Dit zijn de verzwegen dogma’s van Jeroen Dijsselbloem, pragmaticus pur sang
Vorige week begon Jeroen Djjselbloem aan zijn tweede termijn als voorzitter van de Eurogroep. Hij presenteert zich aan de buitenwereld als pragmaticus. Maar, is hij dat ook? Ik dook in de geschiedenis van dit begrip en concludeerde precies het tegenovergestelde.
Jeroen Dijsselbloem presenteert zich graag als een pragmaticus. Een man met een praktische instelling, wars van ideologische vergezichten, die zich beperkt tot wat realistisch en haalbaar is.
Nu is de pragmaticus normaal gesproken een persoon die flexibel en inschikkelijk is, zonder dogma’s en rigide overtuigingen.
Bij Dijsselbloem betekent het woord pragmaticus precies het tegenovergestelde: er is één lijn, en dat is de lijn van Dijsselbloem. Eenieder die het oneens is met zijn koers, is volgens hem onrealistisch en ideologisch.
Daar hoeft niet naar geluisterd te worden, ook niet als deze tegenwerpingen een solide basis hebben in de economische wetenschap.
Zo is het politieke pragmatisme verworden tot een nieuwe dogmatiek. Het is natuurlijk iets wat alle politici graag zouden willen geloven: dat zijzelf de nuchtere realisten zijn en hun tegenstanders de fantasten. Het is dus uitkijken geblazen als iemand zegt dat hij of zij een pragmaticus is; daar wordt eigenlijk mee bedoeld dat hij of zij een geprivilegieerde relatie heeft met de werkelijkheid.
Dijsselbloems afkeer van ideologie
In het Griekenlanddebat van afgelopen donderdag kwam de term ‘ideologie’ herhaaldelijk terug. Jeroen Dijsselbloem beschuldigde GroenLinks-politicus Rik Grashoff ervan zich bekeerd te hebben tot het gedachtegoed van Syriza.
Hij adviseerde Grashoff niet ‘dogmatisch ideologisch’ te zijn. Geconfronteerd met de vraag of zijn eigen voorstellen voor privatisering van Griekse staatsbedrijven niet getuigden van een zekere ideologie, liet de minister en Eurogroep-voorzitter weten dat hij ‘wel klaar’ was met ‘ideologische vergezichten.’ ‘Ik heb nu zes maanden met politici van Griekse zijde aan tafel gezeten, waarbij elke zin een ideologische lading had,’ stelde Dijsselbloem. Griekenland heeft behoefte aan een ‘reëel beeld van wat haalbaar is.’
De afkeer van ideologie is een constante in de politieke carrière van Dijsselbloem. In een eerder interview met NRC presenteerde hij zichzelf als pragmaticus en stelde hij dat de economische crisis in zijn woorden een ‘pragmatische insteek’ vraagt, omdat er ‘helemaal geen ruimte is’ om ‘met ideologische verhalen te komen.’
Maar wat wordt hier eigenlijk bedoeld met ideologie, en wat betekent het volgens deze politici precies om een pragmaticus te zijn?
Tunnelvisie vs. God’s eye view
In zijn lezenswaardige boek Ideology: An Introduction schrijft de Britse filosoof Terry Eagleton op amusante wijze over ideologie. Als iemand in een pub zou zeggen: ‘Kom nou, doe niet zo ideologisch,’ dan wordt niet enkel bedoeld dat wat zijn gesprekspartner zegt niet klopt. Er wordt mee bedoeld dat iemand een bepaald thema bekijkt via een rigide raamwerk van vooropgezette ideeën, wat het begrip van de zaak niet ten goede komt.
De alledaagse visie op ideologie, aldus Eagleton, is dat de ideologische persoon de werkelijkheid bekijkt via een tunnelvisie, die het gevolg is van het aanhangen van een wereldvreemde doctrine. Het tegenovergestelde van ideologie, zo lezen we, is niet zozeer waarheid, als wel een empirische of pragmatische instelling. Precies waarmee Dijsselbloem zich profileert.
Dijsselbloem behoort tot de generatie politici die geloofde in het einde der ideologieën. Zijn carrière is begonnen ten tijde van de Paarse kabinetten, toen dat geloof alomtegenwoordig was. Vooral de sociaaldemocratische politici uit die tijd lieten zich voorstaan op hun ‘pragmatisme.’ Het impliceerde een bepaalde verhevenheid boven de oude ideologische en waardegedreven koers van de traditionele sociaaldemocratie.
De Paarse vernieuwers beschikten over het jaloersmakende vermogen boven de bestaande ideologieën uit te stijgen, om zogezegd vanuit een God’s eye view, de wereld nuchter en objectief te bekijken. Om vanaf dat punt simpelweg het meest doelmatige beleid uit te voeren. Een artikel uit de tijd van Paars over ‘de methode-Vermeend’ beschrijft Vermeend lovend als een ‘praktische’ minister ‘met opgestroopte mouwen’: ‘Anything goes lijkt het devies van deze minister. Als het maar werkt en tot bruikbare resultaten leidt.’
