Intussen lopen in Duinkerken duizenden schoenen vast in de modder
Vlak bij het Franse Duinkerken verblijven op dit moment meer dan drieduizend vluchtelingen in de modder. Er is gebrek aan alles - tenten, kleding, medicijnen, eten en drinken. Met Stephan Vanfleteren portretteer ik twee bewoners. Wat het meest opvalt? Ze houden ondanks schurft en onderkoeling de moed erin.
‘Stel dat we meedoen aan dit interview, wat zal er dan veranderen? Zullen de kinderen in dit kamp ’s nachts minder huilen van de kou? Zal het hun angst verdrijven? Zullen er minder ratten ritselen over de tentzeilen?’
Zal mijn lijdende moeder die wacht op een veilig onderkomen het respect krijgen dat ze verdient?
Zal het helpen om de kilte uit de harten te verdrijven van mensen die ons vol afkeer, met haat in de ogen bekijken?
Zullen ze ons omarmen en begrip tonen, nadat jullie artikel is verschenen?’
Besh is wit weggetrokken van woede. Kijkt ons aan met vuur in de ogen, zijn vuisten gebald. Hij buldert verder.
Als wij jullie onze gehavende schoenen en voeten tonen, dient het dan niet alleen jullie, dient het ook ons?’
‘De politie- en douanemensen knijpen hun neus dicht als wij langslopen. Zullen ze na dit interview stoppen met ons te treiteren? Zullen onze dromen werkelijkheid worden? Komt Groot-Brittannië dichterbij? Zullen we op termijn meer ontvangen dan de aalmoezen die men ons nu toewerpt? Wij hoeven niet alleen dikke jassen, melk en rijst, wij willen een toekomst. Kun je dat garanderen met jullie pen of fototoestel? Als wij, op jullie vraag, onze gehavende schoenen en voeten tonen, dient het dan niet alleen jullie, dient het ook ons?’
Hij hapt naar adem, Keivan buigt het hoofd. We kijken naar beneden, naar hoe de modder trekt aan twee paar nieuwe rubberlaarzen in die poel voor Besh’ tent. En even beweegt er niets meer rondom ons. Sterft elk geluid weg. Horen we het geraas van de naar schatting drieduizend mensen die in deze drek van Duinkerken leven niet meer.
Mensen in tenten, onder shelters, mensen die tussen houten pallets beschutting zoeken. Weg is het gehoest, het gerochel van een massa zieke mensen. Weg is de ontploffing van alweer een gasvuurtje in een geïmproviseerde buitenkeuken. Weg zijn de kinderen die om speelgoedauto’s bedelen. Weg is de jonge moeder die je aanklampt met: ‘Melk voor mijn baby. Alsjeblieft.’ Even zijn er alleen deze vier beduusde mensen en hun vier paar vuile schoenen waarnaar ze staren. Besh hijgt na. Hij heeft zijn punt gemaakt. En nu?
Wat we wilden doen
Geen beschrijving dekt hoe dit vluchtelingenkamp eruitziet. Mensonterend? Het is zelfs dieronterend
Een kwartier voor de uitbarsting. Na anderhalve dag zoeken en onderhandelen, maakten fotograaf Stephan Vanfleteren en ik de inventaris op: drie ‘getuigen’ gevonden. Een Irakees, Besh, een Iraniër, Keivan en een Syriër, zonder naam. De Syriër zou wegglippen tijdens Besh’ geraas. Zij waren de enige Engels sprekende mannen op deze vuilnisbelt aan de rand van Duinkerken. Geen beschrijving dekt hoe dit vluchtelingenkamp eruitziet. Mensonterend? Het is zelfs dieronterend.
Waarop Besh begon aan zijn met woede en verdriet doordrenkte betoog. We wilden de vluchteling en zijn tocht indringend in beeld brengen. We zouden, symbolisch, zijn gehavende voeten en schoenen bekijken en fotograferen, hem vragen hoeveel kilometer die voeten de voorbije maanden hebben afgelegd, hoeveel schoenen ze hebben versleten.
Waarom Keivan op de vlucht sloeg
Een kwartier na de uitbarsting. We zitten op een paar planken, onder de wapperende tent bij Keivans vuur. Hij zet koffie, roert met een krom lepeltje suiker door de drab, reikt ons elk een bakje zwarte troost aan.
We zwijgen, moeten nog even bijkomen. We hadden na Besh’ uitval, na die ongemakkelijke stilte die volgde, ineens domweg ‘I’m so sorry’ gezegd, waarna iets bijzonders ontstond. Een omarming, Besh in tranen, wij ook. Op drie meter van ons huilde een vrouw van middelbare leeftijd zachtjes mee. Het was Besh’ moeder die, zittend naast een gasvuurtje, omringd door vier andere zonen, had toegekeken. Ze wenkte, omarmde ons en zei iets in het Koerdisch. ‘Kom,’ zei Besh en hij leidde ons naar Keivans tent. ‘Jullie hebben oprecht gevoel getoond, we gaan praten.’
Keivan (24) houdt het vuur aan de gang en verbreekt de stilte. Hij heeft een zachte stem, praat met een bijna upper class Brits accent. Via internet geleerd, zegt hij. Keivan studeerde ooit, maar stopte, werd werkloos en zag voor zichzelf geen toekomst meer. ‘Op een dag daagde het. Ik moest weg. Ik ben een Koerd. Een Koerd in Iran heeft weinig waarde als mens. Dan liever de vrijheid. Alleen, je moet het geld vinden, voor de smokkelaars. Mijn vader had gespaard. Ik zou alleen vertrekken, met een paar jongens die ik onderweg kwijtraakte. Ik raakte veel kwijt onderweg, mijn vertrouwen in de mensen, mijn gezondheid.’
En waarom Besh hierheen vluchtte
Besh (25) is ook een Koerd, maar een uit Irak. Zijn dorp werd bestookt door strijders van Islamitische Staat, zijn huis gebombardeerd. Besh had één jaar Engelse literatuur gestudeerd, maar stopte om voor zijn moeder en broers te zorgen. Hij komt uit een artistiek milieu. Zijn vader was zanger, zijn moeder schrijft gedichten, zijn broers bespelen elk een instrument. Besh sleepte tot vlak voor Griekenland zijn gitaar mee. Tot een Turkse agent het instrument uit zijn armen rukte, in tweeën brak en aan Besh teruggaf met de woorden: ‘Probeer nu maar een liedje te spelen voor de PKK.’
Een nog groter verlies volgde een paar honderd kilometer verderop. In Griekenland werd Besh van zijn moeder gescheiden. Hij trok verder met zijn broers. Moeder ging alleen op pad. Elk contact werd verbroken. Pas vijf dagen geleden vonden ze elkaar tot hun grote geluk in Duinkerken terug. Hun verhaal wordt al dagen in het kamp doorverteld. ‘Mijn moeder is nog aan het bijkomen, vandaar dat ze zo vaak weent, vandaar dat wij zo emotioneel rondlopen.’
Hoe hun tocht verliep
Zowel Keivan als Besh deden er vijftig dagen over om hier te komen. Keivan arriveerde twaalf dagen geleden. Keivan: ‘Ik loop stevig door. Maar toch, als je dag en nacht dezelfde schoenen aanhebt, loop je verwondingen op. Pas in Duitsland ben ik behandeld aan mijn voeten. Een dokter gaf me een voetcrème en vaseline. Op mijn tocht door Turkije, Griekenland, Bulgarije, Servië, Kroatië, Slovenië, Oostenrijk, Duitsland, België en Frankrijk heb ik vier keer van schoenen gewisseld. De schoenen waar ik mee vertrok, liet ik in een vuilnisbak achter in Servië.’
Keivan stroopt zijn klamme jeans op. Twee witte magere benen komen tevoorschijn. We zien rode vlekken, ooit brandplekken. ‘Van dat schuren de hele tijd, schoen over huid. Heel pijnlijk.’
Ook Besh toont zijn wonden, dezelfde brandplekken, en dan een diepere, net onder de knie, van doornstruiken. Hij trok van Irak naar Turkije, via bergpaden. ‘Ik herinner me een vier uur durende tocht die ondraaglijk was. Toen heb ik mijn moeder op de rug genomen. Tot we op een plek de bus naar Ankara konden nemen en van daar naar Istanbul trokken, om er in een park onder de blote hemel te slapen.
Daarna was het: naar Griekenland. Net over de grens, in Orestiada [Griekenland, MT] werden we opgepakt en gescheiden. Ik riep tegen de bewakers: ‘Waarom nemen jullie mijn moeder van ons weg? Er zijn nog twee minderjarigen bij.’ Ze zeiden dat we onze familieband niet konden bewijzen. ‘Neem dan DNA af,’ riep ik en ik ontblootte mijn armen. ‘Hier, neem mijn bloed, haal stukken huid weg, onderzoek dat, het zal meteen duidelijk zijn.’ Helaas. ‘Te duur,’ zeiden ze en ze leidden ons weg. (zucht) Ik vind even geen woorden meer, sorry.’
Je verliest veel onderweg, vooral je waardigheid. Het ergste was het geschreeuw van ‘ga terug naar jullie eigen land.’ Dat bleef maar doorgaan
Keivan neemt het over. ‘Je verliest veel onderweg, vooral je waardigheid. Het ergste was het geschreeuw van ‘ga terug naar jullie eigen land.’ Dat bleef maar doorgaan, tot in Oostenrijk. Toen hoorde ik voor de eerste keer: ‘Welkom.’ Ook in Duitsland: ‘Welkom.’ Je schrikt ervan.’
Besh: ‘In Oostenrijk en in Duitsland veranderde het inderdaad. We hoorden vriendelijke woorden, maar ik bleef er doof voor. Ik was mijn moeder kwijt. Ik wist: mama zal doorgaan, wellicht tot aan de Franse kust. Later bleek dat ze in Griekenland al na een dag vrijkwam, papieren kreeg en richting Macedonië trok. Daar werd ze op een trein gezet en trok ze naar Duitsland. Later reisde ze door tot hier. In Duitsland heb ik kennissen opgebeld: ‘Waar is mijn mama?’ Aan honderden mensen onderweg, op treinen, in tijdelijke rustplekken, in kampen toonde ik haar foto. Eén vrouw beaamde dat mijn moeder naar Frankrijk was getrokken. Dus ik erachteraan, via België, eerst naar Calais. Niets. Misschien Duinkerken, werd er gezegd, daar zitten de laatst aangekomen mensen. We sliepen in Calais één nacht op straat en namen een vroege bus naar Duinkerken. Een uur later stapten we hier het terrein op. Ik voelde dat ze hier was, echt waar. Ik riep haar naam. Roonak, Roonak! En daar zat ze, in dat halfopen keukentje dicht bij het vuur. Ik riep, uitzinnig: ‘Mama, je leeft!’ Ze keek ons aan, zakte ineen. We renden naar haar toe, schudden aan haar, tot ze weer bij bewustzijn was. Ze begon te huilen, tranen met tuiten. Het houdt niet op. Al vijf dagen niet.’
Schoenen die relikwieën werden
Besh en Roonak, zoon en moeder, onderbreken vaak hun verhaal, alleen om naar elkaar te kijken, soms minutenlang in stilte, glimlachend, dan weer in tranen. ‘Neem maar een foto,’ zegt Besh ineens. De lens komt heel dichtbij. De mama huilt weer en spreekt dan een paar woorden. Besh: ‘Ze zegt dat ze haar ogen nog altijd niet kan geloven.’
Keivan scharrelt in zijn tent, komt dan naar buiten met een paar schoenen. Het zijn laarzen met een stoffen bovenkant en rubberen onderkant. Hiermee liep hij het kamp van Duinkerken in. Dit paar wordt bewaard op een veilige plek.
Keivan: ‘We vonden het eerst een vreemde vraag van jullie over die schoenen, maar het klopt wel. Onze schoenen hebben heel wat doorstaan. In de auto’s van smokkelaars gestapt, tot de volgende halte, een volgende smokkelaar, naar een volgende vreselijke plek, waar ik mijn vader belde om nog een som geld te sturen, zodat ik verder kon. Ik wist nooit op voorhand in welk land ik terecht zou komen. Je wordt willoos, je loopt, rijdt mee, wacht, trekt dan weer door een bos, wacht opnieuw. Groot-Brittannië, daar moest ik heen. En nu ik er bijna ben, lijkt dat het moeilijkste.’
Besh doet zijn schoenen uit en zet ze op het zeil. ‘Fotografeer maar.’ Hij wrijft erover. Hij liet ze niet in een vuilnisbak in Servië, Oostenrijk of Duitsland achter. Het werden relikwieën. ‘Ik heb ze niet de hele tijd aangehad, ik wisselde drie keer van schoenen, maar deze Nikes bleven bij mij. Ik droeg ze rond mijn nek. Ik loop er ook nu nog in, ze zitten echt lekker. Ik zal ze meenemen naar Groot-Brittannië en daar een speciale plek geven. Ze hebben mij tot hier gebracht, duizenden kilometers ver. Zij droegen mij en ik droeg hen.’
‘Blijven jullie eten?’
Moeder Roonak vraagt ineens mijn notitieboekje en pen. Tien minuten later prijken vier zinnen op een pagina. Besh vertaalt: ‘I will not be afraid for the cold of the winter, because inside I carry a big fire in my heart. I will not be afraid of tears anymore, because I carry many smiles for my sons.’
Besh: ‘Ze kan jullie niets meegeven, zegt ze, behalve deze woorden. Aanvaard het als een geschenk. Mij valt dat woord carry op: dragen. Het was echt een vreemd gevoel hoor, je moeder op je rug hijsen en dan die tocht voortzetten, door de bergen en over allerlei hobbelige paden. Zij vond het verschrikkelijk, mij tot last zijn. Eén keer zei ze, gedecideerd: ‘Zoon, zet me nu neer.’ Ik zei: ‘Nee, jij droeg mij ooit, nu is het aan mij. God gaf me de kracht om jou op te tillen.’ Eindelijk kon ik iets voor haar terugdoen.’
We nemen afscheid van Roonak, ze wil terug naar Besh’ broers, terug naar het keukentje, het gasvuur. Onder Keivans tent wordt het steeds kouder met het invallende van de avond. Besh zal haar begeleiden door het kamp, voor de veiligheid. We nemen afscheid.
Kijk in mijn ogen, wat zie je? Een mens. God heeft ons gelijk geschapen, waarom behandel jij me zo? Ik heb een geschiedenis, een doel. Ik besta
Besh: ‘Neem ons verhaal maar mee en publiceer het. Misschien heeft het toch zijn nut, wie weet. Onze tocht heeft alvast zin gehad. Als je ergens opnieuw begint, is de weg ernaartoe al nuttig. Ik weet ook dat we ooit rust zullen vinden. Niet in de modder, niet in een kamp zonder privacy, niet rondlopend in al gedragen kleren en met voldoende te eten. Ooit krijg ik weer een eigen plek, kan ik weer slapen zonder zorgen, kook ik wat ik graag eet en kijken mensen weer normaal naar mij. Ooit stopt dat in een rij staan, het toegesnauwd worden als een hond. Eén keer ben ik heel kwaad geworden de voorbije weken, toen een bewaker me heel onbeleefd toeriep: ‘Voortmaken, kom op.’ Ik zei: ‘Kijk in mijn ogen, wat zie je? Een mens. God heeft ons gelijk geschapen, waarom behandel jij me zo? Ik heb een geschiedenis, een doel. Ik besta.’
Besh en Roonak vertrekken. De moeder zegt: ‘Zodra we in Groot-Brittannië zijn, nodigen we jullie uit. Daarom geen tranen bij het afscheid nu, we zien elkaar toch terug.’ Beiden verdwijnen tussen de bomen, door de modderpoel, richting keukenvuur, terwijl Keivan aan zijn maaltijd begint.
‘Een lichte maaltijd,’ zegt hij, niet als grap bedoeld. Hij toont vijf aardappelen. ‘Hoe maak je dat klaar, ik kook nooit.’ We helpen met het schillen, hout sprokkelen, het vuur aanmaken. Keivan schraapt een bord schoon met die enige lepel die hij bezit. Hij neemt het plastic schaaltje dat als dienblad diende voor de koffie, als vuilnisbakje voor de aardappelschillen en nu even als deksel om het vuur aan te wakkeren. Een vuur dat uit tien stukjes kool bestaat en vier halfnatte stokken, een vuur dat walmt en stinkt. Het zal even duren voor de aardappelen gaar zijn, zeggen we. ‘Ik heb alle tijd,’ lacht Keivan. ‘Trouwens, ik nodig jullie uit. Blijven jullie eten?’
Naschrift: Sinds ons bezoek aan het kamp is de situatie verder verslechterd. Aanhoudende regenval heeft het kamp in een nog grotere modderpoel veranderd. Een modderpoel waar het steeds voller wordt. Nu het kamp in Calais wordt opgebroken, trekken steeds meer mensen naar Duinkerken. Keivan probeerde intussen de oversteek naar Groot-Brittannië te maken. Hij werd opgepakt en verbleef vijf dagen in een gevangenis. Toch blijft hij positief: ‘Maak je geen zorgen, ik red me wel.’ Besh is intussen vrijwilliger in het kamp geworden. Tegelijk met de miserie neemt ook de hulp toe en maken vrijwilligers en activisten in het kamp zich op voor enkele weken van actie. Op de vraag wat hier het meeste nodig is antwoordde een Britse hulporganisatie ter plaatse gister: ‘schoenen, schoenen en... schoenen.’