Interview: Volgens Paul Verhaeghe wordt alles beter als we autoriteit niet langer als vies woord zien
Psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe gaf in zijn vorige boek Identiteit (2012) een scherpe, maar zwartgallige diagnose van een op competitie gerichte samenleving waarin psychologische ziektes op de loer liggen. In september komt zijn nieuwe boek uit: Autoriteit. Ik zocht hem op en ontdekte dat Verhaeghe tegenwoordig aanmerkelijk positiever is gestemd.
Psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe schetste in zijn vorige boek Identiteit (2012) hoe de rebellie tegen de dwingende sociale structuren van eind jaren zestig zich vertaalde in een individueel maakbaarheidsideaal en steeds sterkere vermarkting: niemand durft meer uit de toon te vallen in een sterk op competitie gerichte samenleving. Iedereen is volledig zelf verantwoordelijk geworden om ‘het’ te maken, falen is je eigen schuld. Er is een vijandschap ontstaan tussen het individu enerzijds en structuren als de overheid, politieke partijen of grote bedrijven anderzijds. De permanente druk op het individu leidt tot vervreemding, psychologische ziektebeelden, en een algemeen gevoel van onbehagen.
Al met al een inktzwarte diagnose van ons huidige samenleven. Maar in september komt Verhaeghes nieuwe boek uit: Autoriteit. Wordt dit boek even baanbrekend?
Verhaeghe wacht op me in zijn kamer aan de Universiteit van Gent. De allereerste vraag stelt zichzelf: naar de op het eerste gezicht wat intimiderende titel. Wat bedoelt Verhaeghe hier precies mee?
Een boek over een (voormalig) vies woord
‘Ik behoor tot de generatie van ’68, dus “autoriteit” was voor mij oorspronkelijk een vies woord. De bevrijdingstheologie, de seksuele revolutie, de antiautoritaire opvoeding, de antipsychiatrie: het zijn allemaal bewegingen die in de jaren zestig en zeventig in opstand kwamen tegen de patriarchale autoriteit.
Vijftig jaar verder zien we een sterke roep om die autoriteit te herstellen. Ook in mijn vakgebied, de psychoanalyse en psychotherapie. Ik heb me daar altijd slecht mee kunnen identificeren. Maar na het lezen van een essay van Hannah Arendt uit 1954, vielen alle puzzelstukjes op hun plaats.
Arendt maakt hierin een cruciaal onderscheid tussen macht enerzijds en autoriteit anderzijds. Macht is altijd uitgesteld geweld. Het is een ongelijke relatie tussen twee entiteiten. Autoriteit daarentegen is gebaseerd op een drieledige structuur. Een eerste persoon onderwerpt zich op vrijwillige basis aan een tweede op grond van een door hen gezamenlijk erkende derde. Die derde factor is eeuwenlang het patriarchaat geweest.’
Macht uit onvermogen
‘Het probleem van onze tijd is dat het patriarchaat verdwenen is, als derde factor in de autoriteitsstructuur, zonder dat er een nieuwe grond voor een nieuwe autoriteit in de plaats is gekomen. Hierdoor is automatisch gezag, van de leraar, de politieagent, de dokter, de vader des vaderlands, niet meer te herstellen. Integendeel: elke herstelpoging valt noodgedwongen terug op die tweeledige structuur, met als gevolg dat macht de plaats inneemt van autoriteit. En dat is zeer gevaarlijk, want het introduceert willekeur.
We zien dit op allerlei manieren terug: in de bewapening van de politie, GAS-boetes, de komst van militairen op straat na de aanslagen in Parijs, maar ook in het onderwijs en de zorg, en helaas in wat vandaag voor democratie moet doorgaan. In al deze domeinen is de vanzelfsprekende autoriteit verdwenen, en voelt men zich gedwongen op machtsmiddelen terug te vallen.
Ter overweging: de belangrijkste beslissingen in de EU worden opgelegd door niet-verkozen instanties (de zogenaamde Trojka: het IMF, ECB en Europese Commissie).
Een plotse overgang van de ene autoriteit naar de andere bracht altijd bloedige revoluties met zich mee. Ik hoop dat het deze keer vredig zal verlopen, maar dat is niet voorspelbaar
De oplossing is dus geen afschaffing, maar een heruitvinding van autoriteit?
‘Ja, dat klopt, in de betekenis van: hergronding. Veel huidige oplossingspogingen proberen de vroegere autoriteit te herstellen, en dat mislukt. Terrorisme wordt juist in de hand gewerkt door repressie. De leraar krijgt zijn autoriteit niet terug als we terugvallen op ‘ouderwets’ patriarchaal onderwijs. Zero tolerance werkt misdaad juist in de hand, blijkt uit nieuwe studie.
Het lijkt op wat er bij radicale antiautoritaire communes vaak gebeurde: nadat alle regels worden losgelaten, staan er ‘als vanzelf’ dominante figuren op die per decreet bepalen wat er moet gebeuren. Maar dat is macht, geen autoriteit.’
