Welkom op de enige Koranschool voor transgenders in de wereld
Indonesië viert vandaag zijn zeventigste verjaardag. In Nederland komt eindelijk het debat op gang over het koloniale verleden. Maar Indonesië is meer dan zijn Europese verleden. In Yogyakarta bezocht ik gisteren de enige Koranschool ter wereld voor transgenders.
Nooit gedacht dat het precieze verschil tussen een transgender, transseksueel, travestiet en crossdresser mij haarfijn uit de doeken zou worden gedaan door een gesluierde, islamitische vrouw gezeten voor een traditionele gebedsruimte in Kotagede, de oude volkswijk van Yogyakarta. We zitten blootsvoets op een tapijtje in het avondlicht, met een opengeslagen koran tussen ons in.
De vrouw in kwestie is Shinta Ratri, een paar decennia geleden nog man. Haar handen zijn het gebleven, maar haar intonatie, motoriek en make-up zijn op-en-top vrouwelijk. Haar vormen allicht ook, maar dat kan ik door de ruim vallende djellaba moeilijk zien.
‘Wacht, hier staat het.’ Ze moet niet lang naar het Koranvers zoeken: Soera 24, vers 31. De beroemde passage die het dragen van de sluier voorschrijft, kent ze van buiten. ‘Vrouwen mogen de hijab enkel afnemen bij hun man, hun vader, hun grootvader, hun zonen, hun moslimvriendinnen, bij kinderen die nog niet van seks afweten en - en nu komt het - bij mannen die niet naar vrouwen verlangen.’ Ze neemt een trek van haar sigaret. ‘Dit gaat echt niet alleen over oude mannen. Dit gaat ook over ons, transgenders.’
Ze vertelt hoe een docent van de Islamitische Universiteit van Yogyakarta heel de Koran erop na heeft gelezen, alle 114 soera’s. ‘Dat is het enige vers dat hij kon vinden. Maar het staat er wel. Weinig moslims weten dit,’ zucht Shinta Ratri, ‘ze zijn erg verbaasd als ze deze interpretatie horen. Er is zoveel discriminatie tegen ons.’
‘De meesten van ons worden verworpen’
Er zijn honderdduizenden transgenders in Indonesië, de meesten islamitisch. In het Bahasa worden mannen die als vrouw leven waria genoemd, een samentrekking van wanita (vrouw) en pria (man). Vrouwen die als man leven daarentegen worden priawan genoemd, omgekeerd dus. De Javanen zijn dol op afkortingen, samentrekkingen en neologismen.
School maken ze niet af, werk vinden ze nauwelijks en omdat ze geen papieren hebben, kunnen ze het land niet uit
Toen Barack Obama in de jaren zestig opgroeide in Jakarta, was zijn nanny een Indonesische waria. Na het vertrek van de kleine Barack en zijn moeder belandde zij in de prostitutie. Vandaag leeft ze in een krot.
Shinta Ratri kent tientallen van dat soort verhalen. ‘De meesten van ons worden verworpen door hun families. Ik had geluk: mijn ouders, mijn broers en hun vrienden aanvaardden mij. Dat zorgde voor een dominoeffect in mijn directe omgeving. Maar veel van mijn lotgenoten worden nog steeds verstoten. School maken ze niet af, werk vinden ze nauwelijks en omdat ze geen papieren hebben, kunnen ze het land niet uit. De meesten worden dan maar straatartiest. Ze zingen liedjes met een tamboerijn gemaakt van cola-kroonkurken. Tridik, tridik. Voor een paar honderd roepia. Anderen worden sekswerker.’
Het recht om te mogen bidden
Yogyakarta, de stad waar zeventig jaar geleden de onafhankelijkheidsstrijders hun bolwerk hadden, telt vandaag meer dan tweehonderd transgenders. Ratri strijdt voor hun vrijheid: ‘Wij vechten voor het recht om te mogen bidden tot God. Veel moslims zeggen dat God transgendergebeden niet aanvaardt, maar wij zijn ook mensen. Wij zijn ook kinderen van God.’
