Dit boek bewijst dat wielrennen zelfs sporthaters kan bekoren
De Tour de France is - ook - lezen. De perfecte manier om de tijd door te komen tot de ‘finales’ van etappes. Ik beveel deze Tour drie wielerboeken aan. Vandaag: De kampioen van Colombia van Gabriel García Márquez.
Dit verhaal begint meer dan zestig jaar geleden, aan de andere kant van de wereld. Ramón Hoyos is de nationale held van Colombia. Zijn status overstijgt die van wielrenner; hij is de nationale held van Colombia in een tijd dat het land wel een held kan gebruiken.
In zijn boek Kings of the Mountains beschrijft de Britse auteur Matt Rendell hoe de strijd tussen de boerenguerrilla’s enerzijds en het staatsleger aan de andere kant Colombia in zijn greep houdt. Aanleiding voor La Violencia (de gewelddadige periode tussen 1948 en 1958) is de moord op de charismatische liberalenleider Jorge Eliécer Gaitán Ayala. Aanslagen, ontvoeringen en moorden zijn aan de orde van de dag – later zou uit deze permanente onrust de FARC geboren worden.
De periode is bovendien de directe aanleiding voor de jonge Gabriel García Márquez om journalist te worden. Als gevolg van de gewelddadigheden in Bogotá wordt de universiteit waar García Márquez op dat moment rechten studeert gesloten en keert de student terug naar de kust waar hij negentien jaar eerder geboren is. Hier begint hij artikelen en beschouwingen te schrijven voor kranten en tijdschriften – stukken die later worden gebundeld en in het Nederlands vertaald als Schetsen van de kust.
De enige actualiteit die La Violencia, zoals de periode van geweld later zou gaan heten, begin jaren vijftig nog van de voorpagina’s van de kranten verdringt, is de Vuelta a Colombia, de pas opgerichte jaarlijkse nationale wielerronde.
Aan de eerste Vuelta neemt Hoyos nog geen deel. De tweede Vuelta rijdt Hoyos wel, hoewel hij pas net negentien jaar is. Door aanhoudende pech moet hij het dan nog afleggen tegen de Franse Colombiaan Beyaert, maar daarna is er geen houden meer aan: Hoyos wint vijfmaal de nationale ronde en verbindt een verdeeld land in bewondering voor zijn zeges.
Op het eerste gezicht een doodnormale biografie...
Gabriel García Márquez is in de jaren vijftig nog een jonge, veelbelovende journalist en columnist. Voor de nationale krant El Espectador werkt hij als filmrecensent, als verslaggever boekt hij succes met een feuilleton over de schipbreukeling Luis Alejandro Velasco.
Op het eerste gezicht lijkt het boek een doodnormale biografie van een beroemde sporter, een ijdele ster die iedere vorm van tegenspraak ontwend is geraakt
Om dat succes een waardige opvolger te geven, begint García Márquez al snel aan een nieuw feuilleton. De held: Hoyos. De zestien stukken worden later gebundeld onder de titel El triple campeón revela sus secretos, dat in 1984 wordt vertaald als De kampioen van Colombia.
Op het eerste gezicht lijkt het boek een doodnormale biografie van een beroemde sporter, een ijdele ster die iedere vorm van tegenspraak ontwend is geraakt, een biografie die toevallig geschreven is door een man die veel later de Nobelprijs voor de Literatuur in ontvangst zal nemen, maar wiens literaire capaciteiten hier – afgezien van de aangename stijl – nog zorgvuldig verborgen blijven.
...die toch een bijzonder boek is
En toch. Toch is De kampioen van Colombia een bijzonder boek. Volgens sportboekenkenner Arthur van den Boogaard, die in 2011 het zeer complete en fraaie Slipstroom schreef, over de innige verhouding tussen wielrennen en literatuur, is De kampioen van Colombia helemaal geen biografie:
‘En zo kunnen onwetenden altijd blijven beweren dat het feuilleton dat journalist en schrijver Márquez in 1955 wijdde aan de Colombiaanse wielrenner Ramón Hoyos niet veel meer was dan een aanstekelijk goed geschreven biografie. Daarvoor zijn het tenslotte onwetenden. Alle anderen begrijpen dat Hoyos, net als vele Colombiaanse renners in de jaren vijftig, een in de werkelijkheid rondpedalerend romanpersonage was. Je moet het willen zien. En Márquez deed dat.’