Het collectief als nieuwe autoriteit
‘We moeten een nieuw “derde punt” vinden waar we met zijn allen in geloven. Ik ben ervan overtuigd dat we daar volop mee bezig zijn. Maar het betekent een radicale omkering. De vroegere autoriteit was gebaseerd op het geloof in de Grote Leider, de vaderfiguur die boven iedereen stond. De nieuwe autoriteit is gebaseerd op het collectief. De traditionele organisatiestructuur was top-down en piramidaal, de nieuwe is bottom-up en horizontaal.’
In Identiteit kwam naar voren dat we geen nieuw Groot Verhaal meer nodig hebben, zoals marxisme, conservatisme, liberalisme. Maar een ‘derde punt waar we met zijn allen in geloven’ heeft wel wat weg van een Groot Verhaal.
‘Net als veel anderen heb ik een tijdje geloofd dat het verdwijnen van de Grote Verhalen de belangrijkste oorzaak was voor de maatschappelijke desintegratie. We moesten dus op zoek naar een nieuw Verhaal. Maar inmiddels ben ik ervan overtuigd dat dit geen goed idee is. Integendeel, het typische van het patriarchaat, in al zijn verschillende varianten, is dat het berust op Grote Verhalen die het volk zoet houden.
Bij de klassieke Grote Verhalen ligt het paradijs altijd in het hiernamaals. Of het nu gaat om het arbeidersparadijs van het socialisme of het belastingparadijs van de neoliberalen: we moeten ons met zijn allen opofferen voor een doel dat pas bereikt wordt in de verre toekomst. Wat ik veel liever zie is dat mensen zich groeperen rond een gemeenschappelijk concreet doel waar ze samen naar streven, en waar ze ook samen zinverlening uit putten. De nieuwe collectieve vormen richten zich op nabij gelegen, realiseerbare doelen. Ze gaan over hoe we ons vervoer regelen, hoe we onze kinderen verzorgen, hoe we samen energie kunnen opwekken, hoe we ons voedsel produceren.’
Barsten of breken
Het opzetten van collectiefjes voor allerlei dingen is natuurlijk prachtig. Maar zijn die nieuwe collectiefjes wel constructief en kritisch genoeg om de bestaande structuren te doorbreken?
‘Dat is de vraag. Wat ik wel zie is dat de samenleving sowieso aan het veranderen is. Als we de grote maatschappelijke veranderingen in het verleden bekijken, dan verlopen die ofwel via relatief plotse revoluties, ofwel via geleidelijke transities. Een plotse overgang van de ene autoriteit naar de andere bracht altijd bloedige revoluties met zich mee. Ik hoop dat het deze keer vredig zal verlopen, maar dat is niet voorspelbaar.
Er zijn in ieder geval voorbeelden van een combinatie tussen kapitalisme en het collectieve. Het bekendste is het Braziliaanse bedrijf Semco. Het is een corporatie met winstoogmerk en kan dus moeilijk communistisch genoemd worden. Tegelijk hebben de werknemers de hand in alle besluitvorming, inclusief winst- en verliesverdeling, over aanwervingen en ontslag, over de organisatie van hun eigen werk. Dit is een sterk economisch voorbeeld van een collectief. En dan heb je ook de nieuwe vormen van de commons.’
Het tijdperk van de vrouw
Nog een kanttekening dan. Als de nieuwe collectieven inderdaad recht tegenover het vermolmde partriarchaat staan, is het dan niet gek dat ze vooral bevolkt en voortgestuwd lijken te worden door hogeropgeleide blanke mannen?
‘Het vijfde hoofdstuk in Autoriteit heet “Het tijdperk van de vrouw.” Wij beseffen dat nog nauwelijks, maar de machtsverhoudingen zijn razendsnel aan het veranderen. Dat heeft eerst en vooral te maken met het opleidingsniveau. De verhouding in het hoger onderwijs is nu 60/40 in het voordeel van vrouwen en gaat naar 70/30. De effecten daarvan zijn simpelweg gebaseerd op de kracht van het getal.
Maar – en dit is nog veel belangrijker – het is de organisatiestructuur die bepalend werkt. Ook met Lagarde aan de top van het IMF blijft de organisatie piramidaal gestuurd. Zolang de organisatiestructuur niet verandert, maakt een vrouw of een man niet veel verschil. Wanneer het nieuwe collectieve model doorgang vindt, moet je goed beseffen dat het groepen zijn die beslissen, met horizontaal leiderschap. Mannen en vrouwen zullen naast elkaar staan.
Om een dergelijke horizontale organisatie goed te laten werken zijn er wel duidelijke krijtlijnen nodig. Het antiautoritaire idee dat zoiets als een spontane zelforganisatie mogelijk én goed is, dat is net dezelfde illusie als de “onzichtbare hand” van de zogenaamde vrije markt. Die fout zullen we nu niet meer maken, dat is een verschil met de jaren zeventig. Denk aan Elinor Ostrom en haar beschrijving van de voorwaarden opdat de commons kunnen functioneren.’
