Wie naar het Belgische onderwijs kijkt, ziet de kiem van de tragiek van Brussel verklaard

David Van Reybrouck
Correspondent Revolutie in Indonesië
Luik, België. Foto: Chris Keulen / Hollandse Hoogte

België levert de meeste Syriëgangers. België heeft de grootste kloof tussen autochtone en allochtone jongeren. België lijkt zich vooral om andere zaken druk te maken. Dus: hoe die kloof te overbruggen en de gigantische ongelijkheid tegen te gaan?

In weinig EU-landen is de kloof tussen ‘autochtone’ en leerlingen zo groot als in België. In weinig EU-landen hebben mensen met een migratieachtergrond zoveel moeite om een baan te vinden. Uit geen enkel ander EU-land zijn zoveel Syriëstrijders vertrokken als België. Wist dan niemand dat?

Toch wel. Al meer dan tien jaar roepen sociologen dat het écht niet goed gaat met het Belgische onderwijs. Hoewel leerlingen van Belgische origine doorgaans goed tot zeer goed presteren in internationale tests, gaapt er een diepe kloof met kinderen en jongeren met een migratieachtergrond:

  • 28 procent van hen verlaat het middelbaar onderwijs zonder diploma.
  • 68 procent van hen is op zeventienjarige leeftijd minstens één keer blijven zitten.
  • Nergens elders in Europa blijven zoveel jongeren een jaar zitten.
  • Nergens elders in Europa is de segregatie tussen goed presterende autochtone scholieren en allochtone leerlingen zo groot als in België.

Een recent rapport van de Koning Boudewijnstichting liet er dan ook geen twijfel over bestaan: ‘Ons onderwijs slaagt er niet in om leerlingen met een migratieachtergrond op hetzelfde prestatieniveau te tillen als de andere leerlingen. […] Landen zoals Finland, Canada en in mindere mate Zwitserland en Nederland, bewijzen dat het mogelijk is om hoge prestaties te koppelen aan een beperkter gewicht van de sociaal-economische achtergrond.’

Een ander recent rapport, ditmaal van FOD Werkgelegenheid, voegde eraan toe dat ook ‘de arbeidsmarktparticipatie van personen van vreemde afkomst in België moeilijker verloopt dan in de meeste EU-landen.’

De gevolgen

En die achterstand is gewoon zichtbaar. De verpauperde buurten van Brussel behoren al jaren tot de allerarmste gemeenten van België. Als je er geboren wordt als kind van migranten, kan je maar beter niet te veel naar de statistieken kijken. Die tonen namelijk dat jouw generatie op school niet veel beter zal presteren dan die van je ouders. Dat weinigen hoogopgeleid zullen raken. Dat jouw leefwereld vele malen kleiner zal zijn dan die van een leeftijdsgenoot uit een rijke gemeente van Brussel. Dat jouw kansen op de arbeidsmarkt later vele malen geringer zullen zijn dan die van diezelfde leeftijdsgenoot: de gemiddelde werkloosheid in je gemeente draait immers rond de 30 procent, de jeugdwerkloosheid rond de 40 en in sommige buurten loopt die zelfs op tot 50 of 60

Als je er geboren wordt als kind van migranten, kan je maar beter niet te veel naar de statistieken kijken

Dergelijke percentages suggereren dat niet alles een gebrek aan wilskracht is, dat er structuren zijn waartegen het nu eenmaal lastig knokken is. Misschien ben je wel een van die jongeren die uit een gezin komt waar niemand werk heeft. En mocht je toch een baan krijgen, dan tonen de statistieken ook nog eens dat één op twee mensen met een migratieachtergrond, jij dus, genoegen moet nemen met laagbetaalde, onzekere jobs. Belgische sociologen spreken inmiddels van ‘etnostratificatie’: je afkomst bepaalt in welk segment van de arbeidsmarkt je belandt. Ik wil niet cynisch klinken, maar jouw beste kansen liggen in de schoonmaak, de bouw, het uitzendwerk en de horeca, niet in het verzekeringswezen, de ambtenarij of de

Of: ontsporing

Tenzij je voor een roekelozer bestaan kiest. De criminaliteit tiert welig in je buurt. Steeds meer lijkt die een vooropleiding tot religieus gemotiveerd geweld. Uit geen enkel andere Europees land zijn er proportioneel zoveel jongeren naar Syrië getrokken als uit België: 46 per miljoen inwoners. Ter in Frankrijk gaat het om 18 strijders per miljoen inwoners. In Nederland om 15, in Duitsland om 8, in Italië om 2.

