Waarom alle oudere Irakezen op twee dagen geboren zijn
In mijn nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg raakt de Iraakse civiel ingenieur Semmier Kariem gevangen in de Nederlandse asielprocedure. Vandaag: zijn zesenhalf uur durende verhoor.
‘U zei dat 1 juli niet uw officiële verjaardag is. Heeft u twee verjaardagen?’
‘Ja, ik heb twee geboortedata, de echte die ik niet ken en deze op 1 juli die de regering mij gegeven heeft,’ zei ik.
Een ambtenaar bij de immigratiedienst zou toch moeten weten dat meer dan de helft van de oudere Irakezen als geboortedatum 1 juli heeft, dacht ik. De andere helft heeft 1 januari.
‘Hoe hebt u uw officiële verjaardag gekregen? Bent u onderzocht in een ziekenhuis?’
‘Nee, in ons dorp was geen ziekenhuis.’
‘Ergens anders dan?’
‘Nee,’ zei ik.
‘Hoe hebben ze uw leeftijd dan bepaald?’
‘Op een dag gingen mijn vader en moeder met hun tien kinderen, twee tantes, mijn opa en oma, mijn ooms en neven en nichtjes naar een gebouwtje in het dorp, met één kleine ruimte en een raam.’
‘De gemeente?’
‘Nee, een kamer.’
‘Wat stond er op het gebouw?’
‘Ik weet het niet.’
‘Waarom weet u het niet?’
‘Ik was nog klein en kon niet lezen en schrijven.’
‘Hoe oud was u toen?’
‘Ik weet het niet. In die tijd wist ik niet dat u het mij zou gaan vragen en dat mijn leeftijd ooit zo belangrijk zou zijn,’ zei ik.
‘Ik wil graag dat u mijn vraag serieus neemt,’ zei ze streng. Ik wilde haar vertellen dat ik haar vraag heus serieus genomen had, maar durfde het niet.
‘En nu: hoe oud was u toen u die dag naar dat gebouw ging?’
‘Ik denk vijf jaar,’ zei ik.
‘Ik wil graag een precies antwoord, meneer Kariem.’ Ik dacht dat dit gesprek nooit zou eindigen en dat ik op elk moment van vermoeidheid van mijn stoel kon vallen.
‘Ik weet het zeker, mevrouw, dat ik die dag vijf jaar was.’
‘In welk jaar was dat?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Probeert u het zich te herinneren.’ Waarschijnlijk om mijn hersenen een extra impuls te geven liet ze nog een zwarte koffie brengen, die ik deze keer opdronk in het kantoor. De koffie in mijn lege maag voelde raar en maakte me misselijk.
In haar stem hoorde ik medelijden, wat mij nog behoedzamer voor haar maakte
‘U krijgt paracetamol en een uur pauze,’ zei de vrouw en ze liep met mij de gang in. ‘Inderdaad, het is moeilijk voor een kind om te weten welk jaar het is, maar na de pauze zal alles oké zijn,’ zei ze. Ik vroeg haar waarom de datum zo belangrijk was, waarop ze zei dat mijn verhaal daardoor geloofwaardiger zou zijn. In haar stem hoorde ik medelijden, wat mij nog behoedzamer voor haar maakte. ‘Ik zie u over een uur,’ zei ze en ze liep weg.
Een agent bracht mij terug naar de zaal, waar ik meteen op de grond in een diepe slaap viel, alsof ik niet net twee koppen koffie had gedronken. Het voelde als een minuut later toen ik wakker werd gemaakt door een agent die de naam van mijn opa riep, die mijn achternaam was geworden. De agent overhandigde mij een blouse, nog in plastic verpakking.
‘Trek dit aan en volg mij,’ zei hij.
Twee Afrikanen hielpen mij overeind. Ze hielpen mij de blouse uit de verpakking te halen en aan te trekken en liepen met me mee naar de deur. Ik was een beetje duizelig toen ik weer in het kantoor zat, waar alweer een koffie klaarstond.
De vrouw vroeg mij of ik me het jaartal al kon herinneren. Ik gaf haar een jaartal en zij zette het in de computer. Daarna vroeg ze hoe ik mijn officiële geboortedatum had gekregen. Ze leek nieuwsgierig terwijl ze luisterde naar mijn antwoord. Ik vertelde dat we thuis met tien kinderen waren. Met mijn vader, moeder, twee tantes, opa en oma, ooms, neefjes en nichtjes stonden we in een rij voor het raam van het gebouwtje met één ruimte. De man achter het raam keek naar mijn oudste broer en zei dat hij negen jaar was. Elke jongere broer werd een jaar jonger. Aan het eind had hij een probleem, want de jongste broer zou nog in de buik moeten zitten. Daarna streepte hij door wat hij al opgeschreven had, zei dat de jongste broer één jaar was en gaf elke volgende broer een jaar erbij. We stonden daar op lengte, de kortste voor-, de langste achteraan. Omdat ik langer was dan mijn oudere broer en achter hem stond, werd ik als een jaar ouder geregistreerd. Terwijl hij zeker meer dan anderhalf jaar ouder moest zijn dan ik, was ik nu officieel een jaar ouder dan hij. Dat maakte mij trots. Met de tijd werd wat geschreven stond op onze identiteitskaarten de werkelijkheid. Mijn broer ging zich gedragen alsof ik ouder was. Vooral als we op onze ezels naar de akkers gingen. Dan was ik degene die zei in welke richting we moesten, hoe laat we terug zouden gaan en besloot ik waar we gingen zwemmen of vissen. De hele familie kreeg 1 juli als verjaardag.
‘Dus dit is niet uw echte geboortedatum.’
‘Nee, niet de echte.’
‘Dan kan ik het niet opschrijven.’
‘Wat schrijft u dan op?’
‘0-0. Ik zal alleen het jaartal erbij schrijven.’
‘Maar het jaartal is ook niet echt. Waarom schrijft u dat dan wel op?’
‘Ik heb het nodig in de computer.’
‘Maar, mevrouw, kunt u dan ook 1 juli in de computer zetten? Ík heb het nodig.’
‘Dat is uw probleem, u zei net dat uw verjaardag niet klopt.’
‘Mevrouw, maar ik zei net dat het jaar ook niet klopt. Waarom schrijft u in uw computer op wat u nodig hebt en niet wat ik nodig heb?’ zei ik opeens boos. De boosheid liet mij vergeten dat ik ziek en moe was. Opeens was ik in staat om de computer door het raam te gooien, er zelf achteraan te springen en weg te rennen.
‘Luister, meneer Kariem,’ zei ze met harde stem. ‘Als u wilt dat dit gehoor doorgaat en eindigt, moet u hier niet zoveel discussiëren. U moet weten dat u hier bent om antwoorden te geven, niet om vragen te stellen. Is dat duidelijk?’
Ik keek haar aan en even dacht ik dat ik echt gek geworden was. Hoe kon zij in hemelsnaam mijn boosheid meteen wissen, alsof ik een machine met knopjes was? Ze had mij in een seconde stil. Ik zakte verder weg in mijn stoel en zei dat het duidelijk was. Ik beantwoordde haar vragen, alleen maar om ervoor te zorgen dat het gehoor snel afgelopen zou zijn. Achter haar hing een klok aan de muur. Zo telde ik de uren. Ik kan niet zeggen hoeveel zwarte koffie ik dronk om wakker te blijven, maar ik weet dat ik daar zes uur en een kwartier zat.