Hoe vertel je verhalen uit een land dat dit het liefst wil voorkomen?
Vorige week schreef ik over de verschrikkingen die de Rohingya uit Birma moeten doorstaan. Veel lezers hadden nog nooit over hun problemen gehoord. Dat komt onder andere doordat de autoriteiten niet willen dat journalisten dit verhaal opschrijven. Daarom vandaag: hoe maak je zo’n verhaal?
Een lezer vroeg me laatst hoe het kan dat ik als journalist gewoon mijn werk kan doen in het westen van Birma. Ze was er zelf net op vakantie geweest en had het gevoel telkens in de gaten te worden gehouden.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik ook nooit zeker weet of het zal lukken om een verhaal te maken. Maar deze keer hadden we twee redenen om toch naar het land af te reizen:
- We hoopten dat de autoriteiten in de aanloop naar de verkiezingen van 8 november geen journalisten zouden oppakken (dat zou immers slechte publiciteit betekenen voor het regime).
- We hadden iemand gevonden die zei dat hij voor 80 dollar een document kon regelen waarmee we zowel het getto Aung Mingalar in Sittwe als de nabijgelegen opvangkampen konden bezoeken.
Hoe het precies zat met dat document wisten we niet, maar we besloten de gok te wagen.
Twee ondertekende brieven
Yangon. Drie weken later, 6 uur ’s ochtends. Als het lukt om het verhaal te schrijven, hebben we inkomsten, zo niet dan verliezen we geld. Uitgaand van het ergste besluiten we niet met het vliegtuig (1,5 uur, 120 dollar), maar met de bus (35 uur, 15 dollar) van Yangon naar Sittwe te reizen. De luidsprekers staan vol aan en we zijn allebei te groot voor de stoelen.
Drie dagen later ontwaken we uit een bijna comateuze slaap en bellen we ons contact. We ontmoeten hem bij een druk kruispunt midden in de stad, waar hij ons twee ondertekende brieven geeft. De brieven zijn opgesteld in het Birmees, maar hij zegt dat er staat dat we voor een (niet-bestaande) ngo werken waarvoor we het getto Aung Mingalar en het opvangkamp Darpaing moeten bezoeken.
We hebben geen idee door wie en waarom dit is ondertekend, maar het is precies wat we nodig hebben.
Het voelt alsof we een volgend level in een computerspel betreden. Nu begint het echte werk: informatie verzamelen
Het is dan 26 oktober. Drie maanden geleden ontstond het plan om dit verhaal te maken, we zijn nu een maand op reis. Veel meer dan gesprekken met gevluchte Rohingya in Maleisië hebben we niet, maar als het ons lukt om de komende vier dagen ons werk te doen, is het dit allemaal waard.
De volgende ochtend pakken we een motortaxi naar Darpaing. Na een kleine tien kilometer komen we aan bij een checkpoint bewaakt door twee soldaten. Ik stap uit, geef ze een van de tien kopietjes van de brief, en mag verder. Het voelt alsof we een volgend level in een computerspel betreden. Nu begint het echte werk: informatie verzamelen.
Wat is er precies aan de hand?
We komen aan in een dorp waar voornamelijk moslims wonen. Daar ontmoeten we het contact dat ons vandaag zal helpen. Hij spreekt net voldoende Engels om als vertaler te werken. De motortaxi keert om. Een paar honderd meter verderop mogen alleen Rohingya komen.
Eenmaal in het kamp weten we dat we heel weinig tijd en speelruimte hebben om informatie te vergaren. Je weet immers nooit hoelang je kunt blijven. Daarom moet je snel tot de kern komen.
Dat gaat vrij chaotisch. Je scant de groep wanhopige mensen en probeert de situatie zo snel mogelijk te doorgronden. Tegelijkertijd probeer je een lijn te ontwaren in de chaos, of opvallende punten te vinden waar je het verhaal aan kunt ophangen.
In een theehuis vraag ik ons contact, die vandaag als fixer zal werken, het hemd van zijn lijf om de situatie zo snel mogelijk helder te hebben (dat duurt anderhalf uur). Daarna volgen de persoonlijke verhalen van Rohingya en gaan we op zoek naar scènes om het verhaal een gezicht te geven.
We besluiten het strand te bezoeken vanwaaruit Rohingya vluchten naar Thailand, Maleisië en Indonesië. Daarnaast willen we mensenrechtenactivist en voormalig advocaat U Kyaw Hla Aung spreken, die veel weet over de complexe politieke situatie (dit werd ons aangeraden door Nourdeen Wildeman, die ons hielp bij deze reis), en iemand die familie had in Maleisië. Zo zouden we de koppeling tussen hier en de andere kant van de zee beter kunnen maken, en zou het verhaal meer een geheel vormen.
De interviews verlopen moeizaam. Mensen drommen om ons samen en roepen van alles door elkaar heen. Soms wordt een lang relaas vertaald met een kort ‘het is heel erg’. We drukken onze fixer op het hart alles zo letterlijk mogelijk te vertalen en niet te wachten totdat iedereen is uitgepraat.
Wanneer we ’s avonds uitgeput naar huis rijden, zijn we heel veel wijzer geworden, maar helemaal tevreden zijn we niet
We horen die dag over moorden in ziekenhuizen, afgelegen velden, steden en op zee. Mensen vertellen dat soldaten telefoons en keukengerei innemen om Rohingya te ontwapenen. Het is moeilijk te checken, maar de verhalen leven enorm. Ik schrijf het allemaal op. Misschien is er een manier om dit soort geruchten later op te nemen in het verhaal (dat is gelukt).
Wanneer we ’s avonds uitgeput naar huis rijden, zijn we heel veel wijzer geworden, maar helemaal tevreden zijn we niet: Darpaing wijkt niet erg af van andere vluchtelingenkampen op de wereld. En de verhalen zijn moeilijk te controleren.
Hoe komen we bij unieke scènes waarmee we ons verhaal verteld krijgen?
En klopt het wat ze zeggen?
Aung Mingalar blijkt deze scènes te kunnen bieden. Aung Mingalar is een hedendaags getto op nog geen halve kilometer van het toeristische centrum. Ook bijzonder: hier komen zelden journalisten, terwijl over Darpaing wel is bericht.
De volgende dag lopen we in vijf minuten vanaf ons hotel naar een met agenten omgeven hek midden op straat. We overhandigen hun de brief en blijven zo ontspannen mogelijk wachten. Verbaasd begint de commandant te lezen.
Een ondergeschikte biedt ons thee aan. We glimlachen en doen ons zo onschuldig mogelijk, maar tegelijk vastberaden voor: onze houding moet uitstralen dat we geen zin hebben om tijd te verliezen omdat een agent de regels van zijn eigen land niet snapt.
We mogen doorlopen. Wanneer we het met prikkeldraad omgeven hek op straat passeren komen tientallen kinderen ons tegemoet gerend. Terwijl ik in een theehuis met ons contact zo snel mogelijk de situatie helder probeer te krijgen (dat duurt 1 uur en 25 minuten), maakt Andreas foto’s.
Halverwege het gesprek wordt ons contact gebeld. Een monnik uit een nabijgelegen klooster heeft Andreas aan het werk gezien en heeft de politie gebeld
Maar halverwege het gesprek wordt ons contact gebeld. Een monnik uit een nabijgelegen klooster heeft Andreas aan het werk gezien en heeft de politie gebeld. Hij is inmiddels staande gehouden, ze willen zijn camera afpakken. Niet veel later komt hij aangelopen. Hij heeft zich losgerukt en is de wijk dieper ingelopen. De agenten bleken hem niet te volgen. Binnen de hekken van het getto zijn we veilig, maar hoelang nog?
Opnieuw moeten we heel snel uit zien te zoeken wat de situatie is. En opnieuw is dat chaotisch.
Over Aung Mingalar is online en in boeken weinig recente informatie te vinden. Daardoor moet veel ter plaatse worden gecheckt. Niets is zo erg als een hiaat in je verhaal, of een vraag die je niet kunt beantwoorden. Want waar komt het eten op de markt vandaan als de wijk is afgesloten? Mogen de mensen echt niet weg? Kortom: klopt het wel wat ze zeggen?
Maar er is (veel) meer waar we op moeten letten. Sommige mensen durven niet met ons te praten, anderen willen juist wel openlijk spreken. Waarom is dat? Misschien is het veiliger om de interviews buiten het zicht van anderen af te nemen (dit besluiten we te doen)? Is het wel veilig voor de inwoners als ik hun naam opschrijf, en wat als iemand ziet dat zij met journalisten praten?
