Nooit eerder hebben we zo weinig met onze handen en zoveel met ons hoofd gewerkt. Soms lijkt het alsof ons lichaam voornamelijk dient als de woning van ons brein.

Maar van een instrument waarvan de aanwezigheid weleens vergeten wordt zolang het goed werkt, heeft het lichaam zich de laatste jaren ontwikkeld tot een steeds zichtbaarder onderwerp. Kwaliteitskranten besteden hele katernen aan de nieuwe voedingswijzer, hun boekenbijlagen staan vol met populairwetenschappelijke titels over de gedragsbepalende rol van brein of darmen en op straat struikel je over de superfoods, yogascholen en vitaminewinkels, terwijl je links en rechts wordt ingehaald door mensen die middels de iPhone om de bovenarm hun zwoegende lijven monitoren.

Foto: Juuke Schoorl

Toch heb ik het gevoel dat al die dingen niet per se betekenen dat we steeds beter omgaan met ons lichaam. Ik denk zelfs dat we er steeds meer van vervreemden.

Dat ik over deze vervreemding wil schrijven, komt door die ik op mijn 24ste kreeg. Mijn lichaam, dat jarenlang zonder morren mijn brein had rondgedragen en gehoorzaamd, Deze sabotage noopte me tot een tumultueuze herontdekking van mijn lichaam, waarvan ik hier in drie delen de kroniek presenteer.

De leidende vragen: Het lichaam als hoofdpijndossier, kan dat ook anders? Is er iets in onze collectieve houding ten opzichte van het lichaam dat het opbranden van onze geest in de hand werkt? En wat betekent de ‘comeback’ van het lichaam eigenlijk?

Wat is een burn-out?

Eerst wat opvallende cijfers. ‘Een op de zeven werknemers heeft burn-outklachten,’ het Centraal Bureau voor de Statistiek afgelopen november. Dat komt neer op 1 miljoen Daarbij valt op dat vrouwen vaker en vroeger met burn-outklachten kampen dan

Toen ik me verder verdiepte in de burn-out, vielen me nog twee dingen op: ten eerste dat het een collectieve trend is die meestal wordt bestreden met individuele oplossingen (een sabbatical, nieuwe hobby’s en lavendelolie). Ten tweede dat het gezien wordt als een mentaal probleem: het is de overspannen geest die het lichaam hartkloppingen en vreemde pijnen bezorgt.

Toen ik in een stoel bij het raam zat, bedacht ik dat mijn lichaam misschien méér was dan een scorebord

De stress die tot een burn-out leidt, kan allerlei oorzaken hebben: werkdruk, relatieperikelen, geldzorgen en meer. Wat ik mis in de gangbare opsomming van oorzaken is de rol van het lichaam. De fysieke gevolgen van een burn-out lijken in de diagnostiek en algemene beeldvorming minder belangrijk, en over fysieke oorzaken wordt al helemaal niet gesproken.

Toch is dat wat ik mis in de opsomming: het lichaam. Tijdens de maanden dat ik in een stoel bij het raam zat, met min of meer nutteloze ledematen en een brein zo groot als een walnoot, en terugkeek op wat me hier gebracht had, bedacht ik dat mijn lichaam misschien méér was dan een scorebord dat registreerde wat er in mijn geest was misgelopen. Had ik het zo bont kunnen maken als ik van meet af aan anders met mijn lichaam was omgegaan?

Waarom burn-outs nu een groter probleem zijn dan ooit

Daarvóór zou ik dat nooit hebben geloofd. Ik zat niet slecht in mijn vel. Het leek er eerder op dat ik er helemáál niet in zat. Ik was weinig met mijn uiterlijk bezig en diëten vond ik kul. En het laatste waar ik mijn hoofd over wilde breken, was nadenken over mijn lichaam: dat vond ik iets voor ijdele sportschooltypes.

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)

Het idee dat je móét kiezen tussen Proust of proteïneshakes is mooi beschreven door de filosoof Damon Young. In zijn boek leidt hij het stereotype van de hersenloze fitnessheld terug tot Plato, voor wie de geest het ‘ware zelf’ was en het lichaam slechts ‘neerdrukkend,’ en tot René Descartes, die het lichamelijke al evenzeer wantrouwde. Tel daar twee millennia bij op en je hebt een stevig verankerd dualisme.

Die scheiding van lichaam en geest is dus bepaald niet nieuw. Wel nieuw zijn het stijgende opleidingsniveau en de waarin werk steeds vaker mentaal in plaats van manueel is en technologie fysieke arbeid en fysiek contact steeds minder noodzakelijk maakt - ontwikkelingen die het dualisme volgens Young in de hand werken.

Ook nieuw is de mate waarin we ontevreden zijn over ons lichaam. The Oxford Handbook of the Psychology of Appearance (2012) stelt dat het typisch is dat ‘tussen 55 en 75 procent van de vrouwen zich ontevreden toont met hun Onderzoek suggereert dat deze ontevredenheid gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw sterk is toegenomen. Psychology Today voerde in 1972, 1985 en 1996 geruchtmakende studies uit: was in 1972 23 procent van de (Amerikaanse) vrouwen en 15 procent van de mannen ontevreden, in 1996 was dat respectievelijk 56 procent en

Zijn er nog andere oorzaken?

Die dualiteit en ontevredenheid komen terug in de toename van plastische chirurgie en eetstoornissen. Daarbij is met name anorexia nervosa wel beschreven als een extreme variant van mind over matter (geest boven materie).

Psychoanalist Hilde Bruch vatte in haar baanbrekende boek The Golden Cage uit 1978 het ideaal als ‘geest boven lichaam.’ Op een pro-anorexiablog een bezoeker onlangs: ‘Ik train mijn brein om honger te herkennen als een prettig, haast euforisch gevoel en het helpt enorm!’ De titel van deze thread: ‘Mind over matter.’

Foto: Juuke Schoorl

Sinds de publicatie van het boek Holy Anorexia van Rudolph Bell in 1985 gaan er stemmen op dat religieuze ascese en anorexia wezenlijk op elkaar lijken. Ze delen een afkeer van het vlees en een heroïsche retoriek over de strijd tussen het hogere (de geest) dat het lagere (het lichaam en basale instincten) moet

Natuurlijk is er tussen slecht in je vel zitten en graag in je hoofd leven geen eenvoudig verband. Oorzaak en gevolg zijn onmogelijk vast te pinnen. Wel duiden beide verschijnselen op een groot en groeiend ongemak met ons lichaam.

Als je ergens ontevreden over bent, kun je twee dingen doen: je probeert het te veranderen, of je keert je ervanaf. In het eerste geval kun je je al dan niet met Photoshop bij elkaar gedroomde ideaalbeeld proberen te bereiken middels chirurgie of crashdieet. In het tweede geval kun je besluiten dat alleen je geest je ware zelf is en je lichaam voornamelijk negeren. In beide gevallen is het devies in feite: mind over matter.

Mooie uren in mijn lijf...

In mijn geval beperkte mijn verhouding tot mijn lichaam zich tot desinteresse en een milde minachting. Soms stelde ik me zelfs voor hoe handig het zou zijn om lichaamsloos te kunnen leven. Weg met transport, voeding, verkoudheid - wat een tijdwinst zou dat zijn! Het kon me weinig schelen wat ik at en boven fysiek ongemak en vermoeidheid was ik (jong en kerngezond) natuurlijk ook verheven. Toegeven aan vermoeidheid gold als een knieval voor het lichaam.

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)

Die houding had veel voordelen. Ze stelde me bijvoorbeeld in staat om twee voltijdstudies naast elkaar te volgen, drie keer per week te rugbyen én te schrijven. Het vlees is enkel zo zwak (of zo sterk) als de geest! Als we tijdens de lange uren op kantoor onze vermoeidheid wegspoelen met koffie, enkel salades eten, of trainen voor die halve marathon, negeren we fysieke signalen. Het helpt ons te presteren. Je verlegt de grenzen van je kunnen door ze richting de grenzen van je willen te duwen. Dat ik iedere vakantie ziek was, nam ik voor lief, want ik was zo lekker Ik werd zo bedreven in het negeren van mijn grenzen, dat ik niet eens meer voelde waar die liggen. Ik vind vermoeidheid en spierpijn nog altijd prettig, omdat het tekens zijn dat ik mijn best gedaan heb.

Het lijkt erop dat ik me af en toe wel bewust was van de ontkoppeling tussen mijn hoofd en mijn lichaam. Zo schreef ik, begin twintig, in mijn dagboek: ‘Vandaag heb ik drie mooie uren in mijn lijf gehad.’ De rest van de tijd leefde ik bij implicatie enkel ‘in mijn hoofd.’

...tot het misging

Mijn burn-out kwam neer op een keiharde omkering van deze situatie. Niks mind, puur matter. Het leek alsof dat mijn lichaam, dat ik zo lang tiranniek behandeld had, nu wraak nam door niet langer te gehoorzamen. Ik was nergens toe in staat: lezen, schrijven, noch converseren. Een aantal vrienden droogt nog altijd de afwas met de theedoeken die ik, in moeizame blokjes van tien minuten, van kruissteekjes voorzag. Zintuiglijke indrukken kwamen veel te fel binnen. Een gesprek voeren voelde alsof iemand in mijn oor gilde; het lukte me soms niet om een zin van begin tot eind te volgen en ik keek dan naar de bewegende lippen en dacht alleen: o nee, straks moet ik iets terugzeggen. Als ik mijn ogen sloot, bevond ik me in een mentale ruimte zo groot als een luciferdoosje en waarin ik nog geen drie gedachten tegelijk kwijt kon. In plaats daarvan eiste mijn lichaam, met hartkloppingen, pijn en hyperventilatie, alle aandacht op.

