Hazeldonk, 2025.

Islamitische Staat is opgerukt tot de Belgische grens. Het is nacht, het regent. Een klein clubje mannen en vrouwen zit verscholen onder het afdak van de McDonald’s. Het is het Nederlandse leger.

Veel manschappen zijn gesneuveld de afgelopen jaren. De luchtmacht werd geprivatiseerd. Het ondersteunend personeel wegbezuinigd. Ooit waren ze met tienduizenden. Nu met acht. Vroeger hadden ze tanks. Nu hebben ze een Smart.

In de verte klinkt het geronk van motoren. De geruchten gingen al dat IS Harleys had. Koplampen doemen op in de verte. Commandant der Strijdkrachten Sara Stolk geeft het signaal. Het Nederlandse leger neemt zijn plaatsen in. Drie man verstopt zich achter de vuilcontainers aan de zijkant van het fastfoodrestaurant. De anderen achter een vrachtwagen die op de parkeerplaats staat.

IS rijdt niet op Harleys, blijkt. Het zijn vier mannen op een quad. De quad mindert vaart en neemt de afslag naar het wegrestaurant.

Zweet staat op het voorhoofd van Stolk. Ze weet dat ze maar één kans heeft om dit goed te doen, anders verovert IS ook Nederland. Ze wacht tot de quad helemaal tot stilstand is gekomen. Dan gooit ze haar hand omhoog. Het teken.

Het Nederlandse leger springt tevoorschijn, wapen in de aanslag. Heel even is het helemaal stil, de IS-strijders staren verschrikt de loop van het ene wapen van het Nederlandse leger in.

Dan, oorverdovend: PANG PANG PANG PANG. De IS-strijders halen hun wapens tevoorschijn en beginnen terug te roepen: PANG. PANG. PANG. Iemand mimet een granaat en doet ‘shieeeeeeeePOEM.’ Het gaat gelijk op, de jihadisten hebben duidelijk schreeuwtraining gehad. Soldaat Bert Janssen experimenteert dapper met verschillende ritmes: ‘Pang Pang. PANG. Pang pang pang. Pang!’

‘Kan je je voorstellen dat we dit tot tien jaar geleden met echte munitie deden?’

Dan hoort Sara iets dat de haren op haar rug overeind doet staan. Een van de IS-strijders roept geen ‘pang.’ Hij roept ‘pinda.’

‘Pinda’ roepen is een oorlogsmisdaad. Maar deze strijders spelen het spel niet volgens onze regels. Zij zijn gewetenloos. Stolk weegt de opties in haar hoofd. Ze draait haar hoofd naar haar soldaten: ‘Roep pinda!’

‘Wat?’

‘Roep pinda!’

Even klinkt er niets aan Nederlandse zijde. Maar dan, zo hard dat je het in Tilburg nog zou kunnen horen: ‘Pinda! Pinda! Pinda!’

Stolk kijkt soldaat Janssen glimlachend aan. Al voor het zover is weten ze dat ze gewonnen hebben. De IS-strijders steken hun handen langzaam in de lucht. Het Nederlandse leger stopt met schreeuwen. Stolk geeft hun leider een hand.

‘Fijn gestreden, jongens.’

‘Insgelijks. Fijne terugreis.’

‘Yes. Tot ziens!’

Hongerig stappen Stolk en Janssen de McDonald’s in, gevolgd door de rest van het Nederlandse leger. Stolk kijkt Janssen even aan.

‘Kun je je voorstellen dat we dit tot tien jaar geleden met echte munitie deden?’

‘Ja. Levensgevaarlijk.’

Janssen schudt zijn hoofd. Het Nederlandse volk is veilig.