms tijd met hun kinderen door te brengen. Ze hebben hun handen niet vol aan de mantelzorg voor hun ouders. Ze voelen zich niet gedesillusioneerd door een systeem waarin alles wordt gecontroleerd door middel van regels en formulieren.
Nee joh. Het zijn gewoon labbekakken.
Dit verhaal gaat nog verder, maar ik heb geen zin om door te schrijven.