Kelmis, België. Foto: Chris Keulen / Hollandse Hoogte

De Belgische hoogleraar Rik Coolsaet onderzocht de motivaties van Belgische Syriëstrijders en kwam tot de vaststelling dat de religieuze dimensie vaak van ondergeschikt belang is. Het gaat niet zozeer om lezen we bij hem, maar om ‘geïslamiseerde radicalen.’ In een aantal gevallen is hun religieuze radicalisering geen proces van maanden of jaren, maar hooguit enkele weken. De jongeren die zich bij Islamitische Staat aansluiten weten meer over carjackings dan

Natuurlijk moet er naar religieuze, etnische en culturele aspecten gekeken worden. Graag zelfs, want wat de cijfers over onderwijs, werk, mobiliteit, huisvesting aantonen is bikkelhard: de migranten leven in een ander België dan de rest. Niet in de wetten, maar wel in de feiten is er sprake van structurele segregatie, parallelle universa, feitelijke apartheid. En dat betekent dus: andere normen en waarden. En in sommige gevallen volkomen ontsporing.

Zo werden die andere kloven overbrugd...

Hoe heeft het zover kunnen komen? Het is toch niet de eerste keer dat België geconfronteerd wordt met een fundamentele breuklijn in zijn bevolking?

Toen het land zijn onafhankelijkheid verwierf in 1830, was dat dankzij een onwaarschijnlijke coalitie van paupers, burgers, aristocraten, priesters, vrijmetselaars, boeren en arbeiders die samen streden tegen de Nederlandse overheersing. ‘Eendracht maakt macht’ stond er in het wapenschild.

Ans, België. Foto: Chris Keulen / Hollandse Hoogte

Maar dat bleek algauw meer droom dan werkelijkheid. Want toen eenmaal de gemeenschappelijke vijand verdreven was, staken kolossale verschillen de kop op. Het conflict tussen proletariërs en fabrieksbazen laaide fel op na 1850, België was toen een van de meest geïndustrialiseerde landen van Europa. Tussen katholieken en liberalen gaapte al een eeuw een diepe, onoverbrugbare kloof over de verhouding tussen kerk en staat en de plaats van religie in de samenleving. Tussen Vlamingen en Walen is er sinds de negentiende eeuw strijd over talige, culturele en politieke rechten.

Hoe heeft men toen die grote spanningen kunnen ontzenuwen? De socioloog Luc Huyse heeft overtuigend aangetoond dat vaak bestond uit het proberen pacificeren van die drie grote, historische breuklijnen:

  1. De strijd tussen arbeiders en kapitalisten werd onderhandeld door het opstellen van sociale wetgeving en het verlenen van algemeen enkelvoudig stemrecht (in 1918 voor mannen, pas in 1948 voor vrouwen).
  2. De oude, confessionele tweespalt tussen katholieken en vrijzinnigen, een breuklijn die terugging tot de achttiende eeuw, werd voornamelijk beslecht door het Schoolpact van 1958 dat ervoor zorgde dat elke gezindte een eigen gesubsidieerd onderwijsnet kreeg: de katholieken kregen eigen scholen, naast die van de seculiere staat.
  3. De spanningen tussen Vlamingen en Walen tracht men sinds de jaren zestig beheersbaar te maken door het trekken van een taalgrens en een reeks staatshervormingen die bevoegdheden van het unitaire België naar de deelstaten overhevelen.

...en de huidige uit het oog verloren

Maar als België zich zoveel heeft beziggehouden met zijn grote, historische breuklijnen, waarom gaat het dan zo slecht om met die recentere wrijvingen? De reden is ontluisterend simpel: juist doordát het zich daar zo mee bezig heeft gehouden. Doordat het zozeer behept is met de wijze waarop macht en middelen langs oude breuklijnen verdeeld werden, en het angstvallig bewaken van wie wat gekregen heeft, is er nauwelijks oog voor nieuwe conflicten, zelfs wanneer die vele malen prangender zijn. Alsof er een vulkaan op ontploffen staat en men collectief naar oude steenlagen staart.