Tijdens mijn burn-out, en de aanloop en nasleep daarvan, leek het alsof de connectie tussen mijn hoofd en lichaam soms ineens kon wegvallen

Het is onmogelijk om achteraf vast te stellen welke rol mijn lichaam precies speelde in deze instorting; maar het kantelpunt kwam tijdens een uitputtende fietsvakantie. Met mijn vader zou ik van het Italiaanse Alessandria naar Zwitserland fietsen. (Ongetraind de Alpen over? Tuurlijk, puur op wilskracht.) Het was 38 graden Celsius in de schaduw en als er regen viel, was die verdampt voor ze de grond bereikte. Halverwege de tocht lagen we ’s avonds ergens op het verschroeide gras te rusten toen mijn vader zei: ‘Wat gaat je hart tekeer.’ Het roffelen was duidelijk zichtbaar in mijn hals.


Geheel in stijl maakte ik de tocht af alvorens in te storten. Vervolgens kostte het me meer dan een jaar om die hartslag weer omlaag te krijgen. Natuurlijk was mijn fysieke uitputting niet de oorzaak - ik had al langere tijd stress over andere dingen - maar ze markeerde wel het begin van de grote vrije val. Het hele systeem was overbelast en het klapte helemaal in elkaar.

Tijdens mijn burn-out, en de aanloop en nasleep daarvan, leek het alsof de connectie tussen mijn hoofd en lichaam soms ineens kon wegvallen. Dat merkte ik helaas vooral als ik een trap afdaalde. In mijn scheenbeen staan nog steeds de roltraptandjes van Den Haag CS, maar ook op de stations van Arnhem en in Amsterdam stuiterde ik van een trap, net als thuis. Ik durfde niet meer op mijn lichaam te vertrouwen, werd bang om te fietsen.

Het waren niet mijn aanvankelijke kopzorgen, maar de fysieke reacties op mijn stress die me in paniek brachten - waarmee de vicieuze cirkel van hartkloppingen en slapeloze nachten rond was.

Hoe die cirkel te doorbreken?

In april 1946 - de Tweede Wereldoorlog was voorbij en verloren - veroorzaakte de Japanse schrijver Ango Sakaguchi een schandaal met zijn essay ‘De decadentietheorie.’ Daarin ageert hij tegen de samuraicode, die bijvoorbeeld stelt dat een rechtschapen oorlogsweduwe nooit een nieuwe man leert liefhebben. Zulke regels moesten voorkomen dat Japan verviel in Ango kenschetst de code als ‘een set van regels tegen de menselijke natuur, en het instinct.’ Behalve onmenselijk noemt hij hem zinloos, want het is onmogelijk om decadentie af te wenden. Zo zijn mensen nu eenmaal. ‘We vallen omdat we mensen zijn, het is puur omdat we leven dat we vallen,’ schrijft hij. Vallen is onontkoombaar, en het is zelfs noodzakelijk: ‘We moeten onszelf ontdekken, en redden, door zo goed te vallen als we

Foto: Juuke Schoorl

Ango pleit ervoor om - in plaats van onmenselijke codes - menselijke basisinstincten als leidraad te nemen. Het is namelijk de decadentie die de waarheid bevat en het is de val die de wederopstanding mogelijk maakt.

Ieder mens moet vallen. Natuurlijk raakte het me toen ik dit las, want vallen was precies wat ik gedaan had, letterlijk en figuurlijk. En ook ik was een illusie armer - de illusie dat mijn lichaam mijn geest te gehoorzamen had, en daarmee basta.

In het volgende deel van dit drieluik vertel ik hoe ik na mijn burn-out weer opkrabbelde, en waarom de aandacht die ik vanaf dat moment aan mijn lichaam ging besteden, averechts werkte. Want vallen is één ding; goed vallen is een tweede.

Verder lezen?

In onze prestatiemaatschappij is iedereen een marathonloper (maar waar rennen we heen?) Van Oscargenomineerden tot de marathon-manie en de afrekening met de zesjescultuur: onze tijd heeft ambitie en toewijding hoog in het vaandel staan. Dat is aanstekelijk, maar ook doodvermoeiend – we vieren rennen om het rennen, en komen intussen nergens echt terecht. Lees het verhaal van Lynn Berger hier terug Voor deze donkere dagen: een flinke dosis lust voor het leven Heddy Honigmann (Lima, 1951) is een gelauwerde en internationaal befaamde filmmaakster. Haar werk getuigt van een grote lust voor het leven. Nu wil ze een film gaan maken over de levenslust van honderdjarigen, maar het Filmfonds ziet haar plan vooralsnog niet zitten. Luister hier het interview terug