Mailen met Malawi: over leven tijdens een aangekondigde hongersnood

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Dickisoni, 2015. Foto: Jan Banning

Door het gebrek aan regen en klimaatfenomeen El Niño was al maanden duidelijk dat er een hongersnood aanstaande was in Malawi. De Malawische regering en de Verenigde Naties bezwoeren echter dat het niet zo’n vaart zou lopen. Nu ís die hongersnood er. Hoe vergaat het de mensen?

De BBC en bevestigden gisteren wat ik op 13 december voorspelde: hongersnood in Malawi. Malawische melden de eerste doden. Het persbureau beschrijft de wanhoop op het platteland.

Het artikel dat ik ruim een maand geleden schreef had als titel: ‘Kroniek van een aangekondigde hongersnood.’ De plattelandsbewoners van Malawi (85 procent van de bevolking) wisten namelijk vorige lente al dat ze aan het eind van het jaar niet genoeg te eten zouden hebben. Door te veel regen (het zuiden) en te weinig regen (rest van het land) was de maïsoogst gedeeltelijk mislukt. En op maïs draait hun hele voedselsysteem.

Daar kwam in december bij dat het regenseizoen te laat begon, als gevolg van het klimaatfenomeen Daardoor staat de maïs al sinds begin januari op de akkers te verpieteren.

De signalen van een dreigende hongersnood waren kortom duidelijk en talrijk. De Malawische president verzekerde in een toespraak tot de natie echter dat niemand in Malawi van honger zou sterven. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties bezwoer dat er voedselhulp zou komen voor 2,8 miljoen mensen. Gisteren, 18 januari, luidde het dan toch de noodklok.

Hoe vergaat het de Malawiërs?

Hieronder fragmenten van mails die ik de afgelopen maand kreeg van twee katholieke geestelijken uit Malawi: Henk en Willem. Henk die in het zuiden woont, Willem uit het midden van het land.

14 december

‘Er zit een man met een kip op de stoep. De kip is broodmager. ‘Maar,’ zegt de man, ‘ze kan eieren leggen en kostte maar 4 euro. Bovendien heb ik geen maïs om te eten.’ Ik geef hem 4 euro en zet de kip in een ren. Opgelucht gaat de man naar huis. Hij is blij, zijn kinderen zijn blij en de kip is blij - en dat allemaal voor maar 4 euro.’

‘Een paar dagen later zit er een jongetje van een jaar of tien al uren onder een boom tegenover mijn kamer. Ik ga naar hem toe en zie tot mijn verbazing dat hij een bananenschil zit te eten. ‘Mijn moeder is dood,’ zegt hij. ‘Mijn vader is er niet meer en ik woon bij mijn grootmoeder. Grootmoeder heeft niks en daarom eet ik bananenschil.’ Ik geef hem wat geld. ‘Eten!’ juicht hij. Blij rent hij naar huis.’

Grootmoeder heeft niks en daarom eet ik bananenschil

‘De maïs had eigenlijk al een decimeter boven de grond moeten staan, maar er moet nog geplant worden. Het is te droog. En elke dag zitten er meer moeders met kinderen op de stoep, ‘honger, vader,’ zeggen ze tegen me.’

18 december

‘Om 17 uur ’s middags was het hier nog steeds 35 graden Celsius in de schaduw. Gewoonlijk hebben we acht uur per dag geen elektriciteit, want er stroomt niet genoeg water door de rivier die de turbines moet voeden. Ook staan veel rivieren droog en kunnen de mensen niets verbouwen in hun wintertuinen omdat de waterputten leegstaan. Het land smacht naar regen!’

‘In veel dorpen lijden de mensen nu al honger of hebben ze een minimum aan eten. De vooruitzichten voor het komende regenseizoen zijn erg slecht vanwege El Niño. In het ziekenhuis kom ik dagelijks patiënten en families tegen die de ziekenhuiskosten niet kunnen betalen en niet genoeg te eten hebben.’

‘Wereldorganisaties hebben hulp en steun beloofd, maar tot nu toe is er niet veel van te merken. Bovendien schijnt de hulp wel erg miniem te zijn: hier en daar twee of drie families per dorp.’

30 december

‘Het is dus zowat in het hele land hetzelfde liedje. Als mensen en organisaties nietsdoen, dan zou er helemaal niets gebeuren. Gisteren weer gevraagd of iemand iets gehoord had van voedselhulp, niemand weet er iets van.’

5 januari

‘Hier al meer dan een week geen regen en vandaag geen stroom, mijn batterij is bijna leeg, dus hier blijft het bij. Mensen trekken naar de plantages om te werken voor eten.’

17 januari

‘Vandaag was ik ook weer in een buitenpost. Daar heerst ook hongersnood, maar geen enkele toezegging van voedselhulp.’

Wat nu?

Aan het eind van mijn artikel schreef ik een maand geleden:

‘De Vrienden van Dickisoni, van wie ik er één ben, zijn een begonnen om in elk geval Dickisoni voor de ergste honger te behoeden. Dickisoni is een gehucht van ruim 300 bewoners, waar ik tien jaar geleden leerde wat alledaagse armoede betekent. Van de eerste opbrengst kocht pater Willem Kerkhof pootgoed voor het dorp. Ik weet ook wel dat het een druppel op de gloeiende plaat is. Ik weet ook wel dat er in Malawi nog duizenden Dickisoni’s bestaan. Ik kan ook niets doen. Ik kies voor de druppel op de gloeiende plaat.’

Tot eind vorige week had de hulpactie ruim 8.600 euro opgeleverd. Alle huishoudens in Dickisoni hebben vorige week alvast 10.000 kwacha (20 euro) gekregen, genoeg voor de aankoop van een zak maïs van 50 kilo. Al die andere inwoners snakken nog naar

Eerdere verhalen over Dickisoni: