Bij deze denktanks bestellen grote bedrijven hun argumenten voor TTIP
Denktanks presenteren zichzelf als onafhankelijke leveranciers van argumenten, feiten en cijfers in het ideologisch zo beladen debat over TTIP, het vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS. Klopt dat? Met het Platform Authentieke Journalistiek onderzocht we waar ze hun geld vandaan halen en of dat hun werk beïnvloedt.
‘We gaan liever dood dan beïnvloeding te accepteren. Wij zijn echt onafhankelijk, vooral van geest.’
Aldus Jacques Pelkmans, onderzoeker van denktank Center for European Policy Studies (CEPS) en gastdocent economie aan het Europacollege te Brugge. In een café tegenover het Europarlement spreken we hem over de rol van denktanks in het debat over TTIP, vlak voor hij doorsnelt naar een bijeenkomst met een eurocommissaris.
Want onafhankelijkheid is wat denktanks willen uitstralen als ze licht werpen op kwesties waarmee beleidmakers en andere belanghebbenden worstelen. Zoals de consequenties, opbrengsten en keerzijden van TTIP. Dat imago van onafhankelijk scherprechter meten ze zichzelf niet zonder succes aan. Want als een baken van vrije denkkracht ziet de buitenwereld ze ook vaak.
Wat doen denktanks?
De beste denktanks proberen, zegt de Belgische liberaal Philippe De Backer in zijn werkkamer in het Europees Parlement, ‘het debat te rationaliseren en de meer emotionele argumenten te ontkrachten op basis van feiten en cijfers. Ze leveren goed en degelijk werk door de voor- en nadelen van TTIP te analyseren.’ De volgens hem betrouwbare cijfers worden vervolgens vaak gebruikt in de politieke debatten in Brussel.
Je moet je best doen om niet over de rapporten te struikelen
Ferdi De Ville, professor aan het Centrum voor EU-Studies van de Universiteit Gent, oordeelt eveneens dat ze een stevige stempel drukken op het Brusselse beleid. ‘In het publieke debat mogen ze het onderspit delven tegenover non-gouvernementele organisaties, ze zijn wel invloedrijk in de besluitvorming en hebben binnen de Europese Commissie en in het Europees Parlement een grote invloed. Hun input is waarmee parlementsleden gevoed worden en wat een belangrijke invloed heeft op hun standpuntvorming. Het zijn ook vaak dezelfde mensen die worden gevraagd over handelsbeleid te schrijven. CEPS domineert echt op dat vlak.’
‘Je moet je best doen om niet over de rapporten te struikelen,’ zegt PvdA-Europarlementariër Agnes Jongerius. ‘In de onderbouwing van hun standpunten verwijzen de Europese Commissie en de werkgeversorganisaties er graag naar.’ Bijzonder geliefd is bijvoorbeeld de voorspelling van het Center for Economic Policy Research (CEPR) dat TTIP elk Europees gezin een klinkende 545 euro extra inkomen oplevert.
Zijn ze wel onafhankelijk?
Denktanks zijn niet alleen op papier, maar ook in zaaltjes zeer actief. Zeven van de toonaangevendste in het TTIP-debat organiseerden in de afgelopen vier jaar bijna honderd evenementen over het vrijhandelsverdag. Vaak met wervende titels als ‘TTIP: Big Opportunities for Small Business’ en ‘Getting Innovative: how TTIP Can Boost Transatlantic Entrepreneurship.’
In het Europees Parlement zijn hun vertegenwoordigers ook graag geziene gasten. Bij bijna elke ontbijtbijeenkomst, lunchsessie of middagworkshop over TTIP spreekt wel iemand van hen. Neem de bijeenkomst die de liberale fractie afgelopen mei organiseerde over de geopolitieke impact van het verdrag. In het panel zaten zowel Hosuk Lee-Makiyama, directeur van het European Centre for International Political Economy (ECIPE), als Daniel Hamilton, die het Center for Transatlantic Relations (CTR) leidt.
Niet alleen politici, ook ambtenaren onderhouden nauwe contacten met denktanks. Van het ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld. Dat benaderde Hamilton van CTR om het netwerk van het ministerie en de ambassade uit te breiden door te profiteren van zijn relaties. En in 2015 ging de eenheid Strategisch Advies van het ministerie bij hem op bezoek. Met de ambassade in Washington deed die eenheid een toertje denktanks om zich te laten informeren over TTIP.
