Ode aan de mislukking
Wekelijks bezing ik iets, iemand of ergens. Deze week: een ode aan het falen.
Twee weken geleden moest ik in Brussel een praatje houden bij de uitreiking van enkele aanmoedigingsbeurzen. Vijftien jonge mensen uit het hele land - kunstenaars, schrijvers, wetenschappers - kregen na een stevige selectieprocedure elk tienduizend euro cadeau, te besteden naar eigen godsvrucht en vermogen.
Ik bladerde door het programmaboekje en was oprecht onder de indruk van de laureaten. Maar net voor de ceremonie begon, hoorde ik een oudere dame die tot de organisatie behoorde hun zeggen: ‘Oui, oui, vandaag is het feest, maar morgen begint het echte werk. Dan zult u zich één voor één moeten bewijzen.’
Ik vond dat een verschrikkelijke opmerking.
Die mensen hadden toch al enkele juryberaadslagingen overleefd en hun talent meer dan voldoende bewezen? Zo’n aanmoedigingsprijsje was toch eerder een blijk van vertrouwen dan een dwang tot succes?
Echte vrijheid? Dat is het recht om zich te vergissen
Tegen dat het mijn beurt was om te speechen, had ik mijn notities aangepast. Ik zei iets in de trant van: ‘Beste laureaten, ik heb u geen enkele les te geven. Ik sta niet verder dan u, ik weet niets meer. Het is dezelfde zoektocht. Net als u pruts ik nog elke dag. Het enige verschil is dat ik al wat langer pruts.’
En ik dacht: deze uitreiking met al zijn tralala - er was echt nogal veel tralala bij: lintjes, bubbels, naaldhakken, ballonnen, camera’s - wekt misschien nodeloos hoge verwachtingen bij de laureaten. Alsof ze nu een tegenprestatie moesten bieden. Aanmoediging? Verplichting, ja!
Toen kwam de passage in mijn aantekeningen die ik er zonet bij geflanst had. ‘Bent u nu verplicht om te slagen? Niks daarvan. U krijgt deze beurs opdat u mag mislukken, opdat u in het zand mag bijten. Het is nobeler om terug te keren van een mislukte expeditie naar de Himalaya, dan thuis te zitten kijken naar een documentaire over de Himalaya.’
Ook beeldspraak mag weleens mislukken.
Meer dan veertig jaar geleden zei Jacques Brel in een beroemd geworden interview: ‘Echte vrijheid? Dat is het recht om zich te vergissen. Je hebt het recht om fouten te maken, je hebt het recht om de mist in te gaan. Je hebt het recht om...om het te verkloten. Want dan, dan ben je vrij! Succes is nooit een blijk van vrijheid, terwijl mislukken dat altijd is.’
Een beurs, een prijs, een compliment, een erkenning, dat is toch allemaal bedoeld om je méér vrijheid te schenken, niet minder? Om je nieuwsgieriger en avontuurlijker en onafhankelijker te maken, toch?
Maar met veel prijzen is het niet duidelijk wie wie een plezier doet. Sommige organisaties zetten zichzelf graag in de bloemetjes, met dank aan een gewillig slachtoffer dat men dan de winnaar noemt.
Een hogeschool in Vlaanderen was vorig jaar druk bezig met het opstellen van haar ‘Mission Statement.’ Honderd jaar lang hadden ze het zonder gedaan, maar ineens was het een ernstige prioriteit geworden. De docenten gingen er wat stiller van praten, het directiecomité glom van trots zodra het erover ging, medewerkers bogen het hoofd als stonden ze rond een tombe. Er werden werkgroepen aangesteld, brieven rondgemaild, ideeën ingewonnen. Er waren vergaderingen, commissies, ontwerpteksten en nog meer van die flauwekul. Maandenlang werd er gesleuteld aan een onnozele tekst.
Terwijl er gewoon had moeten staan: Wij Gaan Ons Best Doen.
Wat anders?
We gaan ons best doen, en als er iets mislukt, is dat spijtig, maar niet erg. Een mens heeft niet alles in de hand, zichzelf soms nog het minst.
In Brussel woont de Spaanse dichter José Ovejero. Toen wij ooit De Europese Grondwet in Verzen samenstelden, stelde hij voor om ‘in elk land de dag van zijn grootste nederlaag / tot nationale feestdag uit te roepen.’
Het werd artikel 76bis van die grondwet: Het feest van het falen.
Op 7 mei 1945 capituleerde Duitsland, uitgeput, gebroken.
Dat moeten we niet betreuren.
Het Spaanse rijk ging ten onder op 16/7/1898 in de baai van Santiago.
Dat moeten we niet betreuren.
Op 18 mei 1941 geeft de hertog van Aosta zich over aan de Ethiopiërs.
Dat moeten we niet betreuren.
We zouden de exacte datum moeten opzoeken
waarop het Oostenrijks-Hongaarse rijk uiteenviel.
En in elk land de dag van zijn grootste nederlaag
tot nationale feestdag uitroepen.
Want het is niet in de overwinning
maar in de verloren veldslagen
dat we echt leren wie we zijn,
en waar we de verkeerde weg insloegen.
(Vertaling: Bart Vonck)