Verplaats je in een pinguïn en red de wereld

Illustratie: Stephanie Dehennin (voor De Correspondent)

De mensheid blinkt uit in het negeren van de belangen van de dieren en de natuur. Het is tijd om daar verandering in te brengen.

Het regende zo hard dat ik dacht dat we niet terug zouden kunnen rijden naar waar onze tent stond. Met mijn neus tegen het autoraam zag ik hoe de vruchtbare grond in kleibruine stromen van de heuvels af spoelde en in diepe poelen op de weg bleef staan.

Het leek op de beelden die je soms op tv ziet. Op Indonesië of Bangladesh in het regenseizoen, niet op Noord-Italië. ‘Zoiets maken wij nooit mee,’ had de wijnboer op wiens land we logeerden die avond gezegd. ‘De oogst gaat mislukken.’

2015 belooft ook geen goed jaar te worden: deze zomer is waarschijnlijk ooit gemeten. Wetenschappers vertellen ons al lang dat de opwarming van de aarde niet meer terug te draaien is, maar

Maken we ons daar wel genoeg zorgen over?

Bij grote VN-klimaattoppen gaan duizenden mensen de straat op om te demonstreren voor een sterker klimaatbeleid. noemt de onverminderde uitstoot van broeikasgassen een onrecht tegen de planeet. Na een campagne van de organisatie investeren de en de Stanford-universiteit niet meer in fossiele brandstoffen.

Toch is het niet genoeg. De afspraken die overheden maken, zijn vaak afgezwakte compromissen. De Verenigde Naties (VN) proberen al jaren een opvolger van het Kyoto Protocol op te stellen, waarbij een bindend akkoord moet worden gemaakt om de opwarming van de aarde te beperken tot Het laatste grote overleg in is mislukt, waardoor afspraken over het terugbrengen van de CO2-emissies vrijblijvend zijn. De VN kunnen landen dus niet dwingen hun afspraken na te komen. De kans dat de volgende bijeenkomst in Parijs daar ook niet in zal slagen, is groot.

In Nederland zijn we misschien nog niet gewend aan wat extreem weer betekent. Misschien zijn we nog niet klaar om te bekennen hoe machteloos we ons voelen, nu de al vier jaar duurt en in en meer dan duizend mensen aan een hittegolf stierven.

Bruno Latour en de dimensies van het probleem

‘Een enkele draad verbindt de meest esoterische wetenschappen en de meest aardse politiek, de wijde hemel en een of andere fabriek in de buitenwijken van Lyon,’ zo begon de Franse filosoof in 1991 zijn boek Wij zijn nooit modern geweest. De fabriek en de lucht maken allemaal deel uit van hetzelfde verhaal, net zoals de Italiaanse wijnboer en de smeltende gletsjers van Groenland dat doen.

We hebben zoveel moeite om problemen als klimaatverandering (of overbevolking, of luchtvervuiling) te bestrijden omdat we de verschillende dimensies van zo’n probleem niet goed kunnen overzien. Het aanpakken van het klimaatprobleem vereist niet alleen grip op de effecten van globalisering en de beperkingen van de internationale samenwerking, maar ook het vermogen om technologische oplossingen en politieke visie te integreren. Overstappen naar groene energie draait bijvoorbeeld om het ontwikkelen en verspreiden van technologie, maar het is ook nodig dat burgers windmolens accepteren en geloven dat het zin heeft om zelf met initiatieven te komen.

We hebben zoveel moeite om klimaatverandering te bestrijden omdat we de verschillende dimensies van zo’n probleem niet goed kunnen overzien

Volgens Latour hebben we een blinde vlek voor de manier waarop deze problemen op het snijvlak van de natuur en de maatschappij ontstaan. Door de industriële revolutie is onze uitstoot van CO2 bijvoorbeeld omhoog geschoten, maar de manier waarop de zeeën is een natuurlijk proces waarop de mens geen invloed heeft.

Latour noemt dit soort verschijnselen quasi-objecten of hybriden: de ‘monsters’ die in de periferie van ons klimaatdebat rondspoken, maar niet via het politieke proces op te lossen zijn. Onze nationale regeringen zijn er niet op gemaakt om te gaan met grensoverschrijdende natuurverschijnselen, en internationale organisaties als de VN slagen er vaak niet in landsbelangen te overstijgen.

Daarom, zo beweert Latour, zou er eigenlijk een Parlement der Dingen moeten komen. Een parlement waarin natuur, wetenschap en politiek samenkomen, waarin alle objecten hun eigen vertegenwoordigers hebben: ‘Laat een van deze vertegenwoordigers spreken over het gat in de ozonlaag, laat een ander de chemische industrie en Monsanto vertegenwoordigen, een derde de werknemers in die industrie, een ander de stemgerechtigden van New Hampshire, een vijfde de meteorologie van de poolgebieden.’

Geef de dingen en de dieren een stem

Natuurlijk is er in de 23 jaar sinds het boek verscheen geen Parlement der Dingen gekomen, want filosofische boeken met een hoog abstractieniveau lenen zich nu eenmaal niet voor oplossingen in de praktijk. Maar het is jammer dat we Latour vergeten zijn, zeker nu we klem lijken te zitten tussen het doemdenken over de opwarming van de aarde en het gebrek aan politieke slagkracht om er iets aan te doen. Voor zover je al van een Parlement der Dingen kunt spreken, wordt vooral de verkeerde kant vertegenwoordigd: de kant van en van landen die hun uitstootemissies niet terug willen brengen uit angst om economisch achter te blijven.

Illustratie: Stephanie Dehennin

En als we dan een Parlement der Dingen formeren, dan zouden niet alleen Bruno Latours monsters (zoals droogte en overbevolking) een stem moeten krijgen, maar ook de kleine monstertjes: al die dieren en dingen die in verdrukking zijn geraakt door de gevolgen van klimaatverandering. Het is niet eerlijk dat dingen hun leefgebied kwijtraken door de activiteiten van de mens. Waarom zouden de levens van dieren en planten minder zwaar wegen dan die van mensen?

In de filosofieën van Immanuel Kant en John Rawls hebben mensen een bijzondere morele status ten opzichte van dier en ding omdat zij rationeel kunnen nadenken over hun eigen levensdoelen en een gevoel voor rechtvaardigheid hebben. Mensen kunnen dus verantwoordelijk worden gehouden voor hun gedrag, en zij kunnen aanspraak maken op het plichtsbesef van andere mensen wanneer hen onrecht wordt aangedaan.

Stel dat dieren wél een gevoel voor rechtvaardigheid hebben, en een stem kunnen geven aan het leed dat zij ervaren als gevolg van de opwarming van de aarde. Een Parlement der Dingen waarin mensen deze betogen horen, zou dan een morele verplichting scheppen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, die niet gebonden is aan nationaliteit, ideologie of welvaart.

Een verplichting aan de kikkervisjes die in onze Nederlandse sloten zwemmen bijvoorbeeld, omdat zij verstikt worden door het kroos dat in het jaar groeit; aan de wilde die met vrachtwagens door de Californische wildernis stroomopwaarts moet worden gebracht omdat de rivieren door de hitte zo laag staan dat hij niet zelf terug naar zijn geboortegrond kan zwemmen om te paren; aan de druiven die verdrinken voordat ze geoogst kunnen worden.

Hoe ziet het parlement eruit?

Een parlement waarin elk van hen een stem zou hebben, zou een ongeëvenaard politiek project worden. Want hoe weegt het kraken van de Groenlandse ijskappen op tegen het kwetteren van de rode ibis? Welke vertaler heeft het talent om die dingen naar elkaar over te zetten?

De zee spreekt zich vast uit over de grote hoeveelheid plastic die in haar ronddrijft. Het krill protesteert tegen de warmere temperaturen omdat het de onderkant van het smeltende ijs nodig heeft als kraamkamer. Alle dieren die van krill moeten leven, zoals de kleine adéliepinguïn en de blauwe vinvis, knikken instemmend.

Is het wel mogelijk om onszelf weg te filteren en te komen tot de kern van wat een pinguïn of een eik nu echt wil?

Misschien komen voor ons mensen op: de vos die het helemaal niet zo slecht doet in de betonnen wereld die we voor hem gebouwd hebben. De ooit zeldzame argusvlinder, die opeens weer in Britse tuinen rondfladdert. De albatros, die dankzij veranderende weerspatronen minder energie kwijt is wanneer hij voor de kust van Japan op de wind rondzeilt.

Er is wel een probleem. Een probleem dat laat zien hoe belangrijk het is de natuur een stem te geven. Is het wel mogelijk om onszelf weg te filteren en te komen tot de kern van wat een pinguïn of een eik nu echt wil?

Het antwoord daarop kan alleen maar ‘nee’ zijn – want hoe kunnen we onszelf wegdenken als wij de veroorzaker van klimaatverandering zijn? Het Parlement moet ons juist tonen dat de natuur onderdeel van de maatschappij is, zoals een groot deel van onze politieke vraagstukken het product van de natuur(wetenschap) is. Het is een middel om na te denken over de effecten op de natuur van de monsters die wijzelf gecreëerd hebben - zoals de mondiale productieketens van kleding of elektronica, of het gebrek aan transparantie in de financiële sector. Anderzijds is het Parlement ook een manier om stil te staan bij hoe de natuur bijdraagt aan de manier waarop wij leven.