Aan de randen van de wijk zien we hoe agenten ons volgen, maar ze doen niets. Ook dat verontrust ons een beetje. Wat zal er gebeuren als we de wijk verlaten?
Wanneer we aan het einde van de middag vertrekken, volgen talloze kinderen ons tot het hek. Verder dan daar komen ze niet, we weten: ze mogen er echt niet uit.
De volgende dag waagt Andreas een nieuwe poging om de wijk te bezoeken, terwijl ik in de stad een boeddhist interview. Hoewel het papier dat hij bij zich heeft nog de hele week geldig is, komt Andreas deze keer de wijk niet in. De agenten zijn zichtbaar geïrriteerd dat ze hem de eerste dag wel binnen hebben gelaten.
Dan gebeurt er nog iets vreemds. U Shwe Hla, het dorpshoofd van de wijk dat op de oproer is afgekomen, zakt plotseling in elkaar. Hij blijkt geen medicijnen voor zijn hartproblemen te hebben en smeekt om hulp. De agenten lachen en dwingen hem terug naar huis te gaan zonder medicijnen. Andreas roept dat ze hem moeten helpen, maar wordt weggestuurd door Rohingya die bang zijn dat de situatie zal escaleren.
Voor ons zijn dit soort gebeurtenissen naast schokkend ook een bevestiging dat de verhalen die de inwoners van deze wijk ons vertelden kloppen. De agenten kijken op hen neer, laten hen aan hun lot over en geven er niets om als ze voor hun ogen in elkaar zakken.
Hoe het kan dat het ons lukte?
Dat weten we nog steeds niet. Misschien waren de autoriteiten bang om zo vlak voor de verkiezingen een journalist op te pakken, misschien was de dienstdoende agent voor Aung Mingalar niet voorbereid op onze komst.
We weten ook nog steeds niet precies wie de brief heeft ondertekend die ons toestemming gaf om de wijk te bezoeken, en waarom dat is gedaan.
Een week later nemen we het vliegtuig (het is gelukt om het verhaal te maken, we hebben weer geld. Een bus is niet nodig). Op het vliegveld kijkt de ambtenaar ons vragend aan. ‘Hoe kan het dat jullie niet zijn geregistreerd?’ vraagt hij. Iedereen die hier aankomt moet zich registreren op het vliegveld, vooral journalisten.
We kijken elkaar vragend aan. Misschien heeft de busreis ons gered, realiseren we ons. Omdat niemand verwacht dat journalisten met zo’n armoedige bus arriveren, zijn we mogelijk door de mazen van de veiligheidsdiensten heen gekropen.
Maar misschien ook niet, we weten het niet.
En dan: de schrijffase
Met een kladblok vol sfeerbeelden, honderden foto’s en uren aan opgenomen interviews komen we een paar weken later aan in Cambodja, waar we de verhalen uitwerken.
Begin november verschijnen onze eerste nieuwsberichten over de Rohingya in Zweedse en Noorse kranten. Afgelopen vrijdag publiceerden we het verhaal op De Correspondent.
Uit de honderden reacties op het verhaal bleek dat veel mensen zijn geschrokken. Velen voelden zich machteloos. Juist bij De Correspondent proberen we die reactie te voorkomen. Want wat hebben we eraan als mensen moedeloos worden?
Veel beter is het om te focussen op oplossingen of op mensen die de situatie beter maken, in plaats van ze weg te zetten als slachtoffers. Zoals ik in deze update heb proberen uit te leggen was dit voor dit verhaal vrijwel onmogelijk. In de korte tijd die we hadden bij de Rohingya moesten we eerst de kern van het verhaal vastleggen. Voor zijwegen was geen tijd. Hiervoor was de werkruimte te beperkt.
Daarom besloten we om een serie van twee verhalen te maken.
In het tweede verhaal - binnenkort op De Correspondent - probeer ik uit te zoeken waarom sommige boeddhisten de Rohingya zo haten en voer ik de mensen op die met een oplossing komen. Ook zal ik in dit vervolgverhaal laten zien dat het geen eenduidig ‘dader’-versus-‘slachtoffer’-verhaal is, maar dat de realiteit veel meer lagen kent.
Ik hoop bovenal dat dit tweede verhaal helpt om positief te blijven. Want hoewel veel lezers bijblijft hoe erg het is voor Rohingya, zijn mij vooral de verhalen bijgebleven van de sterke mensen die ik sprak en hoe zij doorgaan met hun leven. Ook dat moet worden verteld.