Natuurlijk wilde ik dit stuk beginnen met een reportage vanuit een luierfabriek. Denderende machines, razende lopende banden – ik zag het al voor me.
In plaats daarvan de volgende bizarre citaten:
- ‘Nieuwe naar canada’s eerste kooshies slimme luiers, alle stof en uitstekende afwerking, in het buitenland prijzen € tien paar’ s, zelfs op taobao, laagste prijs tot 18 yuan.’
- ‘Waterdicht: boek geëxperimenteerd kettingen, moeder kan ook proberen in, zowel binnen als buiten giet water, zal niet bloodblood water sloshes een andere kant.’
Jarenzestigpoëzie? Nee, dit zijn reclame-uitingen van luierfabrikanten. Want als één ding de overhaaste globalisering van de wegwerpluiermarkt symboliseert, dan is het wel dit geworstel van Aziatische luierfabrieken met onze taal.
De wegwerpluier verovert de wereld sinds Procter & Gamble in 1961 de eerste Pampers presenteerde. Vanaf dat moment is 90 procent van de westerse babybilletjes ingepakt. Grootwinkelbedrijven en luierfabrikanten buitelen sindsdien over elkaar heen met vernieuwingen die luiers steeds comfortabeler, absorberender en goedkoper maken.
Twee trends wakkeren die vernieuwingen nu verder aan:
- De toename van luiergebruik door de vergrijzing,
- Het snel groeiende wegwerpluiergebruik in ontwikkelingslanden en opkomende economieën als China, Latijns-Amerika en Rusland.
De keerzijde van dit alles: méér CO2-uitstoot door het plastic in en om de luiers. En: een groeiende berg vieze luiers. Per jaar worden wereldwijd 300 tot 500 miljard luiers volgepoept. Een kind verbruikt er in zijn eerste vier levensjaren 5.000 tot 6.000. Zo worden er in Nederland per jaar al 1 miljard weggegooid. Dat is 8 procent van ons restafval.
Als we steeds meer afval gescheiden ophalen, wat doen we dan met die luiers? En kan de productie niet duurzamer?
Onderzoek: welk merk is het duurzaamst?
Als product verschillen de huidige luiermerken eigenlijk weinig van elkaar. De ene luier is wat lichter dan de andere, of er zitten meer grondstoffen in met een milieukeurmerk. Het echte verschil zit hem in de manier waarop merkeigenaars, luierfabrikanten, toeleveranciers en afvalverwerkers omgaan met mens en milieu. Energiekeuzes, grondstoffenwinning, afvalbehandeling en arbeidsomstandigheden: dáár kun je op kiezen als luierklant.
Maar welk merk moet je dan kiezen? Er wordt wel wat onderzoek naar gedaan. In Amerika doet The Good Guide het, in Duitsland Ökotest en in Groot-Brittannië Ethical Consumer. In Nederland en België nemen de Consumentenbond en Test-Aankoop milieueffecten mee bij hun luierbeoordelingen.
Energiekeuzes, grondstoffenwinning, afvalbehandeling en arbeidsomstandigheden: dáár kun je op kiezen als luierklant
Maar dergelijke productvergelijkingen zijn meestal erg oppervlakkig. Onderling vergelijkbare cijfers zijn schaars en luierfabrikanten en merkeigenaars laten weinig los.
Toen het wetenschapsblad Eos Magazine mij vroeg om, in samenwerking met De Correspondent, voor de Nederlandse en Belgische markt een soortgelijk onderzoek te doen, wilde ik het grondiger aanpakken: alle duurzaamheidskwesties kritisch in kaart brengen, van alle merken die in België en Nederland worden verkocht.
Dat is niet eenvoudig. Beursgenoteerde multinationals geven in hun jaarverslagen en duurzaamheidsrapporten lang niet alle informatie prijs. Ze vrezen dat loslippigheid hen op boetes komt te staan wegens ‘ongeoorloofde marktbeïnvloeding.’ Over kleinere luiermakers is helemáál weinig te vinden.
Daarom stuurde ik een enquête uit naar een trits fabrikanten. Een greep uit de antwoorden:
- ‘Wij hebben besloten niet mee te werken.’
- ‘Deze informatie wordt niet vrijgegeven.’
- ‘Concurrentiegevoeligheid.’
Het eerste bedrijf dat wilde meewerken aan mijn onderzoek, was het als duurzaam bekendstaande Svenska Cellulosa Aktiebolaget (SCA). Wilde ik niet langskomen in de fabriek?
Had ik toch nog mijn stukje reportage.
Een kijkje in de keuken van twee fabrieken
Hoogezand, Groningen. Hier maakt SCA de marktleidende volwassenenluiers van TENA, maar ook de Libero-babyluiers. Elders produceert SCA onder meer het huismerk van Kruidvat.
‘Veel van zulke huismerken maken we in Polen,’ vertelt fabrieksmanager Marcel Andela. ‘Deze fabriek is relatief duur. We moeten ons dus nog bewijzen. Bijvoorbeeld door innovatie die geld én milieuwinst oplevert. Zoals een materiaalbesparende pasvorm, waardoor luiers lichter en handiger vouwbaar worden. Mede daardoor kunnen we nu luierpakken tot wel drie meter hoog opstapelen op pallets en daarmee 25 procent transportkosten besparen.’
Helm op, veiligheidshesje aan – ik mag de fabriekshallen in. Ik zie blauwe machines waarin achter glas eindeloos luieronderdelen voorbij flitsen die stap voor stap volautomatisch aaneen worden geplakt. Alles is brandschoon. Robotheftrucks rijden af en aan om pallets te stapelen.
Andela: ‘Vernieuwing is cruciaal. Het proces is hoogtechnologisch en schoon. Uitstoot en productieafval zijn minimaal, alles wordt grotendeels hergebruikt binnen het proces. Onze mensen denken en experimenteren actief mee. Misstanden als in Aziatische naaiateliers zal je in luierfabrieken zelden tegenkomen.’
Bij Ontex in het Belgische Eeklo is het weinig anders. Een tandje minder geavanceerd misschien, met gierende machines die ruwe cellulosepulpblokken verzagen. Maar ook hier – met tientallen gelijklopende productielijnen, die telkens aanpassing behoeven voor wisselende huismerken – is technische expertise onontbeerlijk voor het personeel, aldus Ontex-manager Bart Waterschoot.
En wat gaat er niet goed?
Een schone industrie, fatsoenlijke werkgevers. Zoeken op het internet en de binnensijpelende bedrijfsgegevens naar aanleiding van de enquête bevestigen dat beeld. De meeste luiermerkeigenaars zijn druk bezig met verduurzaming: bij hun interne bedrijfsvoering, via hun ketenpartners en bij de productinnovatie.
Maar niet alles is koek en ei. Twee jaar geleden trok producent Kimberly-Clark zich vrijwel terug uit Europa. Zesduizend mensen belandden op straat. En over partners van luierproducenten staan in enkele duurzaamheidsverslagen opmerkelijke zinnetjes. Zo meldt Kimberly-Clark dat in 2013 bij zeker 43 toeleveranciers verbetering van de arbeidsomstandigheden nodig was.
De meeste luierfabrikanten zijn druk bezig met verduurzaming: bij hun interne bedrijfsvoering, via hun ketenpartners en bij de productinnovatie
Verder blijkt de luierindustrie niet risicoloos. In 2012 ontplofte een onderdelenfabriek van wereldmarktleider Nippon Shokubai bij Osaka. In 2013 eisten Braziliaanse arbeiders compensatie van onder meer chemiegigant-producent BASF vanwege jarenlange, verzwegen blootstelling aan gifdampen.
Nieuw is de groeiende verontwaardiging rond het financiële beleid van machtige multinationals. Onheilspellend is vooral de (op zich legale) belastingontwijking, waardoor regeringen honderden miljarden euro’s voor maatschappelijke overheidstaken mislopen. Van de luierfabrikanten is Procter & Gamble de marktleider in dergelijke belastingconstructies. Alleen SCA meldt op dit gebied duidelijk preventiebeleid.
Vraagtekens genoeg dus. Ook op milieugebied. Claims als ‘biologisch afbreekbaar’ of ‘composteerbaar’ voor goeddeels uit plastic bestaande luiers zijn bijna geheel verdwenen. Maar echt ‘groen’ zijn de wegwerpluier en de luierproductie nog lang niet.
De zorgwekkende CO2-uitstoot van de luierproductie
Vooral de CO2-voetafdruk baart zorgen. Er zijn drie grote boosdoeners: het energiegebruik bij luierfabrikanten, het energieverbruik bij onderdelenproducenten en de afvalverwerking. Daar moet nog veel gebeuren. De wetenschappelijk noodzakelijk geachte CO2-reducties van 25 tot 40 procent halen fabrikanten niet, op Pingo-producent Hyga en het Deense Abena na (Abena maakt onder meer de luiers voor Albert Heijn en Etos).
Ouders overtuigen dat ze per etmaal slechts drie keer hoeven te verschonen? ‘Dat gaat niet werken, de angst voor uitslag is groot.’
Luiermakers benadrukken trots hun materiaalbesparingen tot 50 procent. Dat gebeurt voornamelijk voor het babycomfort en als besparingsmaatregel. De netto milieuwinst – grondstoffen en transportkilometers – is echter beperkt. Transport maakt slechts 2 tot 3 procent uit van de CO2-voetafdruk van luiers.