Juist daarom zijn de dieren en dingen die onze ruimte met ons delen zo belangrijk: de kikkervisjes en wormen die door de modder kruipen, door onze kinderen met schepnetjes en emmertjes uit de sloot gevist. De bijen die onlangs zijn teruggekeerd in de achtertuin van mijn ouderlijk huis, aangetrokken door de bloeiende lavendel in de pas aangelegde moestuin. Ze herinneren ons aan het plezier dat we hebben in het kleine stukje natuur dat we thuis kunnen noemen. Als we hen kunnen voorstellen als leden van ons denkbeeldig parlement, dan zullen we misschien zeggen: deze sloot, deze tak, deze vis, die hoort bij mij – wat kan ik doen om hun een stem te geven?

De natuur, dat zijn wij

Het idee dat mensen de natuur moeten kunnen vertegenwoordigen, bestaat al heel lang.

De rechtsgeleerde redeneerde al in 1972 dat het alleen maar logisch zou zijn als de natuur ook gaat gelden, zoals ook bedrijven en fondsen dat zijn. In Nieuw-Zeeland kreeg de in 2012 de status van rechtspersoon vanwege het spirituele belang dat het Maorivolk eraan hecht. hebben de rechten van de natuur opgenomen in hun vernieuwde grondwetten, waarbij in principe iedereen naar de rechtbank kan stappen om de natuur te beschermen.

De wettelijke vertegenwoordiging van het Ding is dus een begin, maar een Parlement is geen Parlement zonder een politieke beweging. Dat vindt ook Naomi Klein, de bekende antikapitalistische activist en auteur, die voor de wereld rondtrok op zoek naar mensen die in actie komen tegen de fossiele industrie.

Illustratie: Stephanie Dehennin

Klein ontdekte dat deze mensen juist geen typische ‘groene’ activisten zijn, maar leden van de plaatselijke gemeenschap, van leraren tot winkeliers en hun grootmoeders. ‘Ze worden gedreven door een verlangen naar een diepere vorm van democratie, een die gemeenschappen de controle geeft over die grondstoffen die het meest van belang zijn voor ons collectief overleven.’

In Nederland tipte de (PvdD) als ‘profeet van de tijdgeest,’ nadat de partij bij de verkiezingen in mei een tweede zetel in de Eerste Kamer bemachtigde. Door zich bezig te houden met het welzijn van dieren in de bio-industrie stelt de PvdD ook vragen over ons huidig economisch systeem en wat daarbinnen eerlijk is, zonder de mens daarbij in het middelpunt te stellen. Dat de PvdD daarbij serieus wordt genomen, blijkt uit het feit dat ook het CDA standpunten tegen de intensieve veehouderij in haar partijprogramma

Een ander voorbeeld, waarin de mens wel de hoofdrol speelt, is de rechtszaak die de burgerorganisatie heeft aangespannen. Het argument van Urgenda was dat de staat onvoldoende doet om toekomstige generaties te beschermen tegen de nadelige effecten van klimaatverandering. Toekomstige generaties kunnen hun belang bij een leefbare omgeving namelijk niet verdedigen, hoewel het aantoonbaar is dat mensen na ons ook baat hebben bij het voorkomen van een buitensporige stijging van de temperatuur op aarde. De rechter in het gelijk van Urgenda

Als krijgen in de rechtbank, dan is er ook ruimte om te beargumenteren dat dieren en de natuur recht hebben op de verdediging van hun belangen: dieren kunnen evengoed niet voor zichzelf spreken, maar lijden wel door de opwarming van de aarde. Het moet nog blijken of het Nederlandse klimaatbeleid echt zal veranderen als gevolg van de uitspraak, maar het is een uitnodiging om opnieuw na te denken over hoe we de relatie tussen politiek, natuur en onszelf willen vormgeven. Precies zoals Bruno Latour graag had gezien.

Het Parlement der Dingen is een oefening in de verbeelding: het spreekt voor zich dat we ons het lot van andere soorten in de wereld meer aan zullen trekken als we ons beter in hun belangen kunnen inleven. Door de mens weg te cijferen, kunnen we andere prioriteiten stellen in het klimaatdebat.

Maar het Parlement is uiteindelijk meer dan dat: het is een pleidooi om natuur en maatschappij weer met elkaar in verband te brengen. Om te ontdekken dat wij uiteindelijk wél iets kunnen veranderen, ook al beginnen we maar met de vraag wat goed is voor onze achtertuin. Als we aannemen dat wij allemaal vertegenwoordigers van de dingen zijn, dan moeten we op zoek naar alternatieven voor wat politiek gangbaar is.

Misschien houdt het Parlement der Dingen ook een zetel voor ons vrij. En wie weet wat we dan zullen zeggen, tegen de zeeën en de bijen. Misschien komen we alleen met een vraag: kunnen we opnieuw beginnen?