Deze geheime overeenkomst van 100 jaar oud verdeelt het Midden-Oosten nog altijd
Honderd jaar terug werkten twee Europese diplomaten aan een overeenkomst die de grenzen in het Midden-Oosten heeft bepaald. Islamitische Staat heeft verklaard niet te zullen rusten voor deze ‘Europese’ grenzen geschiedenis zijn. Krijgen ze hun zin?
Honderd jaar geleden kwamen de Britse Sir Mark Sykes en de Franse François Georges-Picot in het geheim overeen om het Midden-Oosten te verdelen. Eind negentiende eeuw hadden hun thuislanden zonder al te veel moeite Afrika al opgedeeld in koloniën. Daarbij waren landen als Algerije, Libië, Egypte en Cyprus in Europese handen terechtgekomen.
Op een januaridag in 1916, terwijl de Eerste Wereldoorlog nog liep en het huidige Syrië, Irak, Jordanië en Israël nog stevig in handen waren van de Ottomaanse sultan in Istanbul, hadden de Britten en de Fransen hun begerige oog al op diens bezittingen in het Midden-Oosten laten vallen.
Dat blijkt uit een op 8 mei 1916 door Sykes en Picot ondertekende kaart in het Britse nationaal archief waarop de zogeheten Sykes-Picotovereenkomst is ingetekend. In de woorden van Sykes loopt er een lijn losjes ‘van de o van Akko tot de k van Kirkoek.’ Boven die lijn bevindt zich de Franse zone, die het huidige Syrië, Libanon en het noorden van Irak omvat, onder die lijn de Britse zone, met daarin de rest van het huidige Irak, Jordanië en Israël.
Wat de landen daar te zoeken hadden? De Britten wilden een bredere bufferzone creëren rond het Suezkanaal - de belangrijke zeeroute naar India - en de voor de Britse vloot onmisbare oliereserves in Iran en Irak zeker stellen. De Fransen zagen grondgebied in het Midden-Oosten als compensatie voor de grote verliezen die Frankrijk in de Eerste Wereldoorlog had geleden. En ze wilden simpelweg ook voorkomen dat de Britten te machtig zouden worden in het Midden-Oosten.
Tijdens de naoorlogse vredesonderhandelingen vormde de Sykes-Picotovereenkomst de basis van de verdeling van het verslagen Ottomaanse Rijk in verschillende Britse en Franse mandaatgebieden; een verdeling die op zijn beurt de basis vormt voor de huidige grenzen in het Midden-Oosten.
Honderd jaar later maakt terreurorganisatie Islamitische Staat van dit gegeven dankbaar gebruik voor propagandadoeleinden. Een van de doelstellingen van IS is namelijk het omverwerpen van het door het Westen opgelegde statenstelsel dat voortkomt uit de Sykes-Picotovereenkomst. Voorman Abu Bakr al-Baghdadi verklaarde in juli 2014 dat de opmars van IS niet zal stoppen ‘voordat we de laatste nagel in de doodskist van de Sykes-Picotsamenzwering hebben geslagen.’
Hoe reageerde het Midden-Oosten hierop?
Die afkeer van de Sykes-Picotovereenkomst is bepaald niet nieuw. Generaal Edmund Allenby, de Britse opperbevelhebber in het Midden-Oosten, voorspelde in september 1918 al ‘eindeloze problemen.’
Hij kreeg gelijk: meteen nadat de geheime overeenkomst naar buiten kwam, barstte in het Midden-Oosten het verzet los. Zowel in Syrië als in Irak kwam het tot gewapende opstanden. Verschillende bevolkingsgroepen, zoals de Koerden, eisten autonomie. Sykes en Picot hadden bij het tekenen van hun grenzen dan ook weinig rekening gehouden met de wensen van de lokale bevolking en de religieuze, culturele en etnische diversiteit in de regio.
Sterker nog, de Britten hadden de Arabieren tijdens de Eerste Wereldoorlog al verleid om in opstand te komen tegen de Ottomaanse sultan met de belofte van een ‘Groot-Syrië.’ Daarmee speelden de Britten handig in op de nationalistische sentimenten die onder de Arabische elite leefden. Sentimenten die het gevolg waren van de sterke economische en sociale banden die vanaf het einde van de negentiende eeuw in dat gebied waren ontstaan. De Arabische nationalisten hadden na de oorlog Faisal ibn Hoessein, de leider van de Arabische opstand, uitgeroepen tot koning van het onafhankelijke islamitische Arabisch Koninkrijk Syrië, dat moest reiken van Aleppo in Syrië tot Aden in Jemen.
Dit pan-Arabische rijk was echter geen lang leven beschoren. Na de Eerste Wereldoorlog zei de Britse premier David Lloyd George dat ‘de vriendschap met Frankrijk tien Syriës waard’ was. De Britten besloten hun overeenkomst met de Fransen na te leven. De bezwaren van Faisal werden niet gehoord en een Frans expeditieleger bezette het huidige Syrië en Libanon. Op 24 juli 1920 gaf Faisal zich over. Als troostprijs mocht hij van de Britten een jaar later de troon van het Koninkrijk Irak bestijgen.
In het Midden-Oosten ontstond vervolgens een nieuw statenstelsel. De kern van het oude Ottomaanse Rijk was versnipperd in acht staten: Turkije en de Arabische landen Syrië, Libanon, Palestina, Transjordanië, Irak, Saoedi-Arabië en Jemen. Er bleef na de Eerste Wereldoorlog geen grote islamitische staat meer over.
De wens blijft: één Arabisch rijk
Na de Tweede Wereldoorlog werden de Franse en Britse mandaatgebieden onafhankelijk. Maar dat betekende niet het einde van het pan-Arabische gedachtegoed en de weerzin tegen de Sykes-Picotovereenkomst.
Neem de Arabische Socialistische Ba’ath-partij, die een Arabische ‘herrijzenis’ voorstond. Het eerste artikel van het partijmanifest uit 1947 stelde onomwonden: ‘De Arabieren vormen één natie. Deze natie heeft het natuurlijke recht in één staat te leven. Het Arabische vaderland vormt een ondeelbare politieke en economische eenheid.’
Dit bleef niet zonder gevolgen. In 1958 vormde Syrië onder leiding van de Ba’ath-partij met het Egypte van de succesvolle president Gamel Abdel Nasser een Verenigde Arabische Republiek. Nasser bleek echter niet van zins om de macht te delen met de Ba’ath-partij, waardoor de samenwerking in 1961 weer snel werd verbroken.
Hoewel de partij daarna versplinterde en er diverse staatsgrepen plaatsvonden, bleef het pan-Arabische ideaal op de achtergrond bestaan. Syrië, Egypte en Irak voerden nog lange tijd identieke vlaggen: rood-wit-zwart met drie groene sterren in de witte band. En zo is de Syrische regering jarenlang van mening geweest dat Libanon onderdeel van Syrië is en heeft het het land van 1976 tot 2005 bezet. En beweerde de Iraakse dictator Saddam Hoessein in 1990 dat hij met de annexatie van Koeweit bij Irak invulling gaf aan het pan-Arabische ideaal.
Uiteindelijk bleek de machtsbasis die de natiestaat met zich meebracht voor de afzonderlijke regimes echter belangrijker dan het pan-Arabische ideaal. De enige echte grote gemene deler was de gedeelde afkeer van de staat Israël. Maar dat land bood in de twintigste eeuw constant weerstand tegen gezamenlijke Arabische pogingen om het van de kaart te vegen. Bovendien was er altijd wel een (regionale) grootmacht of internationale coalitie die ingreep als de status quo in het Midden-Oosten in gevaar was.
Hoe nu verder?
Momenteel heeft de huidige Syrische president Bashar al-Assad wel wat anders aan zijn hoofd. Na de Amerikaanse inval in Irak in 2003 is de regio ontploft in sektarisch geweld en staan verschillende bevolkingsgroepen elkaar - binnen de grenzen van Sykes-Picot - naar het leven. IS minacht die grenzen en streeft met barbaars geweld naar de vorming van één islamitische staat in het Midden-Oosten. Het ironische: daarmee bewijzen de IS-strijders slechts lippendienst aan het pan-Arabische gedachtegoed.
De beweging treedt zodoende in de voetsporen van de koloniale Europese mogendheden die de terreurorganisatie zo verfoeit. Abu Bakr al-Baghdadi gaat – net als Sykes en Picot in 1916 – voorbij aan de wensen van de lokale bevolking en de religieuze, culturele en etnische diversiteit in de regio. Hij claimt weliswaar af te zullen rekenen met de Sykes-Picotovereenkomst, maar de homogene soennitische islamitische staat die IS met het vernietigen van cultureel erfgoed en het etnisch zuiveren van bevolkingsgroepen nastreeft, is net zo goed een kunstmatig opgelegde structuur.
Hoewel er zeker nog grensconflicten spelen, is het huidige statenstelsel al bijna vijftig jaar opmerkelijk stabiel
Wat dat betreft zouden de grenzen van Sykes en Picot – die inmiddels honderd jaar op de kaart staan – weleens veel duurzamer kunnen zijn dan gedacht. Het besef van de natiestaat is er bij de bevolking door de jaren heen letterlijk en figuurlijk ingeramd. Terugkijkend op de ‘Arabische Lente’ moet de conclusie zijn dat de opstanden weliswaar als een lopend vuurtje door het Midden-Oosten en Noord-Afrika gingen, maar dat de demonstranten vooral het vertrek van hun ‘eigen’ regime en hervormingen in eigen land eisten. De internationale gemeenschap lijkt ook de voorkeur te geven aan het behoud van de huidige grenzen.
Bovendien heeft niemand echt een goed idee over hoe de grenzen in het Midden-Oosten dan wel zouden moeten lopen. Elke nieuwe grens levert – door de religieuze, culturele en etnische diversiteit in de regio – onherroepelijk nieuwe problemen op. Invulling geven aan alle wensen voor autonomie zou bovendien leiden tot grootschalige versplintering met alle gevolgen van dien.
Daarom kun je het ook omdraaien: hoewel er zeker nog grensconflicten spelen, is het huidige statenstelsel al bijna vijftig jaar opmerkelijk stabiel. De door Sykes en Picot getrokken grenzen zijn misschien wel de enige houvast in de geplaagde regio en ze zullen daarom waarschijnlijk nog lang op de kaart blijven staan.