De spanningen tussen werkgevers en werknemers, de eerste breuklijn, zorgen nog zeer geregeld voor sociale onrust – weinig andere landen kennen zoveel stakingen als België - maar de werkloze, laagopgeleide allochtoon staat erbij en kijkt ernaar. Terwijl verplegers, ambtenaren en bedienden door de straten van Brussel marcheren voor betere pensioenrechten, mag hij of zij hooguit staan hopen op een karig betaalde baan als nachtelijke schoonmaker in de kantoorgebouwen van de hoofdstad, of als uitzendkracht in de uitzendsector waar de sociale bescherming vele malen precairder is. Misschien is de godsdienst wel zijn syndicaat. Of de haat.

We spenderen evenveel geld aan onderwijs als Finland, maar we boeken veel slechtere resultaten

De tweede breuklijn, die tussen katholieken en liberalen, werd weliswaar gedicht, maar vandaag zijn de dubbele onderwijsnetten mede verantwoordelijk voor de dramatische toestand van het onderwijs bij allochtonen. Katholieke scholen voor katholieke leerlingen? Echt niet langer: België is in verregaande mate geseculariseerd de voorbije veertig jaar. Vermenging alom dan? Verre van: terwijl in de steden als Brussel en Antwerpen de katholieke scholen disproportioneel veel witte leerlingen aantrekken, zijn migratiekinderen oververtegenwoordigd in het staatsonderwijs.

Toen ik daarover sprak met de Brusselse hoogleraar Dirk Jacobs, zei hij: ‘Het Schoolpact uit 1958 is een excuus geworden voor segregatie in het onderwijs vandaag. Ook al nemen veel scholen hun verantwoordelijkheid, kinderen met een migratieachtergrond zijn structureel ondervertegenwoordigd in het katholieke onderwijs. Bovendien, naast het katholieke en het staatsonderwijs zijn er ook nog eens scholen van steden en gemeenten. Dat zorgt voor een enorme geldverspilling. We spenderen evenveel geld aan onderwijs als Finland, maar we boeken veel slechtere resultaten.’

Tijd dus ook die kloof te overbruggen

En dan is er de meest gekende breuklijn, die tussen Vlamingen en Walen. De afgelopen decennia heeft dit land veel meer tijd, geld en energie gestoken in staatshervorming dan in samenlevingsopbouw. Ondertussen hebben we na zes diepgravende staatshervormingen zes parlementen, zes regeringen, 47 ministers en zes staatssecretarissen, dat alles voor een landje waar je met de auto in twee uur doorrijdt. De hoofdstad Brussel telt negentien gemeenten, zes politiekorpsen, één overkoepelende regering, één parlement en twee miniparlementjes, voor de Vlamingen en Walen, die dan nog eens een overkoepelend orgaan hebben met de onwaarschijnlijke naam de ‘Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.’ Eendracht maakt macht, welja.

Herstal, België. Foto: Chris Keulen / Hollandse Hoogte

En terwijl de Vlaamse nationalisten de bestuurlijke versplintering van Brussel volkomen terecht aanvechten, pleiten ze zelf voor meer bestuurlijke versplintering op het nationale niveau: hoe dat moet werken is niet geheel duidelijk. Hoe kan je samenwerking in Brussel eisen en ondertussen zelf de verdere verdeling van het land voorstaan?

Toen België anderhalf jaar lang geen regering had, zeiden buitenlandse journalisten me vaak lachend dat het toch een heerlijk absurdistisch bewijs was dat een land kon draaien zonder bewindsploeg. Ik heb dat altijd een misplaatste grap gevonden. Want de eerste slachtoffers van de strijd tussen Vlamingen en Franstaligen waren juist die individuen die zich met geen van beide groepen identificeerden: de allochtonen in de verpauperde steden van het land. De aanslepende regeringsonderhandelingen gaven hun nog meer het idee dat de Belgische politiek niet over hen ging.

Stel dat er in die tijd krachtdadig bestuurd werd? Stel dat er al langer een bereidheid was om de explosieve spanningen in de samenleving aan te pakken? Dat de fundamentele ongelijkheid in onderwijs en werk tot prioriteit werd uitgeroepen?

Dit land moet eindelijk leren niet alleen de barsten te dichten tussen de bevolkingsgroepen die hier al in 1830 waren, maar ook met die groepen die pas na 1960 kwamen.

Lees ook: