De machtigste staat van het Midden-Oosten is nog altijd de Deep State (dus niet de Islamitische)
De Arabische Lente heeft gefaald: in plaats van democratie is er chaos. Oude machthebbers zitten veelal nog in het zadel, en extremistische islamisten zijn sterker dan ooit. Dit is het werk van de Deep State: een hypercorrupte elite, die alles doet om de macht naar zich toe te trekken.
Zomer 2011. De opstand tegen het regime van de Syrische president Bashar al-Assad is een paar maanden oud als tientallen jihadisten uit de beruchte Sednaya-gevangenis in Damascus worden vrijgelaten.
Onder hen bevindt zich de Syriër Mohammad Abou al-Fateh al-Jolani, die zich direct na zijn vrijlating aansluit bij Al-Qaeda in Irak (ISI). In februari 2012 richt Jolani de Syrische tak van Al-Qaeda op: Jabhat al-Nusra. De groep mengt zich meteen in de strijd tegen het Syrische regime.
In april 2013 zet ook ISI voet op Syrische grond, inmiddels opererend onder de naam ISIS. Vanaf dag één laten ze zich bloedig gelden. Tegenstanders worden uit de weg geruimd, burgers publiekelijk onthoofd, en rivaliserende strijdgroepen aangevallen, waaronder hun voormalige broeders van Jabhat al-Nusra.
Hoewel de opmars van ISIS rap vordert, ondervinden ze opvallend weinig tegenstand van het Syrische leger. Hun zelfverklaarde hoofdstad Raqqa wordt zelden aangevallen en er wordt in het geheim zelfs handel gedreven met het regime.
Hoewel de opmars van ISIS rap vordert, ondervinden ze opvallend weinig tegenstand van het Syrische leger
Voor Assad zijn de brute islamisten namelijk de gedroomde vijand. Ze bevestigen wat hij al vanaf het begin van de opstand tegen zijn bewind roept: dit is geen revolutie door burgers, maar het werk van moordzuchtige terroristen.
Zijn self-fullfilling prophecy vindt gehoor: de internationale gemeenschap neemt steeds meer afstand van de Syrische gewapende oppositie, druk op het regime neemt af.
Eind september 2014 heeft wat inmiddels Islamitische Staat (IS) heet een gebied in Syrië en Irak in handen zo groot als België, en vinden de eerste Amerikaanse luchtaanvallen op Syrisch grondgebied plaats. Hoewel Assad ruim honderd keer meer burgers doodde dan IS, wordt het Syrische leger tot op de dag van vandaag gespaard.
Niets is wat het lijkt
De dictator die bereid is zijn eigen land tot aan de grond toe af te branden om zelf aan de macht te blijven. Het is precies het beeld wat Jean-Pierre Filiu in zijn boek ‘From Deep State to Islamic State’ (2015) schetst van de werkwijze van dictaturen in de Arabische wereld.
Het boek geeft een verbluffend kijkje achter de schermen van wat hij noemt de Deep State, een hypercorrupte elite die de staat gebruikt om alle macht en middelen binnen het land naar zichzelf toe te trekken. Hun nietsontziende werkwijze maakt pijnlijk duidelijk waarom de Arabische Lente veranderde van een droom van vrijheid en democratie, in een jihadistische nachtmerrie.
Wie denkt dat de vrijlating van jihadisten door het Syrische regime uniek of willekeurig is, heeft het volgens Filiu grondig mis. Iedere zet op het politieke speelveld is volgens hem uitgedacht, alles wordt uit de kast gehaald om de toekomst van de Deep State veilig te stellen.
Hoe meer geweld, hoe meer Assad gelijk kreeg dat de opstand in zijn land het werk van terroristen was
Het creëren van een bloeddorstige vijand? Het was voor de Syrische inlichtingendiensten geen probleem om na de inval van de Amerikanen in 2003 honderden jihadisten de grens over te helpen om te strijden tegen de Amerikanen. Velen van hen sloten zich aan bij strijdgroepen bestaande uit voormalige Baath-leden van de afgezette Saddam Hoessein, de latere grondleggers van IS.
Een escalatie van geweld in het buurland voorkwam dat de democratiseringsstrijd van de Amerikanen over zou slaan naar Syrië, redeneerden de Syrische inlichtingendiensten. Maar de extremisten bleken later om een nog veel belangrijkere reden van pas te komen. Vanaf de vrijlating van al-Jolani in de zomer van 2011, was het de Syrische inlichtingendiensten er alles aan gelegen om de extremisten uit het buurland te betrekken bij de chaos in Syrië. Hoe meer geweld, hoe meer Assad gelijk kreeg dat de opstand in zijn land het werk was van terroristen.
De Algerijnse les
De strategie van de Syrische inlichtingendiensten is overigens niet heel uniek, schrijft Filiu. Ten tijde van de Algerijnse ‘Vuile oorlog’ pasten de inlichtingendiensten aldaar ongeveer hetzelfde trucje toe nadat een gematigde islamitische partij in 1992 de verkiezingen dreigde te winnen.
Uit vrees dat het regime aan kracht zou inboeten, zette het leger de president af, die min of meer als een marionet van een door het leger gestuurde schaduwregering regeerde, en werd de noodtoestand uitgeroepen. Demonstraties die volgden werden bloedig de kop ingedrukt.
Uit een gebrek aan een werkbaar politiek alternatief mengden ook gewapende islamisten zich in de strijd. Het leger reageerde opnieuw nietsontziend, en de woede onder de bevolking groeide. Langzaam zakte het land weg in een bloedige burgeroorlog.
Net als in Syrië deden de Algerijnse geheime diensten er destijds alles aan om hun tegenstanders af te schilderen als nietsontziende islamistische terroristen. En ook hier infiltreerden de inlichtingendiensten de oppositie om deze vervolgens te radicaliseren en isoleren.
Wanneer de moegestreden partijen in 1998 een vredesakkoord tekenen, is de Algerijnse truc nog niet klaar. In 2007 gaat een van de overgebleven gewapende groepen verder als Al-Qaeda in de Islamitische Mahgreb (AQIM) en voegt zich bij een steeds langer wordende lijst extremistische groepen die zich inzetten voor een wereldwijde jihad.
AQIM wordt naar het wetteloze noorden van Mali en het opstandige berggebied Kabilya gedreven, zodat ze geen echte bedreiging vormen voor de status quo, maar nog wel dreigend genoeg zijn om door de inlichtingendiensten te worden ingezet als dat nodig mocht zijn.
En dat bleek zo te zijn. Toen de Arabische Lente losbarstte gaf het regime een waarschuwing af aan het volk: als er verzet zou komen, zou dit worden overgenomen door extremisten en zou het geweld van de jaren negentig herleven.
Het bleef rustig. President Bouteflika heeft tot op de dag van vandaag de touwtjes stevig in handen.
Een fascinerende trukendoos
Al even indrukwekkend als de trucs, is de trukendoos. Filiu beschrijft de Deep State als een tot in de puntjes uitgedacht systeem dat tot in iedere porie van de samenleving heerst.
Media, universiteiten, het leger, bedrijven, de rechterlijke macht, criminele organisaties, extremistische groepen; alles maakt deel uit van een hypercorrupt netwerk met maar één doel: het laten voortbestaan van de Deep State zelf.
De inlichtingendiensten en het leger vormen de steunpilaren onder het geheel, een (al dan niet gecreëerde) vijand het antidotum voor revolte. Jaar op jaar breiden de veiligheidsdiensten uit om het land te ‘beschermen’ tegen binnenlandse en buitenlandse vijanden. Koerden in Turkije, gewapende islamisten in Algerije, Libië en Egypte, separatisten in Jemen – dankzij hun dreiging kwamen de uitbaters van de staat ongeschonden de jaren 1990 door.
Ondoorzichtige, door oliegeld aangewakkerde begrotingen hielden buitenlandse meesters en kapitalistische boezemvrienden in het gareel. Geopolitieke stellingnames werden bepaald aan de hand van hoeveel geld en macht ermee kon worden verkregen.?
Na de aanslagen op het World Trade Centre in 2001 neemt hun macht alleen nog maar toe. In de door George W. Bush uitgeroepen ‘War on Terror’ bieden de Arabische dictators een voor een hun diensten aan de Amerikanen aan. Hun vijanden - vaak tot wanhoop gedreven islamitische politieke partijen of door de geheime dienst geïnfiltreerde criminele groepen - pakken immers ook geregeld de wapens op.
De Egyptische en Syrische dictators wijzen de Amerikanen op de opstanden die zij in het verleden voerden tegen radicale moslimgroepen, en zijn maar wat bereid om informatie te delen.
Zelfs de Libische leider Muammar Khaddafi werd weer even een mogelijke bondgenoot in de strijd tegen terrorisme
Het Algerijnse regime benadrukt dat de overgebleven islamitische splintergroeperingen uit de vuile oorlog in hun achterland ook radicale islamisten zijn, en vinden het geen probleem hun ervaringen met deze groepen toe te lichten. Binnen een paar maanden weten ze op te klimmen uit het isolement waar het land sinds de burgeroorlog in bivakkeerde.
In Jemen verstevigt Ali Abdullah Saleh met steun uit Amerika en de Golfstaten zijn grip op een steeds maar verder uitbreidend veiligheidsapparaat in de strijd tegen Al-Qaeda op het Arabisch Schiereiland (AQAP) (terwijl hij in het geheim blijft samenwerken om hun dreiging nuttig levend te laten houden).
Zelfs de Libische leider Muammar Khaddafi werd weer even een mogelijke bondgenoot in de strijd tegen terrorisme.
Arabische Lente
Het hoffelijke voorkomen van de dictators blijkt begin 2011 een façade. Wanneer de Arabische Lente losbarst, tonen de Arabische regimes hun ware gezicht. Langzaam beginnen de radertjes in het rad te draaien om de droom van het volk te vermorzelen.
Op Tahrir-plein in Caïro rijden Baltagiya met kamelen en machetes op de demonstranten in. In Syrië vermoorden en ontvoeren gewapende shabiha talloze burgers, politieke tegenstanders en journalisten. In Jemen schieten sluipschutters vanaf de daken op vreedzame demonstranten.
Terwijl de chaos groeit, ontkennen de leiders iedere betrokkenheid.
Het geweld kan uiteindelijk niet voorkomen dat een kleine anderhalf jaar nadat de Egyptische president Hosni Mubarak werd afgezet Moslimbroeder Mohamed Morsi wordt ingezworen als eerste democratisch gekozen president van Egypte. Maar ook dan blijft de Deep State op de achtergrond rustig voortborduren op het plan om de macht te laten zitten waar ze zit.
Stroomuitval en gastekorten zijn ineens aan de orde van de dag. Activisten worden aangemoedigd en geholpen om opnieuw in opstand te komen, vakbonden organiseren massale stakingen, er vinden dodelijke botsingen plaats tussen voor- en tegenstanders van Morsi. In sommige delen van het land wordt de noodtoestand uitgeroepen.
De militaire top, aangestuurd door Generaal Abdel Fattah al-Sisi, doet er alles aan om zich ogenschijnlijk buiten de politiek te houden, maar keert zich achter de schermen met al zijn gewicht tegen de president. Wat volgt is een opeenstapeling van verraad. Het is de Deep State er alles aan gelegen om de chaos in het land te laten toenemen tot het punt dat het leger kan ingrijpen om orde op zaken te stellen.
Arabische herfst
Op 3 juli 2013 grijpt het leger in en wordt president Morsi opgepakt. Het leger neemt de macht in het land over. Generaal Sisi kondigt een nieuwe grondwet aan. Hij noemt zijn daad een revolutie, maar alles wijst erop dat het oude regime terug is.
Vanuit Damascus feliciteert de Syrische president Assad Sisi met het afzetten van Morsi. De Algerijnse president Abdelaziz Bouteflika zendt de hartelijke felicitaties uit Algiers en laat weten dat hij de coup volledig steunt.
Ook het geld begint weer te stromen. Saoedi-Arabië, de UAE en Koeweit kondigen een hulppakket van $12 miljard aan voor Sisi’s Egypte. Ondertussen neemt het leger de organisatie van enkele gigantische bouwprojecten in handen.
In de maanden die volgen wordt er in de stijl van het Mubarak-regime hard afgerekend met politieke tegenstanders.
De overwinning zal niet komen. We liegen tegen onszelf om te overleven
Qatar - de hoofdsponsor van de Moslimbroederschap, vooral in Egypte - wordt gefileerd door de Egyptische media. De in Qatar gevestigde tv-zender Al Jazeera wordt beticht van ‘vergiftigen van de Egyptische bevolking’ namens de Broederschap. Twintig journalisten worden opgepakt en horen gevangenisstraffen tegen zich worden geëist tot tien jaar.
Half augustus 2013 wordt een sit-in van aanhangers van Morsi bloedig afgebroken en komen 928 mensen om. Human Rights Watch veroordeelt het geweld als het ‘meest serieuze incident van massamoord in de geschiedenis van Egypte.’ Ter vergelijking: tijdens de opstanden van de Arabische Lente in 2011 kwamen 846 mensen om.
De Moslimbroederschap wordt als terroristische groep gebrandmerkt en verboden. In de maanden die volgen worden alle bezittingen van de Moslimbroeders afgenomen. 16.000 Broeders worden opgepakt, waarvan 529 vermeende islamisten ter dood worden veroordeeld.
De 22-jarige politiek activiste Zainab al-Mahdi, die zowel tegen het regime van Mubarak als de regering van Morsi streed, schrijft vlak voordat ze zichzelf in november 2014 gedesillusioneerd van het leven berooft: ‘Er is geen gerechtigheid. De overwinning zal niet komen. We liegen tegen onszelf om te overleven.’
Arabische winter
De radertjes van de Deep State hebben de Arabische Lente vermorzeld. Eind maart 2014 wordt legerleider Sisi met een voor het oude regime passende 97 procent van de stemmen ingezworen als president.
Een gevoel van onmacht en woede neemt bezit van een groot deel van de Egyptische bevolking, maar er is ook angst: in het kielzog van Sisi komt ook het religieus geïnspireerde terrorisme op.
Het leger is dan al in conflict gekomen met de leidende jihadistische groep Ansar Beit al-Maqdis (ABM), die uit het onvermogen voor een werkend politiek alternatief aan invloed winnen. Ze plegen aanslagen op steden, toeristische trekpleisters en het leger.
Sisi reageert met luchtaanvallen, massa-arrestaties en gedwongen deportatie, maar daarmee lijkt de groep alleen maar te groeien. In november zweert ABM trouw aan IS-leider Baghdadi.
Ook in buurland Libië groeit de invloed van IS. Terwijl de door Sisi gesteunde overheid in Tobruk hun luchtaanvallen maandenlang op de hoofdstad Tripoli richtten, negeerden ze de snelle opkomst van IS in de veel dichterbij gelegen stad Derna. De dubbele standaard heeft overeenkomsten met de drie jaar dat het Syrische leger de extremisten in zijn land spaarde.
Pas toen IS in februari een groep van 21 Egyptische Kopten op een Libisch strand onthoofde, richtte Sisi zijn pijlen rechtstreeks op IS.
Hoe het ook zij, de opkomst van IS in Egypte en Libië is voor de Egyptische Deep State voorlopig een welkom steuntje in de rug. De vergrote dreiging zorgt voor een groeiende veiligheidsstaat en verminderde democratie. Steeds vaker opperen westerse politici om het regime van Sisi te steunen om zo de dreiging van IS te stoppen.
Eind maart besluiten de VS om de $1.3 miljard aan wapenleveranties voor Egypte die na de coup werden stopgezet weer over te maken.
Terrorisme
Wat begon als een vreedzame burgerrevolutie, is (met uitzondering van Tunesië) overal mislukt. In plaats van democratie, lijdt de bevolking onder terrorisme door staten en religieuze extremisten.
Vandaag de dag is IS actief in meer dan dertig landen, waaronder Nigeria, de Filipijnen, en Libië. In Syrië en Irak vechten strijders mee uit meer dan negentig landen. Van Jemen tot Algerije zijn gewapende islamitische groepen verbonden, en hun kracht neemt toe.
De groeiende impact van de grensoverschrijdende jihad - en de innige verwevenheid tussen jihadisme en Arabische regimes die daarbij aan de wieg stonden - komen huiveringwekkend samen in het leven van de Frans-Tunesische Boubaker al-Hakim.
Hakim reisde in 2004 met hulp van de Syrische geheime dienst naar Irak om zich aan te sluiten bij de tot islamisten omgetoverde voormalige leden van de Iraakse Baath-partij, de voorlopers van IS.
Na een gevangenisstraf van zeven jaar te hebben uitgezeten in Frankrijk wegens zijn deelname aan een terroristische organisatie, reist hij in 2012 naar Tunesië, waar hij de gewapende tak van Ansar al-Sharia (AS) organiseert en bloedige aanslagen voorbereidt in het zojuist van zijn dictator verloste land.
In 2013 doodt hij twee vooraanstaande Tunesische politici en laat zo bijna het democratische overgangsproces ontsporen; vervolgens is hij betrokken bij het beramen van zowel de aanslagen in Parijs van januari 2015, als de massamoord in een Tunesisch museum in maart.
Van mannen zoals Hakim zijn er honderden, en de redenen waarom zij dit doen zijn tot in den treure bediscussieerd, maar te weinig aandacht is er voor de rol van de nietsontziende despoten die dergelijke daden uit eigenbelang faciliteren: de Arabische Deep States.
Filiu is duidelijk wanneer hij zegt: zolang zij er zijn, is er terrorisme.
Dit artikel is voor het overgrote deel tot stand gekomen dankzij het boek ‘From Deep State to Islamic State’ door de Franse professor Midden-Oosten Studies Jean-Pierre Filiu.