Op deze Zuid-Afrikaanse wijnboerderij krijgen boeren de kans alles anders te doen
Nog nooit produceerde Zuid-Afrika zoveel wijn. Nog nooit dronken wij zoveel van die rooi en die wit. Maar wat schuilt er achter al die mooie etiketten? Ik ging kijken op een wijnboerderij in Stellenbosch en zag de vooruitgang.
Mooi Kaap, Goedgevonden of Kaapse Pracht. Vrede en Lust, Goedgenoegen of Skoonuitsig. Het is poëzie in ons wijnschap, die droë wit- en rooi wyn uit Zuid-Afrika.
Dat land is dan ook een van de grootste wijnlanden van de wereld. Na de apartheid schoot de wijnexport er omhoog. Nog nooit werd er zoveel wijn geproduceerd. Nog nooit dronken wij zoveel van die rooi en die wit.
Om te weten wat er achter die mooie etiketten schuilt, moet je in de Kaapse wijnlanden zijn. Daar, in Stellenbosch, branden de idyllische afdrukken op de wijnflessen op je netvlies. Toeristenbusjes met namen als ‘Special Wine Tasting Tour’ en ‘Heart of the Cape Winelands’ haasten zich naar de imposante wijnboerderijen. Tussen de wijnstokken plukken de boeren de druiven en rijden tractors de volle ladingen naar de persen.
Het lijkt zo idyllisch. Maar wat zit er achter dat plaatje? Op zoek naar antwoorden trok ik door de wijnstreek.
Met Meati de wijnvelden inspecteren
Met Meati rij ik de wijngaarden door. Hij wil weten hoe zijn oogst ervoor staat. Buiten lopen de boeren af en aan, de druivenkratjes op het hoofd. De vrouwen hebben hun gezichten met modder ingesmeerd, tegen de zon. Voor elk kratje krijgen ze 20 eurocent. Als het niet te warm wordt, vullen ze er vandaag misschien dertig.
Het maakt Meati weinig uit, als het maar verkoopt
‘Hoe gaan ‘t?’ roept Meati door het autoraampje. Een opzichter steekt zijn duim op. ‘Gaan goed, baas.’ Meati knikt terug.
Tussen de druivenstokken klinken kliktalen en Kaaps-Afrikaans door elkaar, maar noch de talen noch de mensen mengen. Het is een scala aan werklieden dat op de boerderij werkt, sinds Zuid-Afrika na de apartheid zijn landsgrenzen opende. Er zijn migranten uit de Oost-Kaap. Er zijn immigranten uit Zimbabwe en Mozambique. En allemaal zijn het seizoensarbeiders. Slechts een klein deel behoort tot de permanente staf van de boerderij.
‘Môre.’ Meati groet de boeren, ze kijken half op. Met zijn bleke huid en rode haren lijkt hij niet gemaakt voor het Zuid-Afrikaanse klimaat. Hij lacht. ‘Mijn boeren noemen me ‘Rooikop.’ Ook Meati is niet zijn echte naam. Het is de bijnaam die hij lang geleden verwierf omdat hij als kleine jongen zo van vlees hield.
Iets minder lang geleden nam hij met zijn broer (‘Swartkop’) de wijnboerderij van vader Socrati over. Ze produceren Sangiovesewijn die verkocht wordt aan Italiaanse restaurants en lokale eethuizen. Ook verkopen ze bulkwijn aan grote bedrijven in Franschhoek. Bedrijven die er een mooi etiket op plakken. Het maakt Meati weinig uit, als het maar verkoopt.
Bijna alle wijnboerderijen zijn in witte handen
Monterosso, de boerderij van Rooi- en Swartkop, is een van de driehonderd wijnboerderijen in Stellenbosch. Daarbij komen nog zo’n vierduizend druivenboerderijen. De concurrentie is dan ook groot. En Zuid-Afrika moet al opboksen tegen landen als Chili en Argentinië, die ook goede wijn tegen een lage prijs aanbieden.
Wat doe je dan? Veel kleine wijnboeren sluiten zich aan bij coöperaties. Anderen gaan over de kop. Meati en zijn broer hebben de boerderij na de dood van hun vader twee jaar geleden te koop gezet, net als veel boerderijen in de omgeving. Steun van hogerhand is in ieder geval geen optie. Meati: ‘We werken keihard om rond te komen. De overheid helpt ons echt niet. En waarom niet: omdat we blank zijn?’
Bijna 80 procent van het Zuid-Afrikaanse wijnland is in witte handen. Zij zijn die boerderijen ooit begonnen. Dat terwijl de witte Afrikaners nog geen 10 procent van de samenleving uitmaken. Een feit waar de regering graag verandering in ziet. Zo stimuleren ze zwarte Zuid-Afrikanen met gunstige regelingen om grond te kopen of (mede-)eigenaar te worden. Voor de zekerheid heeft president Jacob Zuma afgelopen maart ook nog maar aangekondigd dat buitenlandse investeerders niet welkom zijn om Zuid-Afrikaans land op te kopen.
Meati leunt tegen zijn bakkie en schudt zijn hoofd. ‘Terwijl daar [in het buitenland, EL] het geld vandaan komt.’ Hij loopt naar zijn huis en maant de blaffende waakhonden tot kalmte. Sinds de apartheid is afgeschaft, heeft hij ze nodig, legt hij uit. Sindsdien is de criminaliteit gigantisch toegenomen. Het huis is groot, maar oogt niet rijk. Zal iemand het kopen?
Niet zwart, niet wit, maar ergens daartussenin
De zon staat op haar hoogste punt, het is lunchtijd. Meati gaat naar binnen. Ook de boeren die in vaste dienst zijn, lopen in hun groene werkoveralls naar huis. De seizoensarbeiders blijven achter tussen de druivenranken. Een dam scheidt hen van de rest van de medewerkers.
Het is een aloud Zuid-Afrikaans beeld. Een beeld dat al drieënhalve eeuw teruggaat: coloured werkers die bij de witte boeren op het land leven. Het waren vooral de Hollanders die in de zeventiende en achttiende eeuw slaven haalden voor op hun wijnboerderijen. Uit verscheidene landen als Madagaskar, Mozambique en Maleisië kwamen de slaven op boerderijen terecht waar ze de akkers ploegden, de druiven plukten en de wijn maakten.
Ik schrijf ‘coloured’ want het is nooit een homogene groep geweest. Pas in de apartheid werden de werkers in een hokje geplaatst. Niet zwart, niet wit, ergens daartussenin. Coloured.
Nergens ter wereld komen zoveel kinderen dronken ter wereld als in Zuid-Afrika
Ik besluit achter de dam te gaan kijken. Er wonen vijf gezinnen, in vijf aanzienlijk kleinere huizen dan aan de andere kant van de dam. De samenstelling verandert continu omdat er regelmatig familieleden en kennissen komen aanwaaien.
Oupa is de oudste. Ze zeggen dat hij bijna tachtig is, maar volgens Meati is hij een jaar of vijfenzestig. Zijn lichaam beeft, zijn ogen tranen. Hoe oud Oupa ook is, hij is nu oud genoeg om van zijn pensioen te mogen genieten. Een door de overheid uitgekeerd pensioen van zo’n 15 euro per maand. En dat is een vooruitgang: tijdens de apartheid verdiende hij 1 liter wijn per dag en zo’n 10 euro per maand.
Hij was niet de enige. Decennia werden werkers in wijn uitbetaald. Het ‘dopsysteem,’ wordt het genoemd. Een omstreden systeem, waarmee de boeren hun werkers in hun macht hielden. Hun werkers waren immers verslaafd. Nu is het verboden, maar de impact van het dopstelsel werkt nog door: misbruik, geweld, hiv, analfabetisme, foetaal alcoholsyndroom. De organisatie Foetal Alcohol Syndrome Facts stelt dat er nergens ter wereld zoveel kinderen dronken ter wereld komen als in Zuid-Afrika.
Een eindje verderop zit Jessica (9) verveeld op het stoepje voor haar huis. Ze had op school moeten zitten, maar was te laat voor de truck die haar en andere boerderijkinderen elke dag naar school brengt. Of ze dat erg vindt? Ze haalt haar schouders op. Of ze naar school wil? Dat weet ze ook niet. Ze heeft kenmerken van het foetaal alcoholsyndroom: is sloom, praat slecht, kan nog altijd niet lezen. Voor Jessica lijkt school secundair, want wat ze later worden wil? ‘Plaaswerker.’
Vooruitgang die geen vooruitgang betekent
Meati werd boer in het nieuwe Zuid-Afrika. Hij heeft zijn werkers nooit uitbetaald in wijn, maar zit, net als Oupa, Jessica en alle anderen, wel met de gevolgen opgescheept. Hij hoort ze schelden over het water, hij ziet hoe ze toegetakeld aan hun werk beginnen. Waarom hij zijn werkers niet ontslaat? ‘We hebben een goede relatie.’
Dikwijls vervloekt hij ze. Maar hij is toch ook diegene die ze naar het ziekenhuis brengt wanneer er weer iets mis is. Hij schudt zijn hoofd. ‘Hoe kan je werken met dronken mensen op je boerderij? Ik heb een werker die al twee dagen niet naar het werk is gekomen. Hij ligt dronken op zijn bed omdat zijn vrouw een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft,’ zegt hij fel. ‘Wat kan ik daartegen doen?’
Die vrouw waar Meati het over heeft, zit verveeld naast Jessica op het stoepje. In de hoek staan lege plastic wijnflessen. ‘Kom dichterbij, ik kan je niet zien.’ Haar zicht is zo slecht dat ze niet meer mag werken. Ze krijgt net als Oupa een uitkering, maar het liefst stond ze gewoon in het veld. ‘Ik maak mijn huis schoon, doe de was, wacht binnen tot mijn man klaar is met werken. Ja, het is hier gevaarlijk op de boerderij, als vrouw alleen.’ Het land is niet omheind, iedereen kan de boerderij betreden.
Zowel de werkers als de boeren hebben last van de toegenomen criminaliteit. De daders zijn afkomstig uit het township verderop. ‘Ze komen vanaf de straat en stelen mijn druiven, mijn leidingen, mijn kranen, wat dan ook,’ zegt Meati vermoeid. Hij heeft nu zijn oog laten vallen op de buitenwijk Paradyskloof, waar hij met zijn gezin naartoe wil verhuizen. ‘Ik wil twee, drie keer per dag naar de sportschool. Ik wil mijn kinderen op de fiets naar school kunnen brengen. Ik wil een leven!’
Vrijheden die de werkers zich niet kunnen veroorloven. De mannen verdienen een minimumloon van 7,95 euro per negenurige werkdag. Een vooruitgang ten opzichte van drie jaar geleden. Toen protesteerden duizenden werkers voor het eerst in de geschiedenis tegen de lage lonen en slechte werkomstandigheden. Met goed gevolg: het minimumloon werd met 52 procent verhoogd. Maar daar moeten ze dan nog wel de huur van betalen. Zo ook op Monterosso. De werkers krijgen weliswaar meer loon, maar er gaat nu wel 14,30 van hun salaris af aan huur en elektriciteit. Ze houden bijna evenveel over als twee jaar geleden.
En dat wordt besteed aan wijn.
Hoop voor de nieuwe generatie
Maar niet alles blijft toch bij het oude. Er zijn veel alternatieven die hoop geven. The Anna Foundation en The Pebbles Project zijn organisaties die zich ontfermen over kinderen zoals Jessica. Op fairtradeboerderijen zijn er extra pensioenfondsen voor de oupa’s en de ouma’s. Vele farmworkershuizen hebben nu zonnepanelen, douches en tuintjes. Er zijn farmworkers die door overheidssubsidies aandelen hebben in het bedrijf waar ze werken. Ja, eindelijk krijgen coloured werkers een stukje van de Zuid-Afrikaanse bodem in bezit. En eindelijk hebben ze een stem die gehoord wordt. Het is een lange weg, maar hij wordt bewandeld.
Nog nooit hadden ze zoveel rechten. En daar horen verantwoordelijkheden bij. Maar hoe moet je die nemen als je niet beter weet? En bovendien: waar leidt het toe? De nieuwe generatie zal het moeten uitvinden.
In de wijnkelder laat Meati met weemoed de Italiaanse Monterossokalender zien. Het dorp van zijn vader waar het gras groener lijkt te zijn. Hij hoopt er ooit te eindigen, maar voorlopig zit hij nog op zijn eigen Monterosso. ‘Nee, na 37 jaar is het tijd om vooruit te gaan,’ stelt hij duidelijk.
Wat er met de werkers zal gebeuren wanneer de boerderij verkocht wordt? ‘Ze zullen hier blijven werken,’ zegt Meati, ‘Tenzij ze dronken op het werk verschijnen. Dan zullen ze waarschijnlijk worden ontslagen.’ Met een Italiaans handgebaar wuift hij de gedachte weg. Het zal zijn zorg niet meer zijn. ‘Volgend jaar kan je me vinden in het Paradys,’ lacht hij schamper.
Bij de dam zit Jesmine, Oupa’s kleindochter samen met haar zusje en Jessica. Ze spelen wie het verst steentjes kan gooien. De dertienjarige Jesmine spreekt Engels, kan goed lezen en schrijven en weet heel goed wat ze later worden wil: zakenvrouw. ‘Dat is mijn droom. Zodat ik later tegen mijn kinderen kan zeggen: dit heb ik bereikt, jullie kunnen het ook.’
Dit stuk kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos.