Waarom het tijd is het meubilair uit ons parlement te slopen

David Van Reybrouck
Correspondent Revolutie in Indonesië
Het Griekse parlement. Illustratie: Wijtze Valkema (voor De Correspondent)

Onze democratie is nog steeds gehuisvest in oude gebouwen. Passen deze negentiende-eeuwse stemhokjes en vergaderzalen nog wel bij deze tijd? Ik durf dat te betwijfelen en stel vandaag een grote sloop voor. Deel één van een tweeluik over de architectuur van onze democratie.

Vorige week mocht ik voor het eerst van mijn leven spreken in het magnifieke halfrond van de Er was over democratische innovatie. Dat een van de centrale instellingen van onze democratie zich buigt over de vraag naar de toekomst van die democratie, vond ik buitengewoon heuglijk.

Maar daar stond ik dan, in dat halfrond.

Ik keek om mij heen. Een prachtig gebouw van twee eeuwen geleden, zeker, maar moest je hier het open, constructieve debat over de toekomst van de samenleving organiseren? In dit formele halfrond? Met die zetels en die tribunes? Met die camera’s en die microfoons? Hoe kan je überhaupt zinvol beraadslagen - dat wil zeggen: mogen twijfelen, afwegingen maken, leren van anderen - wanneer je meteen in een microfoon moet spreken? Onder het toeziende oog van de camera’s nog wel?

Het Belgische parlement. Illustratie: Wijtze Valkema

Het halfrond werd de voorbije twee eeuwen nagenoeg Van Frankrijk, België en Nederland, Duitsland, Spanje en Griekenland tot Brazilië en de Europese Unie. Van classicistische statigheid tot het modernistische meesterwerk van in Brasília. Het halfrond gold als dé materiële manifestatie van de representatieve democratie.

Ik weet: in de vroege negentiende eeuw werd het parlementaire halfrond gepromoot als een geschikte ruimte voor politiek overleg. Het gold als aantrekkelijk alternatief voor het Engelse House of Commons, met zijn rijen banken tegenover elkaar, waar de twee grootste partijen elkaar lieflijk de huid volscholden.

In het parlementaire halfrond zou het debat veel constructiever verlopen, was de verwachting. De vertegenwoordigers van de natie zouden in hun kundig gemodereerde kringgesprekken de beste beslissingen voor het land treffen.

Maar: toen waren er nog geen politieke partijen, nog geen opiniepeilingen en natuurlijk ook nog geen televisieploegen. Dat sprak allemaal wat redelijker.

Wie zijn politici in een theater zet, krijgt theater

En de oervorm van dit halfrond was natuurlijk die van het antieke, Griekse theater, want ook democratie was een Griekse uitvinding van vijfentwintig eeuwen geleden. Wie vandaag de Akropolis in Athene bezoekt, ziet op de flanken de resten van het Dionysos-theater uit de zesde eeuw voor onze tijdrekening. Het kost enige moeite om in die stille ruïne een voorafschaduwing te zien van het parlementair gekakel in de 21ste eeuw, maar de architecturale continuïteit is er wel degelijk.

En toch, toch is het bizar. De Atheense openbare ruimte bestond namelijk uit diverse oorden: naast het theater had je ook de agora.

Dat was de grote, open ruimte in het centrum van de stad, het politieke hart van de stadstaat waarrond de gebouwen stonden van de raad, het bestuur en het volksgerecht, stuk voor stuk instellingen die door loting waren samengesteld. Hier, op dit plein, was het dat dagelijks over politiek werd gesproken en gedebatteerd. Hier was het dat maandelijks de grote Volksvergadering met wel zesduizend burgers plaatsvond. Hier was het dat de wetten werden gestemd. Dít was het parlement van Athene, niet het theater even verderop.

Het Griekse parlement. Illustratie: Wijtze Valkema
Wij maken onze gebouwen, en daarna maken de gebouwen ons

Hadden de grondleggers van onze democratie écht het Atheense model willen kopiëren, dan hadden ze op de Wetstraat in Brussel of elders in Europese hoofdsteden geen kopie van een Grieks theater laten bouwen, maar een openbaar plein - of op zijn minst een plein met een afdak, gezien het weer in België.

