Het wil niet echt vlotten met het scherpere toezicht op Nederlandse banken. Anders dan in Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk (net als Nederland zwaar getroffen door de Grote Financiële Crisis), waar extra buffereisen en het splitsen van zakenbankieren en nutsbankieren de gewoonste zaak van de wereld zijn, doet de financiële elite hier haar uiterste best om regelgeving bovenop internationale afspraken zoveel mogelijk te frustreren.

Het brutaalste staaltje daarvan werd afgelopen dinsdag naar de Tweede Kamer Een brief op hoge poten van ondernemersorganisatie VNO/NCW en MKB-Nederland ‘aan de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal’. Onderwerp: de visie van de minister van Financiën op de toekomst van de Nederlandse bankensector. De werkgevers pleiten in de brief voor terughoudendheid met het plaatsen van ‘nationale koppen’ op Europese regelgeving. Zo willen ze voorkomen dat de financieringskosten van Nederlandse banken hoger worden dan van Europese concurrenten en het prille Nederlandse herstel door minder kredietverlening aan het MKB om zeep wordt gebracht.

Media-offensief

Zo dadelijk meer over de brief, eerst iets over de voorgeschiedenis. Eind augustus 2013 zond Jeroen Dijsselbloem, de minister van Financiën (PvdA), zijn "visie bankensector" naar de  Het moest het laatste woord zijn in een publieke discussie die in 2010 was aangezwengeld door een financiële implosie (in 2008) zonder weerga, de crisis.

Dijsselbloems "visie" was een antwoord op de aanbevelingen die de Commissie Structuur Nederlandse Banken, beter bekend als de Commissie-Wijffels, in haar eindrapport van juni 2013 had Het mandaat van die Commissie was onderzoeken in welke mate de aanbevelingen van de Europese Commissie-Liikanen, waar Herman Wijffels (oud-bestuursvoorzitter van de Rabobank en oud-voorzitter van de SER) deel van had uitgemaakt, relevant waren voor het Nederlandse bankenstelsel.

Banken zouden zich moeten houden aan een simpele, niet-manipuleerbare buffereis afgezet tegen de totale balansomvang van vier of vijf of meer procent

De belangrijkste, en radicaalste, aanbeveling van de Commissie-Liikanen was het voorstel om zakenbanken en nutsbanken onder te brengen in aparte juridische entiteiten teneinde te voorkomen dat zakenbankiers op zijn Rabobanks de nutsbankiers konden ‘besmetten’. Daarnaast speelde Liikanen met het idee om banken een absolute op te leggen, in jargon: een leverage ratio, in aanvulling op de buffereisen van

De vrees was namelijk dat de interne risicowegingsmodellen die banken gebruikten voor het bepalen van hun kapitaalbuffers onbetrouwbaar en manipuleerbaar Om die reden zouden banken zich ook moeten houden aan een simpele, niet-manipuleerbare buffereis afgezet tegen de totale balansomvang van vier of vijf of meer procent. Alleen zo konden belastingbetalers er zeker van zijn dat banken onder alle omstandigheden over voldoende bufferkapitaal beschikten.

De geboorte van de Commissie-Wijffels ging niet vanzelf. In een eerdere bankenvisie uit midden 2012, opgesteld door de voorganger van Dijsselbloem, CDA’er Jan-Kees de Jager, werd voorgesteld om de aanbevelingen van de Commissie-Liikanen niet te volgen, omdat ze haaks zouden staan op de Nederlandse traditie ( en om geen buffereisen bovenop de internationale eisen aan Nederlandse banken op te leggen, teneinde de concurrentiepositie van Nederlandse banken en de kredietverlening aan Nederlandse bedrijven en huishoudens niet te schaden.

Het was te danken aan een succesvol media-offensief van   dat dit niet het laatste woord werd. Via ingezonden stukken in kranten, media-optredens van haar voornaamste woordvoerders en een brief aan de financiële specialisten van de fracties wist Sustainable Finance Lab bij de minister de instelling van de Commissie Structuur Nederlandse Banken af te dwingen.

Hefboom omlaag

Hoewel bedoeld als een radicale breuk met het heersende denken over bancair toezicht, was het eindrapport van de Commissie-Wijffels een teleurstellende tekst. Niet alleen door onenigheid onder te veel commissieleden, maar ook door onverbloemde obstructie door bancaire belangen.

Met dertien leden, waaronder zes economen, twee bankiers, twee accountants, twee belangenvertegenwoordigers (Consumentenbond en MKB-Nederland), geadviseerd door De Nederlandsche Bank (Jan Sijbrands) en begeleid door ambtenaren van het ministerie van Financiën die het secretariaat voerden, was een slap compromisrapport onvermijdelijk.

Maar dat er geen percentage werd genoemd bij de aanbeveling om een hogere hefboomlimiet op te leggen – ‘beperk de leverage van banken door invoering van een minimum leverage-ratio van meer dan 3 procent van het balanstotaal’ – was toch echt het gevolg van een ‘coup’ van de kant van bancaire belangen en hun hulptroepen.

Dat er geen percentage werd genoemd bij de aanbeveling was toch echt het gevolg van een ‘coup’ van de kant van bancaire belangen en hun hulptroepen

Het was een coalitie bestaande uit ten minste één bankier (Wim van den Goorbergh), MKB Nederland (Hans Biesheuvel), hoogleraar Dolf van de Brink (oud-ABN Amro) en, vooral, de adviserende toezichthouder Jan Sijbrand (directeur bankentoezicht van De Nederlandsche Bank) die dwarslag.

Een hogere hefboomlimiet dan de internationaal gangbare van 3 procent zou het Nederlandse bankwezen internationaal onnodig schaden en de zo broodnodige kredietverlening aan het Nederlandse MKB verder beperken, aldus Sijbrand en zijn bende. En hoewel de minister in zijn brief van 23 augustus toch een hogere hefboomlimiet voorstelde (4 procent) was dat toch echt minder dan de 5 procent die Wijffels in zijn hoofd had gehad.

De bende van vier

Vandaag, als de Kamer zich over Dijsselbloems bankennota buigt, is de laatste kans voor eenieder die meent dat Nederland, net als Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk, hardere lessen uit de Grote Financiële Crisis moet trekken en zijn banken aan een strikter toezichtsregime moet onderwerpen dan internationaal en Europees is afgesproken.

Afgelopen zaterdag kwam het eerste salvo van de voorstanders van strikter toezicht. In een ingezonden stuk in Het Financieele Dagblad pleitten drie leden van het Sustainable Finance Lab in een wanhopige poging om het Nederlandse toezichtsdebat uit de impasse te halen waar het door de coup van de ‘bende van vier’ in terecht was gekomen. Nodig zijn een hefboomlimiet van ten minste 5 procent - naast nog wat ander strooigoed: gestandaardiseerde financiële producten, makkelijkere verwerving van bankvergunningen en een langere faillissementsladder, dat wil zeggen: bij bankroet zouden niet alleen aandeelhouders maar ook schuldeisers (obligatiehouders) moeten bijlappen.

Drie dagen later was het, zoals gezegd, de beurt aan VNO/NCW en MKB-Nederland, die in hun brief aan de Kamer juist pleiten tegen extra buffereisen en het weer openen van wat, in hun ogen, alleen maar een toezichtsdoos van Pandora kan zijn. Het stuk loont de moeite van een meer gedetailleerde tekstanalyse, omdat het typerend is voor de drogredeneringen waarmee financiële elites hun verdienmodel van voor de crisis tegen scherper toezicht proberen te beschermen.

Hoe framet de elite?