Sterker, Bart Waterschoot van Ontex heeft een verrassing in petto. Luiers kunnen eigenlijk nog veel kleiner. De hedendaagse luier is groter dan nodig bij een normaal verschoningsritme. Waterschoot: ‘Vroeger had je kleine dagluiers en grote voor de lange nacht. Vanwege het productiegemak worden tegenwoordig alle luiers gemaakt op nachtformaat.’
Theoretisch zou je minstens 10 procent kunnen besparen op absorberende materialen. Ouders overtuigen dat ze per etmaal slechts drie keer hoeven te verschonen? Waterschoot: ‘Dat gaat niet werken, de angst voor uitslag is groot.’
En wat doen we met de volle luiers?
Op het gebied van de afvalverwerking lijkt meer mogelijk. Maar wat is dan de beste optie: recyclen of composteren?
Even leek composteren aan de winnende hand. Maar SAP’s (de chemische urineopnemers, die in alle moderne luiers zitten) blijken erg slecht afbreekbaar en het is niet duidelijk of ze schadelijk zijn voor het milieu. De Europese Commissie wil daarom een algemeen Europees verbod. Zeker nu luiers almaar synthetischer worden, lijkt compostering geen goede optie.
Slecht nieuws voor Orgaworld, dat in Lelystad luiers samen vergist met groente-, fruit- en tuinafval tot compost en brandstof. Slecht nieuws ook voor het Nieuw-Zeelandse EnviroComp, dat samen met Kimberly-Clark onlangs een composteerinstallatie neerzette bij het Engelse Rochester.
Pierre Conrath, projectdirecteur Sustainability & Public Affairs bij Edana is dus voor recycling, op voorwaarde dat de installaties flexibel zijn. Conrath: ‘Het gaat er nu om goede afzetmarkten te vinden voor alle gerecyclede producten, inclusief organische resten. Maar het blijft oppassen: zeker over volwassenenluiers, waarin medicijnresten kunnen zitten, moeten we goed nadenken.’
Hét materiaalprobleem bij de huidige wegwerpluier zijn de overwegend fossiele grondstoffen, zegt eigenaar-directeur Marlene Sandberg van de kleine Zweedse ecoluierfabrikant Naty AB. ‘Met duurzaam gewonnen, 100 procent hernieuwbare grondstoffen zou je CO2-voetafdruk dalen én komen afvaloplossingen dichterbij, ook compostering. Technisch kan veel, maar fabrikanten willen juist toe naar 100 procent synthetisch. Druk van de kant van de consumenten ontbreekt. Ouders worden zoet gehouden met lageprijzenacties.’
Toch wordt wel degelijk gewerkt aan ‘bio-based’-luiergrondstoffen. Grote producenten als BASF en Evonik experimenteren met bioplastic uit maïs- en andere zetmeelsoorten. Nog verder gaan uit suikers gemaakte, biologisch volledig afbreekbare SAP’s. Sommigen zijn sceptisch over de absorberende prestaties, maar volgens TNO-onderzoeker Ted Slaghek is alleen de prijs iets hoger dan bij gangbare synthetische SAP’s. ‘Maar het composteerprobleem zou daarmee wel opgelost zijn.’
Hoe nu verder?
Resteert één grote afvaluitdaging: de luierexpansie in ontwikkelingslanden, waar een adequate structuur voor afvalverwerking ontbreekt. Slingeren daar, naast plastic zakken, straks miljarden luiers vol ziektekiemen rond? Hoe moet het met de bedrijven die de jarenzestigpoëzie produceren?
Luierproducenten doen meer dan de armere wereldbevolking aan de wegwerpluiers krijgen, verzekert Bart Waterschoot van Ontex: ‘In Edanaverband is speciaal een denktank opgezet voor de afvalverwerking van luiers in ontwikkelingslanden. Samen met andere producenten nemen wij daaraan deel.’
‘Klopt,’ zegt Pierre Conrath van Edana: ‘Luiers vormen slechts een klein percentage van de totale afvalstroom, en dat geldt ook in armere landen bij een groeiend luiergebruik. We zijn absoluut niet van plan om dit af te schuiven op lokale overheden of afvalbedrijven. Er moet een nieuwe verwerkingsstructuur komen, vermoedelijk in onderlinge samenwerking.’
Ondertussen kunnen ouders hier de impact van de luierberg alvast verkleinen door hun gedrag aan te passen en door druk te zetten op de producenten.
Dit verhaal van Eos Magazine kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.
Waarom Pampers in babybreinen investeert (en de overheid niet) Ouders die hun kinderen op de juiste manieren prikkelen, leveren een enorme bijdrage aan de ontwikkeling van het babybrein. Toch lichten overheden ouders daar nauwelijks over voor. Particuliere fondsen duiken nu in het gat en vinden gehoor bij multinationals. Nemen bedrijven het heft in handen als het om opvoeden gaat?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!