Het asielzoekerscentrum was een groot gebouw. Men zei dat het ooit een gevangenis was geweest, daarna een ziekenhuis, en dat het vervolgens jarenlang leegstond tot het werd omgebouwd tot een asielzoekerscentrum.

Men zei ook, maar of dat klopt weet ik niet zeker, dat het een politieschool was geweest. De muren waren dik, de gangen nauw en lang en ze leken op tunnels. Het gebouw had twee ingangen, een deur aan de achterkant die open was tot acht uur ’s avonds en een deur aan de voorkant die vierentwintig uur per dag open was.

In het gebouw werd je verrast door de geur. Een geur die ik nooit had geroken en die ik nooit zal vergeten. En hier gebeurde iets wat je nergens anders ter wereld kan zien, tenminste niet zo duidelijk en zo lang: het wachten. Als je het wachten zou kunnen ruiken, dan was het de geur van wachten die in het asielzoekerscentrum hing. Er woonden zo’n vijfhonderd mensen. De samenstelling veranderde soms maandelijks, soms wekelijks. Mensen kwamen en gingen. Sommigen verdwenen, anderen verschenen. En allemaal wachtten ze.

Als je het wachten zou kunnen ruiken, dan was het de geur van wachten die in het asielzoekerscentrum hing

Als je het gebouw binnenging, kwam je eerst langs de receptie. Er was een balie in het eerste halletje dat je betrad, die dag en nacht werd bemand door twee receptionisten. Door twee grote glazen klapdeuren ging je daarna de eerste gang in. Er was een gang naar rechts met een aantal kantoren. Een ervan was het kantoor van de vreemdelingenpolitie. Dat was het engste kantoor. Er werkten politieagenten die optraden als er problemen waren. Daarna kwam het kantoor van de sociale dienst van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het grootste kantoor. Achter elk bureau daar zat een sociaal medewerker. Op een werkdag waren er minimaal vier aanwezig, vaak vijf. Zij probeerden alles in goede banen te leiden, probeerden alle mensen te helpen voor zover dat ging, bemiddelden bij problemen en organiseerden activiteiten. Om vijf uur sloten de meeste kantoren en na acht uur ’s avonds sloot ook dat van de sociale dienst.

Illustraties: Cliff van Thillo

Als je van de receptie naar links ging, zag je een klein kamertje waarop de letters VVN stonden, Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. Dat kantoortje was op werkdagen open tot twaalf uur ’s middags. Er werkten een betaalde medewerker en een vrijwilliger. In dat kamertje lagen de dossiers van de asielzoekers. Zij bereidden de asielzoekers voor op de verhoren die waren afgenomen en de rechtszaken die daarop volgden. Ze probeerden de juridische kant van de zaak uit te leggen en daar ondersteuning bij te bieden. Daar hadden ze altijd hetzelfde probleem, met de asielzoekers die er kwamen vragen hoelang ze nog moesten wachten. Het antwoord was altijd: ‘Dat weten wij niet. Dat ligt bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.’ Het enige dat ze konden doen was de advocaat bellen en vragen naar nieuws.

Maar daar zat ik dus. Op de bedrand in kamer O139. Ik keek naar de muren, het raam en de bomen achter het raam. Het uitzicht dat ik negen jaar lang zou zien. Dag na dag. Week na week. Maand na maand. Jaar na jaar.

Vanaf het moment dat ik het azc binnenging, zag ik gezichten met een uitdrukking die ik niet eerder had gezien. Niet tijdens de vier oorlogen die ik in mijn leven zag en niet in al die landen waar ik doorheen reisde tijdens mijn vlucht naar Europa. Iets wat niet leek op zwaar verdriet, niet op een dodelijke ziekte of op afschuwelijke angst. Iets wat nergens op lijkt.

Pas na jaren begreep ik wat het was: het wachten. Mensen wachtten daar soms jarenlang. Sommigen tien jaar, of vijf, of acht. In dat azc was het langste wachten van iemand meer dan zestien jaar.

Meer lezen?

Van Irak naar Nederland met een vals paspoort, deze roman neemt je mee In mijn nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg raakt de Iraakse civiel ingenieur Semmier Kariem gevangen in de Nederlandse asielprocedure. In fragment een: zijn aankomst met vals paspoort op Schiphol. Lees het fragment hier terug Waarom alle oudere Irakezen op twee dagen geboren zijn In mijn nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg raakt de Iraakse civiel ingenieur Semmier Kariem gevangen in de Nederlandse asielprocedure. In fragment twee: zijn zesenhalf uur durende verhoor. Lees het fragment hier terug Het tegenwicht voor de IND en het COA? De achtjarige docent Sanne In mijn nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg raakt de Iraakse civiel ingenieur Semmier Kariem gevangen in de Nederlandse asielprocedure. In fragment drie: Nederlandse les van de achtjarige Sanne. Lees het fragment hier terug Rico heeft wel papieren (en leert ons hoe rijk Nederland is) In mijn nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg raakt de Iraakse civiel ingenieur Semmier Kariem gevangen in de Nederlandse asielprocedure. In fragment vier: de hond die wel papieren had. Lees het fragment hier terug Hoe Jelena het asielzoekerscentrum op zijn kop zette In mijn nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg raakt de Iraakse civiel ingenieur Semmier Kariem gevangen in de Nederlandse asielprocedure. In fragment zes: de Russische Jelena, die met haar schoonheid iedereen in verwarring achterliet. Lees hier het fragment terug


Meer lezen? Hoe ik talent voor het leven kreeg verschijnt 14 januari bij Uitgeverij Jurgen Maas. Hier lees je er meer over Waarom De Correspondent voorpubliceert uit de roman Hoe ik talent voor het leven kreeg Zeven fragmenten uit de roman Hoe ik talent voor het leven kreeg verschijnen deze weken op De Correspondent. Waarom? Lees daar hier meer over