Kappen met ontbossing. Zo moeilijk is dat

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Houtverkopers in Ethiopische hoofdstad Addis Ababa. Foto: Michael Gottschalk / Getty Images

Het plan was te mooi om waar te zijn: de ontbossing van Ethiopië tegengaan en er nog geld aan verdienen ook. Een jaar geleden sprak ik de bedenker en uitvoerder van het plan. Is het al gelukt?

Een plan te mooi om waar te zijn. Een plan dat de wereld een beetje beter maakt. Een plan met alleen maar voordelen. Een plan dat meer oplevert dan het kost. Wie zou zo’n plan niet onmiddellijk omarmen? Daarover schreef ik een jaar geleden.

Ik waarschuwde ook direct. De schoonheid van het plan biedt geen enkele garantie dat het ooit wordt uitgevoerd. Maar de vooruitzichten destijds leken gunstig. Een hooggeplaatste adviseur van het Ethiopische ministerie van Milieu en Bosbouw noemde het plan ‘indrukwekkend.’ Later mailde hij nog: ‘Wij nemen op nationaal niveau de leiding. Het is goed dat we met een klein proefproject beginnen en dan verder uitbreiden.’

Waar ging het ook alweer over?

Wie wil weten wat het plan precies inhoudt, hoe het ontstond en wat de voorgeschiedenis is van de man die het plan bedacht, kan het verhaal lezen van vorig jaar november.

Wie genoeg heeft aan de essentie van het project en het belang voor het milieu, kan met de volgende informatie volstaan.

Grofweg 80 procent van de bevolking is voor energievoorziening nog altijd afhankelijk van houtskool

Ethiopië is een politieke en economische grootmacht in de oostpunt van Afrika. Het land met zijn bijna honderd miljoen inwoners maakt de laatste jaren veel werk van industrialisering en ontwikkeling van infrastructuur. Waterkrachtcentrales moeten op de middellange termijn niet alleen het land van elektriciteit voorzien, maar ook de rest van Noordoost-Afrika. Die export van energie brengt veel geld in het laatje, beloven ambitieuze plannen.

Zover is het nog lang niet. Voorlopig kost de aanleg van dammen en centrales alleen maar veel geld. Voorlopig hopen de milieuproblemen zich alleen maar verder op. Grofweg 80 procent van de bevolking is voor energievoorziening nog altijd afhankelijk van houtskool. Het land verstookt jaarlijks drieënhalf tot vier miljoen ton houtskool. Dat betekent dat de rampzalige van het land ongehinderd doorgaat. Met voortschrijdende bodemerosie en overstromingen tot gevolg.

Het begint bij een plan

En zo kom ik toch op het plan uit. Het was de gepensioneerde Nederlandse suikerexpert René van Slooten die met het idee kwam om een einde te maken aan het kappen. Hij kent Ethiopië goed. Hij werkte er van 1966 tot 1976 bij de Handelsvereniging Amsterdam met drie suikerfabrieken het grootste particuliere bedrijf van het land.

Rietsuikerfabrieken produceren van oudsher hun eigen elektriciteit. Ze gebruiken de ampas, de vezelige resten van de die na de suikerwinning overblijven, als biobrandstof. Een efficiënte suikerfabriek heeft aan de helft van de achtergebleven ampas genoeg. De andere helft ligt in de weg op het bedrijfsterrein en rot daar weg. Die biobrandstof kan simpel tot briketten worden geperst, bedacht Van Slooten. En die briketten kunnen al even simpel tot houtskool worden verwerkt. Suikerfabrieken leveren zodat de bomen blijven staan. Eureka!

Dat loont al bij één suikerfabriek. Een bedrijf met een productiecapaciteit van 12.000 ton suikerriet per dag, kan dagelijks ook 12.000 zakken houtskool leveren, van veertig kilo per zak. Dat dekt al bijna 30 procent van het dagelijks houtskoolverbruik in de hoofdstad.

Bovendien is de Ethiopische overheid momenteel bezig om de drastisch uit te breiden. Met kredieten en technologie uit India en China moeten binnen vijf jaar dertien nieuwe fabrieken in bedrijf gaan. Met de vier bestaande fabrieken moeten ze 244.000 ton suikerriet per dag verwerken, ruim voldoende om te voorzien in de nationale suikerbehoefte, zodat de rest kan worden geëxporteerd. Op volle capaciteit zouden al die fabrieken samen dus ook 244.000 zakken houtskool per dag kunnen produceren, becijferde Van Slooten. Dat is minimaal twee derde van de hoeveelheid houtskool die Ethiopië dagelijks verbruikt.

Vooruitgang en tegenslag

Een bescheiden proefproject, meer was er volgens Van Slooten niet nodig om binnen een jaar de haalbaarheid aan te tonen. Dat zou tot niet minder dan een doorbraak kunnen leiden voor het milieu en het natuurbehoud in Ethiopië.

Maar tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren in de weg. Want wat gebeurt er met het plan? De eerste maanden verlopen voorspoedig. ‘Ik ontving zojuist positieve berichten uit Ethiopië [van de adviseur van de minister van Milieu en Bosbouw, DW],’ schrijft van Slooten op 5 februari in een mail.

Dezelfde dag stuurt die adviseur een mail naar Van Slooten waarin hij meldt dat met de leiding van de voormalige suikerfabriek van HVA in Metahara in grote lijnen overeenstemming is bereikt over een proefproject. ‘Ik denk dat dit een geweldige kans is,’ schrijft hij. ‘Zowel voor onze samenleving, voor onze bossen als voor onze suikerindustrie.’

De voorbereidingen lijken in een stroomversnelling te komen. Op 9 maart vertrekt Van Slooten voor twaalf dagen naar Ethiopië om een voorstel te schrijven voor een proeffabriekje voor houtskool. De stichting DOEN, een hulporganisatie op het gebied van duurzame energie, belooft te helpen met de financiering. Op 17 maart presenteert Van Slooten het plan aan de minister die het volgens een mail ‘helemaal ziet zitten en gaat inbrengen in de ministerraad.’ ‘Eigenlijk is iedereen positief over het idee,’ schrijft hij, ‘tot mijn verbazing ook de suikerindustrie zelf.’

Het is een nieuw ministerie met allemaal onervaren mensen, dus de organisatie is er nog niet om zo’n groot project op te zetten

‘Het enige zwakke punt,’ onderstreept hij in de mail, ‘is het ministerie zelf, en dat heb ik de minister ook verteld. Het is een nieuw ministerie met allemaal onervaren mensen, dus de organisatie is er nog niet om zo’n groot project op te zetten. Het zou me niet verbazen als ze daardoor straks buitenspel staan, want de suikermensen beseffen inmiddels dat ze op een berg geld zitten en zij hebben wél ervaring met het opzetten van grote technische projecten.’

Eind maart dient de eerste tegenslag zich aan. De stichting DOEN haakt af. ‘Met als argument dat ze geen staatsbedrijven mogen steunen,’ schrijft Van Slooten in een mail. ‘Waarom ze dat niet eerder hebben bedacht, is me een raadsel. De teleurstelling in Ethiopië is natuurlijk groot. Ook is dit natuurlijk niet goed voor het Nederlandse imago.’ Dus onderzoekt Van Slooten of de Nederlandse overheid misschien bereid is om het proefproject te ondersteunen. Hij schrijft: ‘De kosten zijn te overzien (ik schat maximaal 150.000 euro).’

Maar het momentum lijkt voorbij. ‘Uit Ethiopië geen goede berichten,’ schrijft Van Slooten eind mei. ‘Het ministerie van Milieu heeft niet de deskundigheid om het houtskoolproject te doen, maar ik denk dat ze ook zijn teruggefloten door hogere machten.’

Daarbij komt dat de internationale suikerprijs de laatste jaren sterk is gedaald, voegt Van Slooten daar in oktober in een telefoongesprek aan toe. De hoop van Ethiopië verdampt om de enorme kredieten van India en China voor de uitbreiding van de nationale suikerindustrie snel en makkelijk terug te verdienen. De allerhoogste prioriteit heeft nu het binnenhalen van buitenlandse deviezen om de rente op de leningen te betalen. Dat kan door de ampas in de nieuwe fabrieken te gebruiken om elektriciteit op te wekken en die vervolgens te exporteren. ‘Dus zal de ontbossing gewoon doorgaan, helaas,’ zegt Van Slooten in het telefoongesprek.

En nu?

‘Het project is zeker niet definitief gestrand, maar het gaat erg traag,’ vertelt Van Slooten. Het goede nieuws? Het Ethiopisch ministerie voor Milieu en Bosbouw zet het proefproject toch door. Het projectplan is bijna klaar. Twee groene investeerders uit Nederland zijn mogelijk bereid om het project te financieren. De twee oude suikerfabrieken in Metahara en Finchaa zijn technisch toch niet in staat om stroom voor het elektriciteitsnet op te wekken. Hun ampas kan dus nog steeds voor de productie van houtskool worden gebruikt.

‘Ik houd hoop op een goede afloop,’ laat Van Slooten weten vanuit Rwanda, waar hij onbetaald advies geeft aan een grote suikerboer. Hij mailt geestdriftig over een project in Indonesië dat vergelijkbaar is met het eventuele proefproject in Ethiopië. Dat is een van de jonge Nederlandse ondernemer Jeroen Janssens die het geld via crowdfunding bij elkaar heeft gekregen. Daarbij gaat het om de productie van houtskoolbriketten uit afval van kokosnoten. ‘De technologie heeft zich bewezen,’ juicht Van Slooten. Die briketten zijn inmiddels ook in Nederland te koop.

Een project te mooi om waar te zijn. Wordt vervolgd.