Kroniek van een aangekondigde hongersnood
Een hongersnood komt niet uit de lucht vallen, maar kondigt zich maanden van tevoren aan. Wat doen de hulporganisaties in Malawi, waar één op de vijf inwoners nu honger lijdt, met die informatie? Bar weinig, blijkt uit mijn zoektocht.
Over hongersnood bestaan veel misverstanden. Dat hij plotseling toeslaat. Dat hij ontstaat door gebrek aan voedsel. Dat hij alleen de lichamen ondermijnt.
Allemaal kul.
Een hongersnood dient zich maanden van tevoren aan. En dan heb ik het over de doorsnee hongersnood die ontstaat door natuurlijke factoren, zoals overstromingen, droogte en plagen. Niet over de hongersnood als gevolg van oorlog, die vormt de uitzondering.
In Dickisoni in het Afrikaanse land Malawi wisten ze in maart al dat ze aan het eind van het jaar honger zouden lijden. Ze hoefden maar naar de zielige maïsstengels op hun akkers te kijken: kort en onvolgroeid. De meeste vormden niet eens kolven.
Dat kwam door de tegenvallende regenval. Het regenseizoen begon pas eind december, weken later dan normaal. Begin februari bleef het opeens weken droog. Toen de regen zich herpakte, was het al te laat. Een belabberde oogst, meer zat er niet in.
Houdt het wonder van Dickisoni aan?
Dickisoni is een dorp van ruim driehonderd inwoners op tachtig kilometer afstand van de Malawische hoofdstad Lilongwe. Ik raakte er in 2002, tijdens een hongersnood, bij toeval verzeild. Ik ken het dorp inmiddels als mijn broekzak. Ik kom er sinds 2005 bijna jaarlijks. Ik heb de bewoners zich in die tien jaar aan de eigen haren uit het moeras van de diepste armoede zien trekken. In die tien jaar stierf in het dorp niemand van de honger. Dat wordt door iedereen in Dickisoni als niet minder dan een wonder beschouwd.
Maar of het wonder aanhoudt? Vooral de bejaarde bewoners waren er niet gerust op toen ik afgelopen april met fotograaf Jan Banning in het dorp verbleef. Twaalf van de 56 huishoudens oogstten helemaal geen maïs. De meeste bleven steken op minder dan 600 kilo, nog niet eens de helft van wat een gemiddeld huishouden jaarlijks nodig heeft. Malawiërs zijn voor 70 procent van hun voedselconsumptie afhankelijk van maïs.
Om iedereen te voeden kwam Malawi 223.723 ton maïs tekort
Het Famine Early Warning Systems Network (FEWS NET) waarschuwde in maart al voor de slechtste oogst in tien jaar. Niet alleen in Dickisoni, ook in de rest van het land. Overvloedige regenval zorgde voor overstromingen in het zuiden, in de rest van Malawi viel juist te weinig regen.
Een uitgebreid veldonderzoek van het Malawi Vulnerability Assessment Committee (MVAC) bevestigde in juli de waarschuwing van FEWS NET. De maïsoogst was bijna 30 procent lager dan het jaar daarvoor. Om iedereen te voeden kwam het land 223.723 ton maïs tekort.
Terwijl het met de voedselproductie in Malawi juist zo goed ging door de jaarlijkse verstrekking van goedkoop kunstmest en pootgoed aan kleine boeren. Sinds de overheid daarmee in 2006 begon, produceerde Malawi elk jaar meer dan de drie miljoen ton maïs die jaarlijks nodig zijn om de hele bevolking te voeden.
Afgelopen jaar dus niet. Bijna één op de vijf Malawiërs heeft voedselhulp nodig tussen oktober 2015 en april 2016, zo bleek uit het veldonderzoek van MVAC. In totaal gaat het om zeker 2,8 miljoen mensen in 25 van de 28 districten.
Maatregelen dus!
‘Voedselcrisis,’ kopte het Malawische dagblad The Nation op 18 juli. En: ‘Vertwijfeling nu honger 2,8 miljoen treft.’
De toon van het artikel was minder alarmerend dan de kop. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties is ‘goed voorbereid om kwetsbare mensen te helpen die door honger worden bedreigd,’ verklaarde woordvoerster Sarah Rawson in het stuk.
Ze plaatste wel een kanttekening: ‘Tijdige bijdragen van donors zijn van doorslaggevend belang voor effectieve planning en hulpverlening, inclusief het vroegtijdig opslaan van voedselvoorraden voordat het regenseizoen begint zodat de getroffen bevolking ook daadwerkelijk kan worden bereikt.’ Het ministerie van Landbouw bezwoer in datzelfde artikel: ‘De regering staat er borg voor dat geen Malawiër door de honger overlijdt.’
