Hier komt alleen wie moet. Misschien op dat ene meisje na dat zich hier elke ochtend langdurig en uitgebreid opmaakt. Als ze dat thuis doet, moet ze vroeger opstaan. Liever staat ze elke ochtend hier.

Hier is het openbaar van het NS-station in Eindhoven. Een ondergrondse ruimte waar nooit daglicht komt. Wat voor weer het boven is, zie je aan de kleren van de klanten en aan het vuil van hun schoeisel. Je hoort het aan de verzuchtingen die ze ongevraagd spuien. ‘Het is koud, hoor.’ ‘Vies weer buiten.’ ‘Motregen. Morgen gaat het nog sneeuwen ook.’

Hier binnenkomen is een hele kunst. Het volgen van de verlichte, blauw-witte bordjes in huisstijl van de NS gaat nog. In grote letters: ‘WC’. Daarboven in kleine letters: ‘toilet’. Ze wijzen naar Uitgang Noord. Waar het busstation ligt. Waar de campus van de Technische Universiteit begint.

Vlak voor de uitgang wijzen ze eerst naar links, daarna onmiddellijk naar beneden. Hier moet je de trap af, naar een ondergrondse hal met meer dan levensgrote snackreclames. ‘Er gaat niets boven Smullers frites’ en ‘Omdat het een Smullers burger is.’ 

Als je niet te nodig moet, mompel je nog een groet naar beheerder Edwin, of naar een van zijn familieleden die daar achter het raam zit

Voor onwetende bezoekers beginnen hier de problemen. Hoe kom je erin? Als je vaste klant bent, is het simpel. Dan heb je al 50 eurocent opgediept uit je jaszak. Die stop je achteloos in de daarvoor bestemde gleuf van de automaat die je toegang verschaft. De twee doorzichtige deurhelften van de toegangspoort wijken. En doorlopen maar.

Als je niet te nodig moet, mompel je nog een groet naar beheerder Edwin, of naar een van zijn familieleden die daar achter het raam zit. Naar moeder Mia, vader Will of zus Moniek. Misschien heeft hij je al begroet. ‘Goeiemorgen. Lekker warm, hè. Ik zag je aankomen. Ik dacht: Ik stook het lekker heet.’ Misschien heeft Moniek je al herkend. ‘Je bent laat vandaag. Ik dacht: hij zal toch niet ziek zijn?’

Maar wie hier voor het eerst komt, of incidenteel, ziet deze vluchtplaats voor behoeftigen al snel als onneembare veste. ‘Wat is hier de bedoeling?’ Menigeen vraagt zich dat hardop af in de ondergrondse hal.

Foto’s: Maurice van Es
‘Tarief 50 eurocent, u kunt ook betalen met kleingeld’

Dan hebben ze de aanwijzingen over het hoofd gezien. Het blauwe bord van de NS bij de ingang van het toilet: ‘WC, tarief: 0,50 euro, met gepast geld betalen, automaat geeft geen geld terug.’ Of het briefje van de beheerder op de automaat: ‘Tarief 50 eurocent, u kunt ook betalen met kleingeld, automaat wisselt niet.’

‘Moet je daar geld indoen?’ Tegen de beheerder achter het raam. Steeds hetzelfde antwoord: ‘50 eurocent.’

Sommigen vragen niet. Ze lopen in volle vaart tegen de doorzichtige deurhelften op. Anderen klagen. ‘50 eurocent? Dat is duur. Het mag hier wel erg schoon zijn.’

Waar haal je zo snel 50 eurocent vandaan? Dus moet er een tas open, een beurs gezocht, de inhoud opgewipt.

Gooi je een munt in de gleuf, gaat de poort nog niet open. ‘Hij valt erdoor, mevrouw.’ De stem van de beheerder. ‘Watte?’ ‘Hij valt erdoor, mevrouw. Uw munt.’ ‘Kunt u dat zien dan?’ ‘Nee, dat hoor ik. U moet hem een zwiepje geven.’

Talrijk zijn de mensen die geen kleingeld hebben. Ze steken een munt omhoog van 1 of 2 euro. Ze trekken een hulpeloze blik. Ze wapperen met een briefje van 5, 10, 20 euro. ‘Kunt u wisselen?’ De beheerder drukt op een rode knop waarmee het poortje opengaat. Hij wuift ze verder. Hij geeft ze wisselgeld. Pinnen? Pinnen kan boven. Hier pin je niet.

Een meisje in tijgerprintjurk gooit haar armen in de lucht als ze eindelijk binnen is. Alsof ze een prestatie heeft verricht. ‘Yes,’ roept ze.

Foto’s: Maurice van Es

En nog kan het misgaan. Terwijl de aanwijzingen binnen toch duidelijk en voor iedereen zichtbaar zijn. Vrouwen rechts. Zes toiletten. Mannen links. Twee toiletten, drie urinoirs.

Vrouwen slaan nooit linksaf. Mannen gaan massaal naar rechts. De beheerder corrigeert ze. Kort en krachtig. ‘Deze kant op.’ ‘Deze kant op, meneer.’

Mannen reageren alsof ze gestoken zijn. Zo abrupt draaien ze om. Ze mompelen: ‘Goed plan’. Of: ‘Die kant is zeker duurder.’ Ze kijken gegeneerd.

Na het plassen handen wassen. Zo staat het op de mat in het urinoir

Wat gedaan moest worden, is volbracht. Velen maken hun opluchting kenbaar. Door diep te zuchten. Door hardop te verklaren: ‘Dat was lekker.’ Na het plassen handen wassen. Zo staat het op de rode mat in het urinoir.

En dan mag je weer naar buiten. ‘Waar is de uitgang?’ ‘Hoe kom ik hieruit?’ De beheerder wijst geduldig. De ingang is ook de uitgang. ‘Dezelfde weg terug.’

Makkelijk praten. Er staat al iemand bij de ingang. Een hele meute. Er kan kan maar één persoon tegelijk doorheen. Zijn hier geen regels voor?

En die doorzichtige deurhelften, die zijn dicht. Hoe kom je daar heelhuids langs? ‘Een beetje naar voren.’ Dat zegt de beheerder. Edwin, Mia, Will of Moniek. ‘Een beetje naar voren.’ De hele dag. ‘Ze kunnen hier net zo goed een papegaai neerzetten,’ zegt Moniek.

Wie de deurhelften op de terugweg maar dicht genoeg nadert, ziet ze automatisch opzij schuiven. Sommigen schrikken. Ze doen een stap naar achteren. Schuiven die deurhelften niet automatisch weer terug? Twee stappen scheiden hen van de vrijheid. Ze wagen het erop.

Foto’s: Maurice van Es