De voornaamste zorg die VNO/NCW en MKB-Nederland hebben is dat de Nederlandse toezichthouder verder gaat dan internationaal is afgesproken, dat dit extra kosten voor Nederlandse banken zou betekenen, de kredietverstrekking aan Nederlandse huishoudens en bedrijven in gevaar zou brengen en daarmee het economische herstel in Nederland zou kunnen schaden. Oftewel, uit bekommernis om de Nederlandse economie, het wel en wee van Nederlandse burgers en bedrijven wordt de overheid aangeraden banken verder ongemoeid te laten.

Om die reden wijzen de werkgevers op:

‘Een eenzijdige nationale invoering van een hogere leverage-ratio [...] tast het gelijke speelveld aan. Nederlandse banken opereren niet in isolatie maar binnen een Europese interne markt.

Hier staat dat hogere buffers ten koste gaan van de kredietverlening aan de reële economie.

De effecten van ‘nationale koppen’ zijn negatief voor de reële economie: de kosten voor afnemers van bancaire dienstverlening gaan omhoog in een tijdperk waarin ondernemers hun marges hebben zien slinken en burgers hun koopkracht achteruit hebben zien hollen.’

Hier staat dat hogere buffers ten koste gaan van de kredietverlening aan de reële economie. En dat wordt, vijf pagina’s lang, op wat obligate steun voor een Europese bankenunie, een schimpscheut richting de splitsing van zakenbank en nutsbank, en een aanval op omdat dat (o gotspe!) een aantasting zou zijn van het verdienmodel van banken, in allerlei variaties herhaald.

Goedkope banken

Dat is gewoon niet waar. Zoals de economen Anat Admati en Martini Hellwig in hun onovertroffen The Bankers’ New Clothes uit 2012 overtuigend hebben zijn buffers geen dood kapitaal dat, letterlijk, als appeltje voor de dorst buiten de kapitaalcirculatie moet worden gehouden, maar niets meer of minder dan een juridische categorie die betrekking heeft op de volgorde en samenstelling van de van een bank. Oftewel, hoe groot is de omvang van het kapitaal (eigen vermogen) dat als eerste opdraait voor mogelijke verliezen.

Bovendien, zo benadrukken Admati en Hellwig, hoe hoger het eigen vermogen (en hoe lager dus de hefboom), hoe veiliger de bank, hoe lager de prijs die de bank moet betalen voor het aantrekken van kapitaal. Met andere woorden, banken met hoge buffers hebben niet minder krediet te verstrekken, zoals VNO/NCW, MKB-Nederland, het ministerie van Financiën, Jan Sijbrand en een groot deel van het financiële journaille lijken te denken, maar juist meer. Veilige banken zijn goedkoper, niet duurder, en kunnen dus genereuzer zijn in plaats van schraalhansiger.

Die brief van VNO/NCW – dat is lobbyen alsof er niets is gebeurd. Alsof de grootste bancaire crisis sinds 1929 een verzinsel is

Natuurlijk zijn er verliezers, namelijk de bankiers zelf en de aandeelhouders van een bank. Hoe hoger de buffer, hoe lager de winst, hoe minder er overblijft voor dividenduitkeringen en aandelenterugkoop en – uiteraard – salarissen en bonussen. Maar dat mag, gezien de schier oneindige kralenketting van affaires en andere ellende die de bancaire sector voor, tijdens en na de crisis heeft weten te rijgen, geen reden zijn voor terughoudendheid.

Die brief van VNO/NCW – dat is lobbyen alsof er niets is gebeurd. Alsof de grootste bancaire crisis sinds 1929 een verzinsel is. Van de weeromstuit vraag je je af waarom VNO/NCW zich zo opzichtig voor het karretje van de bancaire sector heeft laten spannen. Zou het komen doordat met de LIBOR-affaire en het vertrek van Sipko Schat ook de laatste Nederlandse grootbank ieder recht van openbaar spreken heeft verloren? Zou zomaar kunnen.