Alle reden dus om deze denktanks tegen het licht te houden. Welke rol als relatiemakelaar vervullen ze precies? Zijn ze wel zo onafhankelijk als ze zich presenteren? Waar halen ze eigenlijk hun geld vandaan? Wie zitten er in hun bestuur? En blijkt uit het werk dat ze afleveren werkelijk een grote onafhankelijkheid van geest en objectiviteit, of draagt het juist het stempel van hun opdrachtgevers en financiers?
Hoe onafhankelijk zijn ze financieel?
Financieel zijn de denktanks bepaald niet onafhankelijk. Naast overheden, en in het bijzonder de Europese Commissie, is het bedrijfsleven een belangrijke financier van de zeven, in het debat over TTIP dominante, denktanks die zijn onderzocht. Hoewel er onderlinge verschillen zijn in de mate waarin bedrijven financieel bijspringen, is er geen enkele denktank die zonder deze inkomsten kan.
In totaal sponsoren meer dan driehonderd bedrijven de activiteiten van de zeven denktanks. Als we deze bedrijfsnamen naast het TTIP-lobbyregister van Corporate Europe Observatory leggen, blijkt dat 115 van deze bedrijven actief gelobbyd hebben bij de Europese Commissie om TTIP voor elkaar te krijgen en het onderhandelingsproces te beïnvloeden door hun wensenlijstje voor het handelsverdrag voor te leggen.
Meer dan driehonderd bedrijven sponsoren de activiteiten van de zeven denktanks
Er zijn enkele uitzonderingen op de regel. De Bertelsmann Foundation wordt bijvoorbeeld volledig gefinancierd vanuit Bertelsmann SE, Europa’s grootste mediaconglomeraat, dat zeer positief tegenover het handelsverdrag staat.
Ook een vreemde eend in de bijt is ECIPE. Naar eigen zeggen komt de ‘base-funding’ van de Brusselse denktank van de The Swedish Free Enterprise Foundation. Deze stichting werd in 2003 in het leven geroepen door de Confederation of Swedish Enterprise, het Zweedse equivalent van het VNO-NCW.
Ook is duidelijk dat ECIPE openstaat voor donaties van organisaties en bedrijven die ‘hun visie voor een wereldeconomie gebaseerd op vrijhandel delen.’ Verdere informatie over wie dat zijn, geven ze niet. Directeur Fredrik Erixon vertelt aan de telefoon trots dat zijn denktank door tientallen multinationals wordt gefinancierd en geeft aan waarom hij geen namen kan laten vallen: ‘We hebben immers nooit toestemming gevraagd of zij daar akkoord mee gaan.’
De financiering vanuit het bedrijfsleven van de andere denktanks vindt voornamelijk plaats door middel van speciale membershipprogramma’s. Bedrijven kunnen voor een flink bedrag lid worden van een denktank en krijgen dan toegang tot de onderzoeken en beleidsadviezen die worden uitgebracht en, zeer belangrijk, de omvangrijke netwerken van denktanks.
Zo kost het 25.000 dollar per jaar om een alliance member te worden van de German Marshall Fund, waarmee je als bedrijf alle evenementen met ‘internationale leiders’ mag bijwonen, waaronder selecte private dinners. Hoe hoger de financiële bijdrage, hoe meer een bedrijf ervoor terugkrijgt. Kies je bijvoorbeeld voor het Marshall membership (à 100.000 dollar per jaar), dan helpt het GMF je met het opzetten van je eigen evenement over een onderwerp naar keuze en worden er op verzoek speciale briefings opgesteld.
Ook het CEPS kent een lidmaatschapsprogramma, waar meer dan 120 bedrijven aan meedoen. De instapprijs is 6.000 euro en kan oplopen tot 18.000 euro, afhankelijk van de omvang van het bedrijf. In ruil hiervoor krijgen de leden alle publicaties, worden ze op de hoogte gehouden van de nieuwe evenementen en krijgen ze uitnodigingen voor corporate breakfast-bijeenkomsten. CEPS’ inner circle-lidmaatschap heeft een prijskaartje van 30.000 euro per jaar. In dit programma kunnen bedrijven, al naar gelang hun behoeften, een CEPS-onderzoeker laten langskomen die het management op de hoogte brengt van de belangrijkste ontwikkelingen.
Waarom financieren bedrijven denktanks?
Die financiering tast de onafhankelijkheid helemaal niet aan, vindt Jacques Pelkmans van CEPS. In de reglementen is immers netjes vastgelegd dat de financiers geen inhoudelijke invloed mogen uitoefenen. ‘Die mensen komen niet bij ons om de elektriciteit aan te doen, maar omdat wij interessante dingen doen die neutraal en kwalitatief goed zijn,’ verklaart Pelkmans. ‘Zij steunen ons omdat we een public good zijn in het hectische Brussel, waar wat afgelobbyd wordt. Bedrijven, maar ook de Europese Commissie en ambassades zijn opgelucht als ze een keer bij CEPS zijn. Want daar speelt dat allemaal niet.’
Het jongste CEPS-rapport over TTIP heet Rule Makers or Rule Takers? De strekking: TTIP is voor de EU en de VS de laatste kans om mondiaal de regels van de wereldhandel te bepalen op een manier die voldoet aan onze normen en waarden. Dit alles voor nieuwe spelers als China het spel bepalen.
In het voorwoord staat de Spaanse energiegigant REPSOL vermeld als medefinancier. ‘We hebben drie kleine sponsortjes,’ relativeert Pelkmans. ‘REPSOL heeft geloof ik acht- of negenduizend euro gegeven.’ En daar hebben ze geen invloed voor gekocht, beweert hij. ‘Ze weten heel goed wat de regels zijn.’
Waarom ze het dan hebben gedaan? ‘REPSOL was zeer geïnteresseerd in ISDS,’ legt hij uit. ‘Ze hebben tien miljard dollar verloren door die aardige mevrouw die Argentinië runde.’ Voor denktank ECIPE is de geschiedenis van de nationalisatie van REPSOL in Argentinië bewijsmateriaal dat bescherming van investeerders via ISDS nodig is.
De interesse van REPSOL zal zich niet hebben beperkt tot ISDS. Het Spaanse bedrijf, dat de laatste jaren veel heeft geïnvesteerd in de Noord-Amerikaanse productie en exportcapaciteit van olie en gas, zal ook met veel belangstelling hebben gekeken naar het hoofdstuk Energising the TTIP. Hierin gaan drie auteurs, onder wie Paolo Natali, op dat moment werkzaam voor het Italiaanse olieconcern ENI, in op de mogelijkheden die het verdrag biedt om de Amerikaanse energiemarkt te openen. Het afsluiten van TTIP zou moeten leiden tot het opheffen van de exportbeperkingen van Amerikaans gas en olie. Met een toename in trans-Atlantische handel als resultaat.
De voordelen zijn duidelijk en het is volgens coauteur Christian Egenhofer daarom vooral de vraag of de politieke wil bestaat om hier de vruchten van te plukken. ‘Als de EU en de VS hun zaken op orde krijgen, zal de zekerheid over gas voor de EU geen probleem meer zijn, geloof me.’ Europa zou profiteren van de zekerheid van gasleveranties uit de VS in vergelijking met die uit Rusland, en de import van Amerikaanse olie kan de noodlijdende Europese raffinaderijen uit de brand helpen.
Milieubezwaren, zoals de bijdrage van het schadelijke broeikasgas methaan, dat vrijkomt bij de productie van schaliegas, en de problemen rondom de winning van schalieolie, komen in Energising the TTIP niet aan bod. Gevraagd naar het waarom, antwoordt een van de auteurs, Gergely Molnar, dat deze zaken ‘te complex’ waren en ‘buiten de reikwijdte van het onderzoek vielen.’
Wel is de tijd genomen om een kritiek te formuleren op de Europese Fuel Quality Directive, dat wordt genoemd als een van de gebieden waarbinnen handelsbarrières moeten worden opgeheven. Met deze richtlijn deed de EU een, uiteindelijk mislukte, poging om niet-conventionele olie (schalie- en teerzand-) zwaarder te belasten vanwege de hoge CO2-uitstoot die hiermee gepaard gaat. De Fuel Quality Directive was ook REPSOL, dat in de zomer van 2014 de eerste lading met 600.000 vaten Canadese teerzandolie naar een van haar Spaanse raffinaderijen verscheepte, lange tijd een doorn in het oog.
Er zijn geen aanwijzingen dat REPSOL directe invloed heeft gehad op het rapport. Maar het is duidelijk dat er in het hoofdstuk over energie dat CEPS maakte weinig tot niets staat dat tegen de belangen van het bedrijf in gaat. Wel de voordelen noemen van het opengaan van de Europese markt voor Amerikaanse olie en gas, maar de nadelen niet bespreken omdat ze te complex zouden zijn, dat wekt niet de indruk van volstrekte neutraliteit.
Tast die financieringswijze de onafhankelijkheid aan?
Dat een bedrijf geld geeft en mee mag praten, betekent allerminst een aantasting van de onafhankelijkheid, blijft Pelkmans beweren. ‘Wij hebben een dijk van een naam. Die is zo weg. Je moet bij ons niet komen werken als je bang bent. Je moet kwalitatief goed zijn en staal in je bloed hebben.’
Ook Europarlementariër Philippe De Backer gelooft niet dat de financiering de onafhankelijkheid in gevaar brengt. ‘Je ziet dat ze soms rapporten publiceren die tegen de belangen van bedrijven ingaan,’ werpt hij tegen. ‘Bij CEPS rekruteren ze topmensen. Die zetten hun reputatie echt niet zomaar op het spel.’
Te makkelijk, vindt Ferdi De Ville. ‘Ik denk niet dat ze op de vingers worden gekeken bij elke studie, maar ik denk dat zij ook wel weten dat ze geen lijn kunnen volgen die ingaat tegen de corporate interest van degenen die hen financieren. Wiens brood men eet…’
Samen brood gegeten wordt er volop. Met mensen uit het bedrijfsleven en met beleidsmakers. Ook voor wie graag vroeg opstaat zijn er genoeg opties. Zo biedt het CEPS bedrijven die lid zijn de ‘unieke mogelijkheid’ om tijdens een corporate breakfast in een informele setting van gedachten te wisselen met hooggeplaatste functionarissen. Twee keer konden CEPS’ corporate members onder toeziend oog van zijn directeur een croissantje eten met ex-handelscommissaris Karel De Gucht, de voorganger van Cecilia Malmström. Aan Amerikaanse zijde nodigt Damon Wilson, de vice-directeur van The Atlantic Council, Michael Froman, de Amerikaanse hoofdonderhandelaar, uit voor een diner ter gelegenheid van de uitreiking van de jaarlijkse Distinguished Leadership Awards van The Atlantic Council.
Uit documenten die we verkregen na een beroep op de Europese Wet openbaarheid van bestuur blijkt dat de contacten tussen The Atlantic Council en het kantoor van Michael Froman nogal intiem zijn. Als The Atlantic Council een rapport heeft gemaakt over de voordelen van TTIP voor het midden- en kleinbedrijf willen ze graag dat Froman bij de presentatie komt. Zijn assistente, aangesproken met het koosnaampje Becca, vraagt of er ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven bij zullen zijn. ‘We nodigen een paar van de kleine bedrijven uit, ja,’ antwoordt Garrett Workman van The Atlantic Council, ‘maar we moeten nog even bedenken hoe we ze betalen. Daar werken we met FedEx aan.’
Workman lijkt zich meer als een TTIP-lobbyist op te stellen dan als een onafhankelijk onderzoeker. Helemaal in dat plaatje past dat hij intussen is overgestapt naar The American Chamber of Commerce, met als taak daar TTIP te promoten.
En hij is niet de enige bij The Atlantic Council die de schijn wekt weinig afstandelijk naar het vrijhandelsverdrag te kijken. Toen minister van Buitenlandse Zaken John Kerry kwam spreken bij The Atlantic Council, zei directeur Frederick Kempe: ‘We zullen alles doen wat in ons vermogen ligt om het [TTIP, TV] voor elkaar te krijgen, want we geloven dat het van historische betekenis is.’
De banden tussen de overheid en denktanks zijn hecht. Niet minder innig zijn de contacten met het bedrijfsleven
Ook het German Marshall Fund (GMF) vlijt zich tegen Froman aan. Na diens benoeming tot hoofdonderhandelaar over TTIP biedt de denktank Froman enthousiast zijn diensten aan. ‘Als dat van nut is,’ schrijft de congressendirecteur aan een medewerker van Froman, ‘ga ik meer dan graag met jou om tafel zitten om te bespreken hoe GMF het nuttigst kan zijn voor Mr Froman.’ De medewerker verwijst naar een brief waarin de baas van de denktank hulp heeft aangeboden bij inspanningen die gericht zijn op de onderhandelingen over TTIP.
Hulp aanbieden en nuttig zijn voor iemand die iets voor elkaar wil krijgen, dat klinkt toch anders dan onbevooroordeeld onderzoek doen, waar immers ook uit kan komen dat de nadelen groter zijn dan de voordelen.
Dat denktanks niet altijd de functie hebben op onafhankelijke manier de voor- en nadelen van TTIP te onderzoeken, wordt ook duidelijk uit een fascinerende documentenreeks van de Nederlandse ambassade te Washington. De ambassade had geld gestoken in een onderzoek van de Bertelsmann Foundation dat als doel had ‘beleidsmakers, onderhandelaars en het publiek een dynamisch instrument aan te reiken dat de waarde van TTIP toont om economische groei en banen te creëren.’
Het uitgangspunt is blijkbaar dat dit zo is, niet de vraag óf het zo is. Maar dan besluit de denktank een draai aan het onderzoek te geven die de ambassade niet bevalt. In een e-mail schrijft het hoofd van de economische afdeling van de ambassade: ‘Hi, wil jij hier eens naar kijken: de vrienden van de Bertelsmann Foundation maken terugtrekkende bewegingen op hun vorige plan over TTIP, maar geld is al gegeven, dus we moeten nu bezien of we dit willen. Ik maak me zorgen: nu willen ze TTIP gaan vergelijken met de impact van binnenlandse issues. Daarmee loop je het risico dat je in het binnenlandse debat wordt getrokken.’
Het plan van Bertelsmann was de economische voordelen van TTIP te vergelijken met die van andere beleidsopties om banen en groei te krijgen, zoals het opheffen van het embargo tegen Cuba. Maar de ambassade heeft blijkbaar liever niet dat er een politiek debat ontstaat over welke opties beter zijn en besluit de financiering in te trekken.
De banden tussen de overheid en denktanks zijn dus hecht. Maar niet minder innig zijn de contacten met het bedrijfsleven. Neem The Atlantic Council. De Raad van Advies bestaat daar bijna geheel uit mensen uit het bedrijfsleven, onder wie de CEO’s van multinationals als Airbus, Lockheed en Coca-Cola. Ook in de Raad van Bestuur bij CEPS vormen de mensen uit het bedrijfsleven, onder meer van bank Credit Agricole en energiemaatschappij Engie, een dominante meerderheid.
Minder groot is de liefde voor de wereld van de niet-gouvernementele organisaties (ngo’s). Op door denktanks georganiseerde bijeenkomsten spreken mensen uit de eigen gelederen, uit de politiek en uit het bedrijfsleven. Vijftien van de honderden sprekers in onze database zijn verbonden aan vakbonden, consumentenorganisaties of ngo’s.
Zijn denktanks dan minder objectief?
Goed. Laat dit nu allemaal waar zijn. Dat denktanks voor hun centen voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van het bedrijfsleven. Dat hun bijeenkomsten een ontmoetingsplaats voor mensen van de overheid en het bedrijfsleven vormen. Dat ze voor bijdragen uit het maatschappelijke middenveld minder aandacht hebben. Betekent dit dat ook de analyses en feiten die zij verschaffen niet onafhankelijk en objectief zijn?
Dat ze zich soms wel erg goed voegen naar de wensen van de besteller van een rapport wordt mooi geïllustreerd door de publicatie van ECIPE: The Health of Nations: A Transatlantic Trade and Investment Agenda For Better HealthCare. Dit rapport is gefinancierd door de Amerikaanse Alliance for Healthcare competitiveness (AHC). Een invloedrijke werkgeversorganisatie van de medische industrie met daarin bedrijven GE, Johnson & Johnson en MedTronic en brancheorganisatie PhRMA. Vier maanden voor de publicatie van het rapport pleitte deze lobbyorganisatie tijdens een TTIP-stakeholderforum van de Europese Commissie voor het opnemen van de medische sector in de onderhandelingen. Het rapport van ECIPE laat zich het beste lezen als een uitwerking van de wensen van de AHC. ECIPE heeft weliswaar 34 pagina’s meer nodig, maar komt tot precies dezelfde aanbevelingen.
De presentatie van dit rapport wordt aangegrepen als een mogelijkheid om de positie van de AHC aan de man te brengen. Edelman, de grootste pr-firma ter wereld, wordt ingehuurd om dit op te zetten. Vier dagen voor de publicatie van het rapport versturen zij een uitnodiging aan handelscommissaris Cecilia Malmström. Of ze aanwezig wil zijn tijdens de presentatie van The Health of Nations in het luxueuze Sofitel Hotel in Brussel. De input van Malmström zou ‘een waardevolle bijdrage zijn in de discussie over de mogelijkheden die het harmoniseren van medische regelgeving tussen de VS en EU biedt voor innovatie en toegang tot zorg.’ In de vrijgegeven mail van Edelman wordt ECIPE beschreven als een ‘onafhankelijke en non-profit’ denktank. Daarnaast zouden ook vertegenwoordigers van Medtronic en UPS, beiden leden van de AHC, met haar in discussie willen treden.
Informatie verschaffen die opdrachtgevers en financiers welgelegen komt? Geen sprake van, zegt Pelkmans. Keer op keer presenteert hij zichzelf en zijn denktank als het summum van onafhankelijkheid en brenger van rust en rede in een door emoties vervuild debat.
‘Het is een gruwelijk schandaal,’ briest hij. ‘Je zit je groen en geel te ergeren aan wat er allemaal voor larie wordt verkocht. De sociale media, ik was er al voor ze af te schaffen, en nu helemaal. Het is buitengewoon schadelijk. Mensen die er geen bal van weten, beweren allemaal dingen over TTIP. Tot [tv-presentator Arjen] Lubach op de Nederlandse televisie aan toe, overigens helemaal fout. Een eindeloze repetitie van onzin blijft rondhangen.’
Pelkmans mag pleiten voor kalmte en verstand in het debat over TTIP, de manier waarop hijzelf de tegenstanders wegzet, is ook niet gespeend van emotie.
Bij de bijeenkomst de volgende dag vraagt de voorzitter van een panel bijvoorbeeld of de Europese Commissie niet ook fouten heeft gemaakt door niet serieus genoeg in te gaan op zorgen over TTIP. Pelkmans wil er niet van weten. ‘Beleidsmakers worden gezien als de vijanden van de burgers,’ beweert hij. ‘De mensen willen niet luisteren.’
Maar wil hij dat zelf wel? Gedurende de bijeenkomst op 10 november blijken er bij sommige aanwezigen reële zorgen te leven. Thea Lee van de Amerikaanse koepel van vakbonden zegt dat we alle rooskleurige voorspellingen over de economische baten met een korreltje zout moeten nemen. ‘In het verleden zijn de modelmatige voorspellingen nooit uitgekomen.’ Bij TTIP is de uitkomst in haar ogen nog ongewisser. Alle kaarten worden immers gezet op het verwijderen van ‘ Non Tariff Barriers .’ ‘Dat is nog nooit gedaan, en we moeten iets verwijderen wat niet is te kwantificeren.’ Ook wijst ze erop dat de VS zes van de acht arbeidsconventies over de fundamentele rechten op de werkvloer niet heeft erkend. ‘Wij willen niet de partner zijn die de Europese standaarden ondergraaft.’
Maar Pelkmans ziet geen reden die zorg serieus te nemen. Hij noemt het ‘complete crap’ dat de regelgeving verzwakt zou worden. En hoe objectief en onafhankelijk hij zich ook voordoet, hij kan nauwelijks verbergen dat hij een warm voorstander van TTIP is.
Dat uit zich ook in de door hem samengestelde, vuistdikke CEPS-studie Rule-Makers or Rule-Takers? De taal daarin is bij vlagen bijna jubelend. De mogelijke opbrengsten voor banen en groei zijn ‘zo hoog’ dat we ze niet kunnen laten liggen.
Maar TTIP is niet alleen in economische zin een zegen. Het vrijhandelsverdrag ‘kan dienen als een symbolische en praktische bevestiging van westerse vernieuwing, sterkte en betrokkenheid, niet alleen bij elkaar, maar ook bij hoge, op regels gebaseerde standaarden en kernprincipes van de internationale orde. Het is een initiatief dat assertief kan zijn zonder agressief te zijn. Het stelt modieuze noties over het ‘verzwakte Westen’ aan de kaak. In deze zin is TTIP voorbestemd om de grote politieke, strategische en economische aandrijver van de trans-Atlantische relaties in dit tijdperk te zijn.’