In het prachtige historische huis dat ze van haar grootmoeder erfde, is ze Waria Al Fatah begonnen, een Koranschool met internaatmogelijkheid voor transgenders. De school ligt in een van de vele smalle steegjes van het oude Yogyakarta waar ooit tientallen zilversmeden hun ambacht uitoefenden. Momenteel woont er een handvol dames bij haar, maar tijdens de wekelijkse gebeds- en studiediensten kunnen er tot veertig leden langskomen. Ze leren het Arabische schrift lezen, verzen reciteren en samen bidden.
Er begint iets te veranderen (mede door de advokasi)
In haar strijd wordt ze gesteund door Abdul Muhaimin, een schooldirecteur en gerespecteerd religieus leider. Ik ontmoette hem gisteren bij een kopje mierzoete thee. ‘Waarom zouden de waria’s God niet mogen prijzen? Zij hebben evenveel recht om te bidden, ze zijn niet smerig of schandelijk, ook niet als ze zich laten opereren bij een van die goedkope dokters.’
Abdul Muhaimin verdedigt met vuur de rechten van alle minderheden. Hij neemt actief deel aan de interreligieuze dialoog, reist de wereld rond en bepleit op de Indonesische televisie het belang van pluralisme. ‘Ik ben adviseur van die kostschool en vertel de waria’s over hun rechten. Gisteren hielden ze een modeshow. Ik was er keynote speaker.’
Voor Shira Ratri is de steun van mensen als Muhaimin erg belangrijk. ‘We gebruiken hem voor advokasi, hoe zeg je dat? Lobbying, ja juist. We praten met professoren en rectoren. In Yogyakarta begint er iets te veranderen. Ik zou graag gebedsgroepen gaan oprichten in andere steden.’
Waarom ineens die hijab?
Het is donker geworden. Op een minaret om de hoek begint de muezzin de grootheid van de Schepper te bezingen. Een oude vrouw slentert voorbij en begroet Ratri met Ma!, een restant Nederlands anno 2015. In de gebedsruimte spelen twee piepjonge katjes met een gordijn. Een meisje van een jaar of twintig houdt zich op de achtergrond. Shira Ratri haalt enkele fotoboeken.
Als ik de foto’s uit de jaren tachtig zie, val ik achterover: decolleté, hoge hakken, wimpers, glamour.
‘Jaja, ik danste. Javaans, Balinees, hedendaags, ik deed het allemaal.’
Vanwaar dan ineens die hijab en die djellaba? Waarom werken aan vrouwelijke vormen om ze vervolgens te verbergen, zeker nadat je er jarenlang zo mee hebt uitgepakt? ‘Omdat ik toen voor de tweede keer getrouwd ben. Ik wilde mijn lichaam niet meer aan anderen tonen. Dat was in 1997, de hoofddoek werd toen populairder in Indonesië.’
Ook het gesluierde lichaam is een vrouwelijk lichaam, geen ontsekst lichaam zoals niet-moslims al te vaak denken. Shinta toont nog enkele foto’s. ‘Tot vorig jaar waren we getrouwd, de laatste jaren meer als broer en zus feitelijk. We hadden geen seks meer. Zoals veel transgenders heb ik hem losgelaten zodat hij bij een andere vrouw een gezin kon beginnen. Ze leven hier om de hoek. Lastig is dat niet, nee. Ik was zelfs op hun bruiloft enkele maanden geleden.’
Ik verbaas me over die vloeibare categorieën van gezinsleven, maar er is zoveel dat ik niet begrijp in dit land waar ik voor het eerst ben en dat vandaag zeventig jaar bestaat.
Nur komt bij ons zitten, een grotendeels tandeloze transgender die hier al vijf jaar permanent woont. Ze zegt weinig maar glimlacht haar tandvlees bloot. ‘Veel van onze leden zijn oudere waria’s,’ zegt Shinta. ‘Sommigen van hen hebben hiv. Wij zijn als een familie voor elkaar. Wij zeggen: vergeet je pillen niet te nemen!’
In het schemerduister van de gebedsruimte zie ik de jonge katjes nog steeds stoeien met het koordje van een gordijn. Ze dollen, ze rollebollen, ze staan op hun achterste poten en buitelen doldwaas over de eeuwenoude, zwijgzame grond. ‘En trouwens, als je ouder wordt, wil je toch dichter bij God zijn?’
Met dank aan de Franse freelance journaliste Jeanne Lefèvre die hielp bij de totstandkoming van deze reportage.