De grote tekortkoming in de alledaagse opvatting van ideologie als tunnelvisie is dat het onmogelijk is om naar de wereld te kijken zonder bepaalde vooropgezette ideeën
Hier treffen we de klassieke houding van de pragmaticus aan: openstaan voor oplossingen vanuit verschillende denkrichtingen, zolang het maar werkt. De kern van de vernieuwing van de PvdA in de Paarse kabinetten betrof het idee dat met traditioneel rechtse middelen (marktwerking, inperken van uitkeringen en subsidies) linkse doelen (gedeelde welvaart) konden worden gerealiseerd.
Maar voor Terry Eagleton was de generatie die geloofde in het einde der ideologieën zelf sterk ideologisch bezig, omdat zij ervan overtuigd was dat haar eigen ideeën superieur waren en compleet losstonden van bestaande ideologische aannames.
De grote tekortkoming in de alledaagse opvatting van ideologie als tunnelvisie, aldus Eagleton, is dat het onmogelijk is om naar de wereld te kijken zonder bepaalde vooropgezette ideeën. Hij geeft het voorbeeld van veel economische modellen, die zijn gebaseerd op de aanname dat de mens rationeel handelt en dat daardoor markten rationeel functioneren. Door de financiële crisis zijn we er echter weer op dramatische wijze aan herinnerd dat dit niet altijd het geval is.
Belangrijke historische les
In de tijd van Paars had men het over de methode-Vermeend. Vandaag de dag spreekt men in vergelijkbare termen over de ‘methode-Dijsselbloem’: zijn vermogen om altijd ‘zakelijk en geduldig’ te zijn. In het oog van de orkaan blijft Dijsselbloem altijd rustig, vernemen we. ‘Geduldig als een os,’ kopte de Volkskrant onlangs nog. Hij hamert op het nakomen van afspraken. En hij hanteert directe, heldere taal, aldus Vrij Nederland in een bijna hagiografisch profiel. ‘Als ik ideologische verhalen ga houden, bereik ik niks,’ laat Dijsselbloem weten. De pragmaticus heeft geen boodschap aan het ‘idealisme’ van ‘zijn mede-socialisten.’
Maar als we de Griekse crisis bekijken vanuit de houding van de pragmaticus, dan zou dat betekenen dat Dijsselbloem openstaat voor elke oplossing die tot bruikbare resultaten leidt. Een recent artikel in The New York Times laat verschillende experts op het gebied van publieke schuldencrises aan het woord. Zij stellen allen als belangrijkste historische les dat het enige wat echt werkt, het gedeeltelijk afschrijven van schulden is. ‘Grote schuldenlasten worden enkel werkbaar na grote afschrijvingen op de waarde van de schuld,’ aldus Carmen M. Reinhart van Harvard, geïntroduceerd als ‘waarschijnlijk ’s werelds belangrijkste expert op het gebied van staatsschuld.’
Dat het reduceren van de schuldenlast noodzakelijk is, is tevens de opinie van het IMF, wat in het uiteindelijke akkoord enkel in een zeer hypothetische formulering wordt meegenomen.
De Princeton-econoom Mody stelt vast dat het realisme van het IMF het heeft moeten afleggen ten opzichte van de politieke agenda van de Eurogroep. Dijsselbloem, als voorzitter van de Eurogroep, heeft van begin af aan geweigerd op schuldenreductie in te gaan. Als schuldenreductie het enige is wat echt werkt, zoals een hele rits van economische experts steeds stelliger naar voren brengt, dan is Dijsselbloem in deze situatie juist de opponent van de pragmatische visie.
We leven ook niet meer in de tijd van Paars, toen er sprake was van een veelomvattende consensus op politiek en economisch gebied. De laatste jaren wordt de economische wetenschap gekenmerkt door een sterk ideologisch gekleurd debat tussen enerzijds neo-keynesianen en anderzijds supply-side-economen. De ene zijde stelt dat de overheid de economie moet stimuleren in crisistijd, de andere zijde gelooft in de noodzaak van harde bezuinigingen.
Er zijn geen posities in deze discussie die geheel vrij zijn van ideologie. Sinds de financiële crisis is herhaaldelijk naar voren gekomen dat de economie geen objectieve wetenschap is: elk model gaat uit van normatieve aannames over menselijk gedrag. Er is dus geen God’s eye view. Wie pragmaticus wil zijn in deze tijd, moet kunnen denken vanuit verschillende ideologische perspectieven, om te kijken welk model het beste de huidige situatie verklaart.
