Vorige maand begonnen we op De Correspondent met een bijzonder experiment: het ontsluiten van het documentaire-archief van Movies That Matter. De gedachte is simpel: er zijn honderden prachtige, onthullende en belangrijke documentaires die in de vergetelheid raken, omdat ze nergens meer te zien zijn. En dat is zonde.

Onze oplossing: elke maand kiezen correspondenten een spraakmakende documentaire, die aansluit bij de actualiteit - en Movies That Matter stelt deze film vervolgens drie dagen lang op ons platform beschikbaar. Samen kijken we zo - ieder vanaf zijn eigen bank - naar films die je helpen de wereld beter te begrijpen.

Vorige maand keken we samen Special Flight (2011), over een Zwitsers detentiecentrum voor illegale migranten. Een film die ontzettend actueel is in de huidige migratiecrisis. Duizenden Correspondentlezers keken mee, en gingen in gesprek met de Nederlandse filmmaker Kees Vlaanderen.

De documentaire van oktober: Special Flight We duiken elke maand in het Movies that Matter-archief en bieden leden van De Correspondent de kans om films te zien die we niet mogen vergeten. In oktober keken we Special Flight, over een Zwitsers detentiecentrum voor illegale migranten. De film werd ingeleid door filmmaker Kees Vlaanderen. Lees hier het gesprek met Kees Vlaanderen terug.

Dit weekend brengen we jullie een nieuwe documentaire. Reporter (2009) vertelt het verhaal van oorlogsverslaggever Nicholas Kristof, van The New York Times. Zijn missie: bloedige conflicten in Afrika onder de aandacht brengen van een westers publiek. Hij wil zijn lezers op zo’n manier confronteren met de werkelijkheid, dat ze er niet langer omheen kunnen. Maar die missie is niet makkelijk. Afrikanen die elkaar met machetes te lijf gaan, tja, dat is ver van ons bed.

‘We zien zoveel mensen zoals zij. Het is moeilijk om me er nog om te bekommeren.’ Zo beschrijft de filmmaker van Reporter dit dilemma. Hij volgt Kristof, die in 2007 naar Congo afreist om verslag te doen van de oorlog die daar al jaren woedt. Vijf miljoen mensen kwamen sinds 1996 in deze oorlog om het leven.

Slechts gewapend met een kladblokje en een pen struint Kristof doelgericht door vluchtelingenkampen, bezoekt afgelegen dorpen en spreekt af met de zwaar bewapende rebellenleiders. Maar hoe ver mag je als journalist in een oorlogsgebied gaan? En grijp je zelf in als er mensen voor je ogen sterven? Dat onderzoekt Reporter.

Update: de documentaire is nu niet meer te bekijken. Het laatste weekend van de maand komt een nieuwe film online. Hier vind je nu de trailer van Reporter, die we in november keken.

YouTube

Reporter geeft een inkijk in oorlogsjournalistiek. Ter inleiding spreken we met Natalie Righton. Ze woonde en werkte drie jaar lang in Afghanistan en deed voor de Volkskrant verslag van de oorlog tegen het terrorisme.

We zien in Reporter dat Nicholas Kristof in Congo op zoek gaat naar de heftigste verhalen om zijn lezers te raken. Hoe ging u te werk in Afghanistan?

‘Ik heb geprobeerd zo evenwichtig mogelijk verslag te doen van de oorlog in Afghanistan door alle kanten van het conflict te belichten. Ik schreef over het gewone, dagelijkse leven, maar ook over bloederige gebeurtenissen. Mijn positie in het land was uniek. De meeste Nederlandse journalisten zijn ‘embedded’ en reizen mee met het leger. Logischerwijs beïnvloedt dit wat ze opschrijven. Als onafhankelijk journalist kon ik mijn eigen plan trekken. Ik sprak niet alleen met de buitenlandse legers en de bevolking, maar ook met de Taliban - die uit een waaier van strijdende groepen bestaat. Bovendien had ik als vrouwelijk journalist toegang tot de volledige bevolking, omdat ook Afghaanse vrouwen voor mij benaderbaar waren.’

Wat waren voor u de grootste dilemma’s als oorlogscorrespondent?

‘Soms schreef ik over zaken die Nederlanders niet wilden horen. Ik had goed contact met de Taliban en mijn artikelen gingen ook over hun visie op de oorlog. Toen de Taliban dreigden alle Nederlanders in Kunduz op een dodenlijst te zetten, haalde dit de voorpagina van de Volkskrant. Enorm schrikken voor de achterblijvers. Ik kreeg vaak het verwijt dat ik terroristen een podium gaf, maar als journalist is het juist mijn taak om dit nieuws te brengen.’

‘Ook mijn eigen veiligheid was een voortdurend dilemma. Ik leefde niet in de illusie dat niemand in Afghanistan las wat ik schreef. Ook zij hadden familie in Bovenkarspel en IJsselstein. Daarom koos ik mijn woorden zorgvuldig. De Taliban noemde ik een ‘jihadistenbeweging’. Want zo zien ze zichzelf: als vrijheidsstrijders. Een eindredacteur veranderde dit in mijn artikel eens naar ‘terroristenbeweging’. Dat was absoluut niet handig voor mijn veiligheid.’

‘Op een dag ontving ik een aanbod van de Taliban om voor langere tijd met hen op te trekken. Ik vreesde dat mijn aanwezigheid een aanslag zou uitlokken. Dat ze bepaalde acties zouden ondernemen om mij te laten zien hoe ze te werk gaan. Het aanbod heb ik afgewezen. Hetzelfde geldt trouwens voor het Amerikaanse leger. Stel dat ze een andere route rijden dan ze normaliter doen, omdat ik erbij ben, en er dan iets gebeurt? Ik was me altijd bewust van de mogelijke effecten van mijn aanwezigheid.’

Afghanistan is ver weg. Hoe zorgde u ervoor dat uw artikelen toch interessant waren voor uw lezers?

‘Drie jaar zat ik in Afghanistan, en mijn best gelezen verhaal ging over: een varken. Ik schreef een over het eenzaamste varkentje in Afghanistan - een land waar dit dier als onrein wordt beschouwd. Dit varkentje was ooit uit China gekomen, had biggetjes gekregen, maar woonde nu helemaal alleen in de dierentuin. De hokken waren opgeblazen en alle andere varkentjes waren dood. Aan de hand van dit dier kon ik goed de geschiedenis van het conflict vertellen.’

In Reporter reizen we mee met Nicholas Kristof, die uit een afgelegen Congolees dorp een doodzieke, uitgemergelde vrouw in zijn auto naar een ziekenhuis in de stad brengt. Heeft u zelf wel eens op zo’n manier ingegrepen?

‘Zoiets zou niet kunnen in Afghanistan. Als een vrouw in mijn auto zou komen te overlijden, zou er een lynchpartij ontstaan. Helemaal omdat ik, als buitenlander, erbij betrokken ben. De verhoudingen in het land staan ongelofelijk op scherp; mensen zijn opgefokt. Ik zou eerder tegen een omstander zeggen: roep een taxi, dan dit zelf oplossen.

‘Wat ik wel deed was geld geven aan mensen. Afghanistan kent geen vangnet en werklozen belanden vaak in zware armoede. Vooral weduwen zijn hiervan slachtoffer. Zij kunnen soms niet anders dan op straat bedelen of de prostitutie in gaan.’

Heeft u achteraf weleens spijt gehad over iets wat u heeft geschreven?

‘Aan het begin van mijn drie jaar in Afghanistan ben ik op pad geweest met Nederlandse militairen in Uruzgan. Ik was nog niet vaak in het gebied geweest en had nog niet het vermogen in te schatten wat er werkelijk gaande was. Ik vond vooral die militairen heel aardig, omdat ze me te eten gaven en me beschermden. Dat verhaal is, denk ik nu, te positief uitgevallen. Meer oorlogsjournalisten hebben last van dat syndroom. Pas later ontdekte ik hoe belangrijk het is met verschillende mensen te spreken voordat ik begin met schrijven.’

Volgende maand tonen we de documentaire Google Baby (2009).