Naast de inleiding schreef Pelkmans enkele inhoudelijke hoofdstukken. Met opmerkelijke co-auteurs. Het stuk over samenwerking op regelgevingsgebied maakte hij met Peter Chase, van de Amerikaanse Kamer van Koophandel, het verhaal over chemie met Don Elliot, die vroeger bij het Amerikaanse Environmental Protection Agency werkte, maar nu als advocaat bedrijven bijstaat bij milieukwesties. Elliot publiceerde in 2012 een spraakmakend opinieartikel waarin hij beweerde dat de EPA stromen regelgeving afscheidt die de kleinste risico’s najagen. Pelkmans vindt dan weer dat het aan de Europese kant een tandje minder kan. Over het Europese systeem REACH zegt hij in het café: ‘Totale overregulering, totaal doorgeslagen.’
In hun hoofdstuk noemen de auteurs het een ‘heel zwak argument, zelfs geen argument,’ dat TTIP kan leiden tot ‘regulatory chill,’ het achterwege blijven van door de EU gewenste regelgeving. Het is een op wantrouwen gebaseerde overtuiging, vinden ze, die resulteert in een ‘nogal defensieve houding van de Groenen en anderen in het Europarlement.’ Toch is het feitelijk zo dat er al tijdens de onderhandelingen twee voorbeelden aan het licht zijn gekomen waarbij de VS druk heeft uitgeoefend op regelgeving waaraan de EU werkt: het bestempelen van teerzandolie als vuil en het opstellen van criteria voor hormoonverstorende stoffen.
U vraagt, wij draaien?
‘Ik heb respect voor Pelkmans als intellectueel,’ zegt professor Ferdi De Ville. ‘Maar als je sommige van zijn stukken leest, zie je dat hij het bijna op zich heeft genomen om de wenselijkheid van TTIP uit te leggen. In een artikel in Intereconomics ontkrachtte hij onlangs alle kritiek op TTIP zonder de pro-argumenten grondig te toetsen. Dat mag, maar het is wel een eenzijdige benadering, een kijk die hem en CEPS geen windeieren legt bij het binnenhalen van zulke opdrachten.’
De bijdrage van denktanks stuurt politici en beleidsmakers te veel één kant op, vreest De Ville. ‘Er wordt te vaak naar dezelfde denktanks gestapt waardoor je te weinig pluralisme krijgt in de analyses. De ideologische positie van die denktanks komt overeen met die van degenen die ze bestellen. Een neoliberale ideologie die aansluit bij neoklassieke economische modellen met hun aannames. Dat markten perfect werken en een handelsakkoord dus niet tot bijkomende werkloosheid kan leiden bijvoorbeeld.’
De bias van denktanks zit hem vooral in wát ze onderzoeken. De vraag of het verdrag überhaupt goed is voor de economie en de nog belangrijkere vraag wie ervan zal profiteren en waar de pijn zit, zijn van ondergeschikt belang. De zoektocht is vooral naar hoe bepaalde sectoren zullen profiteren. Naar de mogelijkheden die het verdrag biedt voor chemie, energie of farma, om maar een paar sectoren te noemen. Niet naar de milieugevolgen van de stimulans van Amerikaans schaliegas.
Dat verklaart ook de interesse die het bedrijfsleven heeft in denktanks. Ze worden geholpen met wetenschappelijk ogende analyses van de groei die TTIP zal brengen voor hun sectoren. Rapporten bomvol nuttige informatie en statistieken met de schijn van objectiviteit.
De presentaties van deze rapporten zijn daarnaast ideale mogelijkheden voor de betrokken bedrijven om hun mening over TTIP nog eens extra te onderstrepen en de beleidsmakers die er echt toe doen bij een smakelijk hapje te ontmoeten.
Ook in de Brusselse wandelgangen vormen lobbyisten, parlementariërs, ambtenaren van de Commissie en medewerkers van denktanks een intiem ons-kent-onswereldje. Het is niet eenvoudig - om niet te zeggen godsonmogelijk - om in dat wereldje iedereen, ook je opdrachtgevers, te vriend te houden en echt onafhankelijk van geest te blijven.
Dit stuk is gemaakt in nauwe samenwerking tussen De Correspondent en het Platform Authentieke Journalistiek, bestaande uit Bas van Beek, Jilles Mast en Sophia Beunder. Correspondent Dimitri Tokmetzis gaf ondersteuning bij het dataonderzoek.