Piramidale vs. horizontale democratie
Onze democratie wordt gedomineerd door partijpolitiek, en die is grotendeels piramidaal georganiseerd. Hoe moet dat uitwerken in de toekomst als de samenleving zich steeds horizontaler organiseert?
‘Dat zal zonder twijfel de belangrijkste omslag vragen. Maar ook die is al bezig. Het algemene beeld is dat de jongere generatie de nieuwe manier van werken naar voren schuift, terwijl de oude generatie de macht wil behouden binnen het oude model. In de klassieke, piramidale partijstructuren blijft iedereen aan de top zo lang mogelijk zitten totdat hij of zij daar weggewerkt wordt.
De splitsing horizontaal-verticaal staat daarbij los van de splitsing links-rechts. Het is juist dat rechtse populisten in West-Europa succes oogsten door terug te vallen op het patriarchale model. Toch zullen dergelijke projecten vroeg of laat mislukken. Zoals gezegd: de grond eronder is weggevallen – elke poging ertoe wordt heel snel machtsuitoefening en is dus instabiel. Dat maakt ze natuurlijk zeker niet minder gevaarlijk, integendeel zelfs.
In het zuiden van Europa ontwikkelt zich een populisme op links, en niet op rechts. Deze bewegingen zijn radicaaldemocratisch, maar evenwel blijken charismatische vaderfiguren als Tsipras of Iglesias heel belangrijk. Het doet nogal paradoxaal aan.
‘“Populisme” heeft niet meer dezelfde betekenis als vijftig jaar geleden, net zo min als het woordje “elite.” In de vroegere betekenis was de elite hoog opgeleid, en populisme verwees naar het ongeschoolde volk. Dat klopt vandaag niet langer. Het volk is hoger opgeleid dan ooit te voren. De elite is tegenwoordig een financiële elite, die op grond van financiële macht de touwtjes in handen heeft gekregen. Macht is in de plaats gekomen van autoriteit en roept steeds meer verzet op.
Het herstel van de democratie hangt direct samen met het installeren van een nieuwe autoriteit op basis van horizontale vormen. Het zou goed kunnen dat Griekenland en Spanje daar nu een stap verder in zijn. Maar een referendum zoals dat in Griekenland is natuurlijk geen deliberatieve democratische gang van zaken, en dat is voor mij de meest aangewezen bestuursvorm.’
Deliberatieve democratie
‘Binnen een deliberatieve democratie wordt niet door het hele volk gestemd. Er wordt een representatieve groep uit de gemeenschap geselecteerd op basis van gender, opleidingsniveau, etnische achtergrond, leeftijd, waaraan één bepaald probleem voorgelegd wordt, bijvoorbeeld energievoorziening. Deze groep krijgt gedurende een aantal dagen objectieve informatie vanuit verschillende invalshoeken, heeft ruimschoots de kans tot discussie en overleg onder begeleiding van professionele moderatoren en kan dan overgaan tot stemming.
Wat we nu meemaken is de uitholling van de centralistische democratie
Een pilootexperiment vond plaats in Texas, ging over energievoorziening en had als resultaat dat Texas vandaag veel meer uit hernieuwbare energie put dan uit olie! Deze vorm van democratie heeft dus een ontzettende impact.
Het moeilijkste punt is de organisatie van ruime en objectieve informatie over het onderwerp, en dat deze aan de groep onderwezen wordt, waarbij er ruimte is voor overleg en onderlinge discussie. Dat gaat niet over een uurtje of twee. Het minimum is een weekend. Bovendien is er heel wat voorbereiding nodig. Dat gebeurt niet door de burgers zelf, maar vooraf, door alle groepen die bij de besluitvorming zijn betrokken. Zo wordt voorkomen dat lobbygroepen de informatievoorziening kapen. Al met al dus een groot verschil met Griekenland, waar de burgers de afgelopen weken overstelpt werden met informatie, die voor het merendeel een vorm van propaganda was.
Democratie is natuurlijk nooit af, het blijft altijd een project. Maar wat we nu meemaken is de uitholling van de centralistische democratie. Het algemeen kiesrecht is in de vorige eeuw geïntroduceerd en heeft vooral in de tweede helft goed gewerkt; inmiddels heeft dit kader geleid tot een verkozen aristocratie. Er wordt ook wel gesproken van een particratie, waarbij de partijbureaus bepalen wat er moet gebeuren: de parlementen staan feitelijk buitenspel.
Maar tegelijkertijd wordt democratie op een decentraal niveau opnieuw uitgevonden. Steden werken horizontaler, kunnen burgers meer betrekken. Ze hebben bijvoorbeeld vaak een veel ambitieuzer klimaatbeleid dan bovenliggende politieke niveaus. Burgers nemen zelf initiatief en stappen naar de overheid met eigen, goed onderbouwde voorstellen in het belang van de gemeenschap. Die dingen stemmen mij hoopvol.