Een inleiding bezit het boek niet, toelichting bij de monologen van Hoyos wordt slechts mondjesmaat gegeven. Is ook niet nodig: Hoyos is een held, een man wiens wedstrijden een heel land aan de radio kluisteren en wiens verhaal de Colombianen in lange rijen voor de kiosk laat wachten op een exemplaar van El Espectador.
Het boek beschrijft min of meer chronologisch de levensloop van Hoyos, die spreekt als een bejaarde man die terugkijkt op een lang en vervullend leven, maar ten tijde van de gesprekken met García Márquez 23 jaar was. Het boek begint bijvoorbeeld met het volgende citaat:
‘Op 9 februari 1939 kwam bij het dorpsschooltje van Marinilla, in het departement van Chorro Hondo – op tien kilometer van Marinilla, in het departement van Antioquia – een verlegen, onbeholpen zevenjarig jongetje aan, dat van top tot teen onder de modder zat en van wie het smerige water van alle kanten afdroop. Dat jongetje was ik, Ramón Hoyos Vallejo.’
Het zou zomaar de openingsalinea van een roman kunnen zijn. Hoyos’ prestaties zijn niet het eindpunt van de reportages, ze zijn vooral rugwind van de verhalen over zijn jeugd in een boerengemeenschap, de rol van de wielerster in Colombia en de staat van het land. Zijn biografie is zowel individueel als universeel, volstrekt uniek en herkenbaar tegelijk. Daarin kan Hoyos zich literair gezien meten met de personages uit García Márquez’ romans.
Journalist laat sporter vertellen en noteert dat
Wat volgt is het levensverhaal van een man die de adolescentie nauwelijks ontgroeid is. Zonder al te veel tegengas ratelt Hoyos maar door, poetst zijn leven her en der nog wat op met de poetsdoek van de fictie (zoals hij – en dat voegt García Márquez zelf toe – iedere dag zijn 120 trofeeën oppoetst met eau de cologne). De journalist tegenover hem noteert braaf wat Hoyos allemaal te berde brengt.
De blik die de wielerkoers niet vernauwt tot wedstrijdverslag, maar groter maakt, er details aan toevoegt, de blik van iemand die de literaire kracht van de sport onderkent
Het is een scène die al talloze malen is opgevoerd en nog iedere dag gespeeld wordt: journalist laat sporter vertellen over zijn leven en noteert dat. Zonder al te veel voorbehoud, want voorbehoud komt het verhaal meestal niet ten goede.
Het verschil tussen het gemiddelde interview dat dezer dagen rond de Tour de France in kranten en tijdschriften verschijnt en de stukken van García Márquez in De kampioen van Colombia, is de blik. De blik van de schrijver, de blik van de man die in iedere anekdote en ieder detail een groter verhaal ziet. De blik die de wielerkoers niet vernauwt tot wedstrijdverslag en uitslag, maar groter maakt, er details aan toevoegt, de blik van iemand die de literaire kracht van de sport onderkent.
Een vergaarbak van verhalen
Het klinkt misschien vreemd, maar wat De kampioen van Colombia werkelijk een bijzonder boek maakt, een mijlpaal in de wielerliteratuur zelfs, is García Márquez’ ogenschijnlijke gebrek aan interesse in sport in het algemeen en wielrennen in het bijzonder.
Van den Boogaard citeert in Slipstroom een van García Márquez’ biografen die beweert dat García Márquez als jongen al bekendstond als een oude man met een zeldzame aversie tegen alles wat naar sport en competitieve lichaamsbeweging neigde. Het feit dat García Márquez kort voor de Hoyosinterviews een vergelijkbaar project achter de rug had – dat ook een grandioos succes werd – doet vermoeden dat we te maken hebben met iemand die niet wezenlijk geïnteresseerd is in de koers én met iemand die de verhalende potentie van de koers onderkent, die begrijpt dat wielrennen, meer nog dan een sport van feiten, een vergaarbak van verhalen is.
Als De kampioen van Colombia iets bewijst, dan is het dat wielrennen zelfs sporthaters kan bekoren. Voor hen is wielrennen geen sport, maar een machine die continu verhalen produceert.
Na het Hoyosproject vertrok García Márquez naar Europa, als correspondent van El Espectador. Europa was het mekka van de koers, maar het lijkt er niet op dat de schrijver zich ooit nog heeft verdiept in de Ronde van Vlaanderen of de Giro. Er waren nieuwe verhalen te vertellen.