Wie pragmaticus wil zijn in deze tijd, moet kunnen denken vanuit verschillende ideologische perspectieven, om te kijken welk model het beste de huidige situatie verklaart
Nu hoef je het niet met Paul Krugman eens te zijn als hij stelt dat de neo-keynesiaanse tegenstanders van het bezuinigingsbeleid (austerity) het pleit hebben gewonnen binnen de economische wetenschap. En ook niet als hij de voormalige Griekse minister van Financiën, Yanis Varoufakis, feitelijk gelijk geeft met zijn pleidooi voor schuldsanering en het stoppen met bezuinigen. Maar je kunt niet, zoals Dijsselbloem, net doen alsof die hele discussie niet bestaat. Alsof de positie van Varoufakis geen basis heeft in de economische wetenschap. Als Dijsselbloem stelt dat hij niet van de ‘ideologische verhalen’ is, dan betekent dat in het huidige tijdsgewricht dat hij niet bereid is om te luisteren naar mensen die vanuit een ander perspectief denken dan het zijne. Als hij stelt dat hij zes maanden naar de Grieken heeft geluisterd ‘waarbij elke zin een ideologische lading had’, zonder ‘reëel perspectief’, dan heeft hij feitelijk niet geluisterd.
Varoufakis vertelt in een inmiddels berucht interview voor de Australische radio over de regelrechte weigering van de Eurogroep om op economische argumenten in te gaan: ‘Je krijgt enkel een lege blik. Het is alsof je niet gesproken hebt.’ Volgens Varoufakis had hij net zo goed ‘het Zweedse volkslied’ kunnen zingen, hij zou hetzelfde antwoord, dezelfde lege blikken hebben gekregen.
Wie Dijsselbloem gevolgd heeft in de laatste maanden, moet constateren dat het begrip pragmaticus precies het tegenovergestelde is gaan betekenen van hoe het ooit is bedoeld. Wat eens een teken was van inschikkelijkheid en flexibiliteit – ‘ik ben niet van de ideologische rechte lijn’ - is verworden tot een uiting van rigiditeit en halsstarrigheid. Het is het ultieme autoriteitsargument: ‘Eenieder die het niet met mij eens is, is ideologisch, ik ben objectief.’
Ordoliberalisme
Daarbij wijzen vele commentatoren op het sterk ideologische karakter van de top van het Duitse ambtenarenapparaat, en in het bijzonder Schäubles ministerie van Financiën. Financial Times-redacteur Wolfgang Münchau stelt dat het ordoliberalisme – de Duitse tak van het neoliberalisme – zo dominant is in Duitsland dat inmiddels ook sociaaldemocraten zich daaraan hebben gecommitteerd.
De Duitse macro-economie heeft zich onder het ordoliberalisme ontwikkeld tot wat Münchau een ‘parallel universum’ noemt. Een van de dogma’s van het ordoliberalisme is dat begrotingsdiscipline als de sleutel tot economisch herstel wordt gezien. Een visie die wordt weersproken door veel macro-economen, inclusief het IMF. Via zijn dominantie in de Eurozone exporteert Duitsland nu ‘de dogma’s van het ordoliberalisme’ naar de rest van de muntunie, zo constateert Münchau bezorgd. Münchau staat niet alleen in zijn observatie.
Niemand anders dan toenmalig eurocommissaris Frits Bolkestein beschreef in een toespraak zijn politieke ambitie als het vervolmaken van ‘een op ordoliberale leest geschoeid Europa’. En Mario Draghi, president van de ECB, heeft laten weten dat het beleid van de bank ‘gegrond is in de principes van het ordoliberalisme.’
Dijsselbloem, als zaakgelastigde van het dominante Duitsland, staat dus ten dienste van een ideologische positie, en is bereid daartoe pragmatisme en nieuwe economische inzichten terzijde te schuiven. De dogma’s van het ordoliberalisme zijn de dogma’s van Dijsselbloem. Zo komt het Europese economische beleid in een geheel nieuw licht te staan: niet zozeer technocratisch en bestuurlijk, maar eerder ideologisch en gepolitiseerd.
Iets vergelijkbaars kan gezegd worden over de agenda van Dijsselbloem. In zijn motivatiebrief voor zijn tweede termijn als Eurogroep-voorzitter, stelt Dijsselbloem voor om de beleidscoördinatie op economisch terrein verder te intensiveren. Dit alles om zo concurrerend mogelijk te zijn: ‘we moeten elkaar aanzetten tot hogere niveaus van competitiviteit’. Een typische waslijst aan neoliberale hervormingen komt langs: arbeidsmarktflexibiliteit, pensioenhervormingen, modernisering van de sociale zekerheid. Concrete tijdslijnen en benchmarks, continu overzien door de Eurogroep, moeten ‘werkelijke economische convergentie’ mogelijk maken.
De brief rept van een Europees raamwerk van nationale concurrentiebureaus, die als een Europese versie van het Centraal Planbureau, deze hervormingen moeten gaan begeleiden. Nationaal ‘ownership’ van deze maatregelen is cruciaal, zo lezen we, inclusief de steun van nationale parlementen. In de openingsparagraaf van het met Griekenland geaccordeerde bezuinigingsplan staat een bijna identieke passage: ‘the ownership by the Greek authorities is key’. Wat Europa te wachten staat, heeft veel weg van een milde variant van het crisisbeleid in Griekenland. Zelfreflectie over de tot nu toe nogal tegenvallende resultaten van dergelijk beleid, lijkt geheel te ontbreken.
Laat u zich niets wijsmaken. Ook al probeert Dijsselbloem zich te hullen in de mantel van het pragmatisme. In werkelijkheid heeft de keizer geen kleren aan.