Eind september kondigde president Peter Mutharika in een speciale toespraak tot de natie een plan van aanpak aan om een hongersnood te vermijden. Begin oktober meldde het dagblad Nyasa Times dat het Wereldvoedselprogramma in het zuiden van Malawi met voedseldistributie was begonnen.
Maar wordt er wel geholpen?
Voedselcrisis onderkend.
Voedselcrisis bezworen.
Een geheide hongersnood voorkomen, zoals dat technisch, organisatorisch en financieel in onze moderne tijd toch maar mooi mogelijk is.
Alles onder controle. Zo leek het.
Toch ontving ik in de weken daarna steeds meer berichten uit Malawi die me verontrustten. Om te beginnen van pater Willem Kerkhof uit Namitete die me in 2002 voor het eerst naar Dickisoni bracht. ‘Van de 250 kinderen die zich zouden voorbereiden op het doopsel,’ schreef hij in een mail, ‘kwamen er maar 145 opdagen. De rest had geen eten om mee te brengen en bleef thuis.’
Van de 250 kinderen kwamen er maar 145 opdagen. De rest had geen eten
‘Élke dag zitten er meer mensen op de stoep,’ liet een andere geestelijke uit de buurt van Blantyre weten. ‘Sommigen komen van ver. Ze zeggen: ‘Njala, bambo.’ Honger, vader.’
Hoe representatief waren die verzuchtingen? Hoe wijdverbreid was de nood? Misschien stonden de hulporganisaties al in de startblokken om voedsel uit te delen?
De kranten in Malawi schreven de afgelopen maanden met geen woord over dreigende honger. Hoe kon ik in hemelsnaam een betrouwbaar beeld krijgen van de voedselsituatie in Malawi op 8.000 kilometer afstand?
Op onderzoek uit
Ik koos ervoor om 23 mensen te benaderen uit allerlei delen van Malawi. Onderwijzers, dokters, verpleegkundigen, dorpshoofden, hulpverleners.
Een greep uit hun reacties:
- ‘Zeker vijftien mannen in mijn dorp hebben hun akkers niet klaargemaakt om te planten. Ze schuimen de omgeving af op zoek naar voedsel.’ (Een dorpshoofd)
- ‘Steeds meer kinderen komen al niet meer naar school toe. Ze voelen zich te zwak.’ (Een onderwijzer)
- ‘Zoveel ouders die hun ondervoede kinderen naar het ziekenhuis brengen, zo vroeg in het seizoen, dat heb ik niet eerder meegemaakt.’ (Een arts)
‘De voedselsituatie in Malawi is op het moment niet onder controle,’ liet Rowlands Kaotcha, directeur van The Hunger Project in Malawi, mij twee weken geleden weten. ‘Het wordt alleen maar erger als regering en hulporganisaties hun inspanningen niet snel drastisch verhogen.’
Over een paar zaken waren al mijn zegslieden het eens. Mensen op het platteland hebben geen idee waar ze aan toe zijn. Komt er voedselhulp? Wanneer? Hoeveel? En wie komt er in aanmerking?
Natuurlijk benaderde ik ook de verantwoordelijke instanties: het ministerie voor Crisismanagement en het Wereldvoedselprogramma. Die twee verzorgen gezamenlijk de organisatie van de voedselhulp. De praktische uitvoering laten ze over aan een stuk of twintig partners, waaronder bekende internationale organisaties als Save the Children, Concern Universal, Plan International en Care International.
Maar mijn mails bleven weken onbeantwoord. En telefoontjes strandden standaard op een telefonist die me verbond met steeds weer een ander antwoordapparaat. Uiteindelijk kon ik mijn vragen schriftelijk voorleggen aan het Wereldvoedselprogramma in Malawi. Tien dagen en ettelijke aansporingen later kreeg ik antwoord.
Daaruit bleek het volgende. Een deel van de hulp wordt in de vorm van geld gegeven, zodat mensen zelf voedsel kunnen kopen, schreef woordvoerster Sarah Rawson. In gebieden waar de commerciële markt niet goed functioneert, wordt de hulp in natura verstrekt. De hulpverlening is de afgelopen maanden geleidelijk op gang gekomen, meldde Rawson. Tussen eind december en begin april zou ze haar piek bereiken als ruim 2,8 miljoen Malawiërs waren aangewezen op extra voedsel. Het WFP ontfermde zih over 2,4 miljoen mensen.
Ook gaf het WFP wat minder geruststellende informatie. Voor de hulpverlening in de vorm van contanten is het geld begin januari al op. Voor de voedselhulp in natura reiken de middelen nog tot midden februari. Om één op de vijf Malawiërs tot de volgende oogst te helpen overleven, komt het WFP op een begroting van 118 miljoen dollar nog 45 miljoen dollar tekort.
