Met de dood van tandarts Staal uit Arnhem, een man die ons tot op relatief hoge leeftijd fluoridegebitjes in de mond bleef proppen, en een daaropvolgende verhuizing naar Amsterdam, sloeg mijn tandartsgeschiedenis op hol.

De laatste tandarts die ik bezocht, zat in een klein hok op de Ceintuurbaan. De tweede keer dat ik er was, stelde hij voor om niet één, niet twee, maar drie kiezen uit de rechterkaak te trekken. Het kon meteen, maar ik mocht er ook twee weken over nadenken. Met in het achterhoofd het gegeven dat hij bevriend was met iemand die over implantaten ging, verliet ik het pand, om er nooit meer terug te keren.

Ik volgde in die tijd de voetbalclub Vitesse, waarover ik uiteindelijk meerdere boeken zou schrijven. Wat ik daarin niet opschreef, was dat relatief veel spelers gebitsproblemen hadden.

‘Ze schrobben de bek niet,’ zei toenmalig persvoorlichter Ester Bal toen er op een ochtend een mondhygiëniste langskwam voor wat voorlichting. ‘Over flossen hoef je helemaal niet tegen ze te beginnen, dat vinden ze te veel moeite.’

Ze begon over Željko Petrović van RKC Waalwijk. ‘Die kwam hier laatst om zijn nieuwe tanden te laten zien. Hij had alles laten trekken en er een gebitje in laten schroeven.’

Een andere keer vertelde ze over de ontstekingen in de mond van de Deense spits Mads Junker. ‘Hij kon niet meer blaffen van de kiespijn. Die hebben we halsoverkop naar een tandarts in Nijmegen gebracht, die heeft alles gerepareerd. Mads was heel enthousiast na de driedubbele wortelkanaalbehandeling. Die vent heet trouwens Auw, lachen toch?’

Naar tandarts Auw

Een week na het consult in Amsterdam meldde ik me bij de Kliniek voor Mondzorg, een vierkant prefabgebouw op een industrieterrein in Nijmegen met flexwanden en systeemplafonds.

Niet gek ook. Bij de grootste tandartspraktijkinrichtingsbedrijven – een tandarts richt zijn praktijkruimte zelden zelf in – zit een standaard in het pakket. Geen mens die daar iets over zegt, bij de tandarts heb je – letterlijk – andere dingen aan je hoofd.

Foto’s: Jan Dirk van der Burg

Wat verder opviel in Nijmegen, was dat de behandelkamers in een halve cirkel lagen, waar een ‘doorloop’ achter lag. Tandarts-implantoloog Stephan Auw bleek een hartstochtelijk NEC-supporter die van vrienden ‘best wat om de oren had gekregen’ omdat hij de spits van de vijand had ‘opgelapt.’

Auw kwam uit een tandartsengeslacht, maar wist al vroeg dat hij de zaken wat commerciëler ging aanpakken dan zijn vader had gedaan. Weer die parallel met voetbal: tandartsen met maar één stoel vond hij amateurclubs. Met compagnon Van Grinsven holde – de een wat harder dan de ander – hij de hele dag van behandelkamer naar behandelkamer waar zijn assistentes de patiënten alvast ‘schoon’ hadden opgeleverd.

Ik lag in een stoel, aan het systeemplafond boven mijn hoofd hing een televisie die op RTL4 stond. Stefan vloog naar binnen, stelde een diagnose, verdween weer, kwam weer terug en redde twee kiezen die er tien jaar later nog steeds in zitten. Op de plaats van de derde kies plaatste Auw een implantaat.

Auw hield van Chinees eten. Ik kwam hem twee keer tegen in een Chinees restaurant – een keer op de Zeedijk in Amsterdam en bij Kwong Chow aan de Steenstraat in Arnhem, waar ze ook een systeemplafond hebben – waardoor bij hem het misverstand groeide dat ik ook van Chinees eten houd, hetgeen niet het geval is. Tijdens een behandeling had hij het relatief vaak over de ingrediënten van een goede nasi goreng.

Een paar weken geleden kreeg ik een brief waarin Auw schreef dat de praktijk was verplaatst naar een paar honderd meter verderop. Ze heette nu Mondzorgcentrum Takenhofplein, het logo was net als bij de Kliniek voor Mondzorg een kies.

Foto’s: Jan Dirk van der Burg

De alles-onder-een-dakformule

Bij mijn eerste consult in de nieuwe praktijk nam ik fotograaf Jan Dirk van der Burg mee. Terwijl er bij mij een vulling werd vervangen, vertelde Auw dat de irritaties tussen hem en Van Grinsven bij de Kliniek voor Mondzorg tot een climax waren gekomen.

‘Dat sluimerde al een paar jaar,’ zei hij, ‘ik wilde dingen, hij ging op de rem staan.’ Echt gezellig was het niet meer als ze elkaar op de doorloop troffen. Er zat niets anders op dan de praktijk te splitsen.

Hij begon met de helft van het personeel een paar honderd meter verderop opnieuw. Van de 28.000 patiënten had hij er 3.500 mee kunnen nemen. Auw, terwijl hij het gat in mijn kies uitboorde: ‘Er ligt nu een voorstel bij de geschillencommissie, want volgens mij kom je als je 28.000 door twee deelt op een ander getal uit. Vergelijk het met Google. Je begint met zijn tweeën aan een verhaal, dat wordt een gigantisch succes en als je niet meer door één deur kunt en de boel gaat opsplitsen zegt de een tegen de ander dat hij de helft van de kosten van de schuur waarin je bent begonnen wil vergoeden.’

Wilde je als tandarts geld verdienen, dan moest dat uit de breedte komen, dat hadden hij en zijn voormalig compagnon Van Grinsven sneller dan anderen in de gaten gehad. Ze vonden de ‘alles-onder-een-dakformule’ uit.

‘Een alles-onder-een-dakformule betekent dat je alles onder een systeemplafond hebt zitten,’ zei Auw, die opsomde wat hij daarmee bedoelde. ‘Algemene tandheelkunde, klikgebitten, implantaten, facings, bleaching, mondhygiëne… Noem het en het kan hier.’

De concurrentie in de regio bestond in de beginjaren vooral uit tandartsen met maar één stoel. Auw: ‘Ideaal.’

Maar nu zaten ze dus met twee megapraktijken met een alles-onder-een-systeemplafondformule op nog geen vijfhonderd meter van elkaar vandaan. Auw: ‘Minder ideaal.’

Het systeemplafond van Auw

Na het spoelen, de mond was weer fris, begon ik over het systeemplafond. ‘Wist je dat ik daar nog nooit over nagedacht heb,’ zei Auw. ‘Maar ik vind het schitterende plafonds. Ik vind systeemplafonds een frisse, zakelijke en hygiënische uitstraling hebben.’

Er was heel nadrukkelijk gekozen voor een huisstijl van knalrood en wit. Alles in Mondzorgcentrum Takenhofplein had die kleuren.

‘Het doet sommige klanten aan bloedend tandvlees denken, maar ik vind het een rustgevende kleurencombinatie. Vergelijk het met een voetbalclub. Wij zijn Mondzorgcentrum Takenhofplein, onze kleuren zijn rood en wit, ik wil dat overal in terugzien. Als ze bij de receptie een strik in het haar willen doen vind ik dat prima, als het maar een rood-witte strik is.’

Na afloop liep ik met hem over de doorloop, in de vijf behandelkamers lagen vier patiënten op hem te wachten.

Eentje lag in een broek vol vlekken lachend naar de televisie aan het systeemplafond te kijken. ‘Dat is een schilder,’ zei Auw. Hij begon over de ligging van de praktijk – naast een drukke rotonde – en de ramen waarop hij levensgroot een afbeelding van een frisse vrouw met een tandenborstel in een mond vol witte tanden had laten plakken.

‘Die man dacht: dat wil ik ook. Daarna klom hij van zijn steiger.’

De tandarts liep de behandelkamer in en zei: ‘Mijn naam is Auw, het gaat straks geen pijn doen.’

Foto’s: Jan Dirk van der Burg

Eerder onder het systeemplafond:

Welkom in Nederland onder het systeemplafond Het systeemplafond is Nederland in een notendop: saai, efficiënt en gemakkelijk om dingen in te verbergen. Samen brengen we het Nederland eronder in beeld. Het Nederland dat overal is, maar bijna altijd over het hoofd wordt gezien. Eerste stop: Hoogeveen. Lees de reportage hier terug