Helaas, zo is het niet verlopen. De moderne, representatieve democratie in Europa stond dan ook erg ver af van Ga maar na:

  • Geen loting van nagenoeg alle publieke functies, maar verkiezingen.
  • Geen directe inspraak van de burgerbevolking, maar indirecte inspraak via de stembusgang.
  • Geen overleg tussen vrije betrokken burgers, maar getouwtrek tussen politieke formaties.
  • Geen afwisseling tussen besturen en bestuurd worden, maar een strikt onderscheid tussen de bevolking en de politieke bovenlaag.
  • Geen horizontaal model, maar een verticaal stelsel. Het woord elite en elections hebben dezelfde etymologische wortels.

En ja, wie kiest voor de replica van een Grieks theater, weet wat hij krijgen kan: politiek drama. Wie kiest voor zo’n plenaire opstelling weet wat er komt: theatraal debat.

Wie de parlementaire verslagen uit de negentiende eeuw leest - iets wat ik af en toe doe, het is een bizarre, maar vrij onschuldige hobby - struikelt over de hoogdravendheid van de interventies, de declamatorische retoriek, de dramatische escalaties, de ruzies, de hybris, de catharsis. Het noodlot.

In zo’n huis móét je wel het conflict uitvergroten. Churchill zei het al: ‘Wij maken onze gebouwen, en daarna maken de gebouwen ons.’

Het parlementaire halfrond paste perfect bij de democratie van de laatste twee eeuwen. Past hij ook bij de democratie van de komende eeuw? Ik denk het niet.

Het Franse parlement. Illustratie: Wijtze Valkema

Hoe het huis van de democratie te verbeteren is

Was ik architect en kreeg ik carte blanche, dan sloopte ik het meubilair. Ik verwijderde de zetels, ik egaliseerde de oplopende rijen met zitjes.

  • Ik zou een vlakke vloer willen, een niet-hiërarchische opstelling, een minder theatrale inrichting.
  • Ik zou de volksvertegenwoordigers aan kleine ronde tafels zetten,
  • Ik zou ervoor zorgen dat ze moesten roteren in plaats van vier jaar lang naast dezelfde vaste buurman of buurvrouw te zitten, doorgaans een partijgenoot, of een verwante uit het politieke spectrum.
  • Ik zou zorgen dat iemand uit het centrum eens een normaal gesprek kon voeren met iemand op de flanken.
  • Ik zou zorgen dat een oudere dame met extreem-linkse neigingen eens echt kon luisteren naar de verzuchtingen van een jongeman uit rechts-radicale hoek.
  • Ik zou de meest schampere journalisten uit de perstribune naar beneden halen en hen confronteren met het ook reëel aanwezige idealisme van veel politici.
  • Ik zou de eeuwige betweters op de publieke tribune uitnodigen om echt eens de complexiteit van politieke besluitvorming in de praktijk te ervaren.

En, ik zou een ruim deel van de senatoren loten,

Het utopische parlement. Illustratie: Wijtze Valkema

En, ik spreek uit ervaring. Toen we enkele jaren geleden met 32 deelnemers van een weekend lang in de Senaat mochten werken - waarvoor dank nog steeds - stelden wij keer op keer vast: maar hier kan je toch niet fatsoenlijk vergaderen!

We kregen onder meer een ruimte in het stijlvolle peristylum: een rotondeachtige zaal rond een grote, ronde tafel. Mooi, maar onze deelnemers trokken de stoelen weg en gingen in kleine, telkens wisselende groepjes samenzitten. Dat praatte makkelijker. Dat luisterde beter. Hetzelfde gold in de andere kamers waar we werkten.

Theatraal gekrakeel voor het oog van de camera’s

Ja, de democratische droom van het halfrond was ooit mooi - publiek redetwisten over de toekomst van het land. Maar wat blijft er vandaag van over? Al te vaak draait het uit op theatraal gekrakeel voor het oog van de camera’s, zelfs wanneer de ‘plenaire’ zitting helemaal niet zo plenty is. Voorspelbaar gebekvecht langs partijpolitieke breuklijnen. Een triestig schouwspel in de ruïne van een oud ideaal.

Toen ik voor mijn boek Tegen verkiezingen enkele politici ging opzoeken, nam ik ooit een interview af in een kantoor in het parlement op het moment dat er zitting was. Op een bepaald moment ging de bel. ‘Wacht, ik moet even stemmen,’ zei mijn informant, en op weg naar het plenum vroeg hij nog snel even wat het partijstandpunt was en hoe hij moest stemmen.

En dat dat ons niet eens meer verbijstert, is misschien wel het meest verbijsterende.

In deel twee van dit tweeluik bepleit ik de renovatie van een andere negentiende-eeuwse vondst: het stemhokje.

Het Nederlandse parlement. Illustratie: Wijtze Valkema