Het Famine Early Warnings Systems Network meldt dat de hulpverlening in Malawi sinds begin oktober langzamer en op kleinere schaal op gang kwam dan gepland: in maar zes van de 25 getroffen districten. ‘Uitbreiding naar de overige districten wordt de komende maanden naar verwachting vertraagd door onvoldoende financiering.’ Daar komt bij, waarschuwt het netwerk, dat er ook te weinig geld is voor het tijdig beschikbaar stellen van gesubsideerde kunstmest en pootgoed waarmee Malawi de afgelopen tien jaar de voedselproductie juist op peil hield.
Tot overmaat van ramp bereikt het weerfenomeen El Niño eind dit jaar een hoogtepunt, signaleert het netwerk. Opwarming van oceaanwater langs de evenaar heeft ingrijpende gevolgen voor het weer in grote delen van de wereld. El Niño leidt in zuidelijk Afrika waarschijnlijk tot droge periodes tijdens het regenseizoen, ook in Malawi. Het gevaar van een tweede achtereenvolgende misoogst is groot.
Wat zijn hiervan de gevolgen?
Keuterboeren in Malawi zijn gewend elk jaar opnieuw een tijdje honger te lijden. Dat noemen ze ‘de magere maanden’ of ‘het hongerseizoen.’ De voorraad maïs van de vorige oogst loopt nu op zijn einde. De volgende oogst dient zich pas aan in april. Dus beknibbelen ze op voedsel. Ze slaan maaltijden over. De wangen van de mannen vallen in. De vrouwen trekken hun lendendoeken wat strakker aan. Dat vinden ze heel normaal in het regenseizoen dat net begonnen is.
Hongersnood kost niet alleen levens. Hij vergroot ook de armoede die de hongersnood heeft gebaard
Abnormaal is het als ze al te zeer verzwakken, als ze het onkruid op de akker niet meer kunnen wieden, als ze geen brandhout meer kunnen verzamelen, als ze ziek worden omdat gebrek aan voedsel hun fysieke weerstand breekt. Dan vallen er doden. Dat gevaar dreigt nu.
En hongersnood kost niet alleen levens. Hij vergroot ook de armoede die de hongersnood heeft gebaard. Er is genoeg maïsmeel in Malawi om iedereen te voeden. De magazijnen van groothandels in de steden puilen uit. Maar de meeste mensen op het platteland kunnen zich die maïs niet permitteren. De kiloprijs ligt twee keer zo hoog als vorig jaar. Dat is de reden dat meer dan twee miljoen Malawiërs deze maand al niet genoeg te eten hebben.
En nu? Kiezen voor de druppel
Hongersnood in een geglobaliseerde wereld is nooit een kwestie van gebrek aan voedsel. Wel van gebrek aan koopkracht. Honger is armoede in zijn meest extreme vorm.
Honger vergroot ook die armoede. Alles wat een huishouden heeft opgebouwd in jaren van voorspoed, gaat verloren in een jaar van honger. Eerst worden de kippen verkocht, tegen een beschamend lage prijs. Dan volgen de geiten, de fiets, het golfplaten dak. De familie is weer terug bij af.
Deze week ontving ik een bericht van pater Willem Kerkhof. De registratie van hulpbehoevenden in zijn district is eindelijk op gang gekomen. Maar hele dorpen worden overgeslagen. En zelfs in een groot dorp als Chinyata komen maar vier huishoudens in aanmerking voor voedselhulp. ‘Dat hele hulpprogramma,’ schrijft hij, ‘heeft dus weinig om het lijf.’
Ik heb gegronde redenen om de sussende verklaring van het Wereldvoedselprogramma over de voedselsituatie in Malawi in de wind te slaan. Ik herinner me al te goed mijn bezoek aan het kantoor van het WFP in de hoofdstad Lilongwe tijdens de hongersnood van 2002. Er stierven destijds naar schatting enkele duizenden mensen. Ik kwam net terug van een bezoek aan het dorp Mapiraomwe waar de bewoners een massagraf voor de slachtoffers van de hongersnood hadden gedolven. ‘Dat dorp is geholpen,’ zeiden ze op het kantoor in de hoofdstad. ‘Dat dorp heeft genoeg voedselhulp gehad.’
De Vrienden van Dickisoni, van wie ik er één ben, zijn een steunactie begonnen voor Dickisoni. Van de eerste opbrengst kocht pater Willem Kerkhof pootgoed voor het dorp. Ik weet ook wel dat het een druppel op de gloeiende plaat is. Ik weet ook wel dat er in Malawi nog duizenden Dickisoni’s bestaan. Ik kan ook niets doen. Ik kies voor de druppel op de gloeiende plaat.